Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10692

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 december 2013

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

Kinderrechtencommissariaat - Aanbevelingen - Zorg en omkadering

kind
politiek asiel
illegale migratie
rechten van het kind
OCMW
asielzoeker

Chronologie

18/12/2013Verzending vraag
24/2/2014Antwoord

Vraag nr. 5-10692 d.d. 18 december 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent publiceerde de Vlaamse Kinderrechtencommissaris zijn rapport "Nood breekt wet. Kinderen op de vlucht: menswaardige oplossingen dringen zich op". Hierin tal van aanbevelingen.

De volgende vragen gaan over het belang , het welzijn en betrokkenheid van het kind in relatie tot de omkadering en de zorg.

1) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 8 van de Kinderrechtencommissaris om de voogden meer en beter te begeleiden en jongeren meer te informeren over de omgang met klachten over hun voogd? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze aanbeveling in? Zo ja, kan zij aangeven wanneer en hoe zij deze aanbeveling zal concretiseren?

2) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 12 van de Kinderrechtencommissaris voor krachtige maatregelen die de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW's) verplichten om een leefloonequivalent toe te kennen aan niet begeleide minderjarige vreemdelingen? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze aanbeveling in? Zo ja, kan zij aangeven wanneer en hoe zij deze aanbeveling zal concretiseren?

3) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 16 van de Kinderrechtencommissaris om voor kinderen van ouders zonder papieren dezelfde medische hulp te voorzien dan voor niet begeleide minderjarige vluchtelingen? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze aanbeveling in? Zo ja, kan zij aangeven wanneer en hoe zij deze aanbeveling zal concretiseren?

4) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 17 van de Kinderrechtencommissaris om voor de begeleiding van kinderen op de vlucht, vaak geconfronteerd met psychische trauma's meer gespecialiseerde kennis in te zetten, onder andere psychologisch en orthopedagogisch? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze aanbeveling in? Zo ja, kan zij aangeven wanneer en hoe zij deze aanbeveling zal concretiseren?

Antwoord ontvangen op 24 februari 2014 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1. De opvolging, ondersteuning en evaluatie van de voogden krijgt de nodige prioriteit van de dienst Voogdij. Immers, bij de erkenning krijgen de voogden een basisopleiding waarin verscheidene onderwerpen aan bod komen: opdrachten van de voogd, vreemdelingenrecht, opvangnetwerk voor NBMV, school, hoe opsporen van familieleden, het psychosociaal welzijn van deze jongeren, aandacht voor mensenhandel, medische follow-up. Jaarlijks moeten zij ook een multidisciplinaire en permanente opleiding georganiseerd door de dienst Voogdij of derden volgen. Op periodieke vergaderingen geeft de Dienst Voogdij aan de voogden informatie en kennis door die nuttig is in de uitoefening van hun opdracht. De voogden kunnen bij moeilijkheden altijd bij de dienst Voogdij advies inwinnen. Elke voogd heeft ook een persoonlijk onderhoud met de dienst Voogdij om zijn werk te evalueren en één van de richtsnoeren daarbij zijn de algemene richtlijnen die in december 2013 door de minister van Justitie zijn afgekondigd. Deze richtlijnen verduidelijken en harmoniseren het werk van de voogden. Het aangekondigde project van coaching en ondersteuning van nieuwe of onervaren voogden tot slot, is eveneens in een eindfase beland.

De dienst Voogdij zorgt ervoor dat de jongeren die klachten hebben over hun voogd op toegankelijke wijze bij hem terecht kan. De Dienst Voogdij treedt op wanneer zij via verschillende kanalen te horen krijgt dat een voogd slecht functioneert. In dat geval wordt de voogd uitgenodigd voor een bijsturingsproject. De jongeren zelf dan worden door de begeleiders in de opvangcentra over de klachtenprocedure ingelicht. Het is ook de bedoeling dat de dienst Voogdij alle jongeren op gesprek laat komen om hen nog meer te informeren en inlichtingen te bekomen in het kader van de evaluatie van de voogden. Let wel, er moet een goed evenwicht bestaan tussen de onafhankelijkheid van de voogd in het kader van zijn opdracht (art. 3, §3 Voogdijwet) en het toezicht dat de dienst Voogdij en de vrederechter mogen uitoefenen.

2. De Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) beoordelen de aanvragen van NBMV tot het bekomen van maatschappelijk dienstverlening in toepassing van de bijstandswetten. Zij hanteren daarbij het subsidiariteitsbeginsel, dit wil zeggen dat jongeren die niet voldoende zelfstandig zijn om alleen te wonen en in aanmerking komen voor de gespecialiseerde opvang van de Bijzondere Jeugdzorg van de gemeenschappen, geen maatschappelijke dienstverlening in de vorm van een leefloon krijgen.

Jongeren zijn eerder gebaat met bijkomende initiatieven van ambulante ondersteuning, opvang bij pleegfamilies en kleinschalige opvangcentra. Zoals geantwoord op voorgaande parlementaire vragen, is dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de federale overheid, de gemeenschappen en de lokale besturen. Allen hebben ondertussen inspanningen geleverd om de opvang van NBMV structureel te verbeteren en te verwachten valt dat in de nabije toekomst nog bijkomende initiatieven nemen.

3. Er bestaat dus een onderscheid tussen de “dringende medische hulpverlening” verstrekt door de OCMW´s en de medische begeleiding aangeboden in het opvangnetwerk van Fedasil.

Het OCMW informeert het gezin bij een aanvraag om dringende medische hulp over de materiële opvang (inbegrepen medische verzorging) in een federaal opvangcentrum, maar doen zij daar geen beroep op dan behandelt het OCMW de oorspronkelijke vraag. Het is daarbij wettelijk niet toegestaan om bijkomende bijzondere voorwaarden op te leggen dan de bestaande (onwettig verblijf, behoeftigheid en in het bezit van een attest dringende medische hulp) op te leggen. Het koninklijk besluit van 12 december 1996 bepaalt nergens op welke medische zorg mensen zonder wettig verblijf recht hebben. Het is aan de behandelende arts om te bepalen of de medische zorgverstrekking “noodzakelijk is om de lichamelijke en geestelijke integriteit van de persoon te beschermen”.

4) De materiële hulp waaronder medische en psychische begeleiding wordt aan NBMV door het OCMW in toepassing van de bijstandswetten of door het Agentschap verstrekt.

Het Agentschap of de opvangpartner heeft daartoe conventies met gespecialiseerde instellingen als vzw Solentra,. vzw Ulysse en Exil afgesloten en bijkomende initiatieven zijn te verwachten.

Opnieuw is een grote rol weggelegd voor de gemeenschappen. Naar luid van artikel 5, §1, I, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 zijn het immers de gemeenschappen die bevoegd zijn voor de bijstand aan personen, waaronder de jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale bescherming en de gerechtelijke bescherming, en het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen en wat het gezondheidsbeleid specifiek betreft, voor het beleid betreffende de zorgverstrekking in en buiten de verplegingsinrichtingen. De federale overheid is op dit vlak slechts bevoegd voor de organieke wetgeving alsmede voor een aantal aangelegenheden die de financiering of de ziekte - en invaliditeitsverzekering (bijvoorbeeld psychiatrische opnames van jongeren) betreffen. Voor dat laatste is de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bevoegd.