Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10412

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 18 november 2013

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken

Gemeenten - Financiële situatie - Inkohiering - Aanvullende belastingen - Roerende inkomsten - Intrestverlies - Voorschottensysteem

lokale financiën
lokale belasting

Chronologie

18/11/2013Verzending vraag
4/2/2014Antwoord

Vraag nr. 5-10412 d.d. 18 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik denk dat ongeveer elke nieuwsvolgende Belg op de hoogte zal zijn van de penibele financiële situatie van zowat elke Belgische gemeente. Redenen te over dus opdat de fiscus die belastingen int voor de gemeenten, daar op een correcte manier mee omspringt.

De penibele situatie van de steden en gemeenten heeft vooral te maken met de stijgende pensioenuitgaven die de lokale overheden zélf moeten dragen. Het is en blijft trouwens merkwaardig dat de federale overheid blijft aanvaarden dat de gewesten deze pensioenlasten kunnen blijven afschuiven op de federale schatkist, maar dat is een andere discussie.

Wat nu de door te storten belastingen betreft, is er -in tegenstelling tot wat vroeger wel al eens voorviel- , wellicht geen achterstand in de snelheid van inkohieringen door de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën voor aanslagjaar 2013. Zo werden er eind oktober van dit jaar al 3,5 miljoen aanslagen gevestigd.

De gemeenten ondervinden wel de grote gevolgen van de keuze van de FOD Financiën om eerst de mensen met een vooraf ingevulde aangifte te inkohieren: het gaat dan immers doorgaans om lagere inkomens, waarop geen of nauwelijks PB en dus ook geen of nauwelijks aanvullende gemeentelijke personenbelastingen wordt geheven.

Gemeenten krijgen die aanvullende belastingen pas drie maand na de inkohiering, waardoor ze -en ik heb het dan alleen over de Vlaamse gemeenten - eind dit jaar wellicht 200 miljoen euro minder belastingen zullen ontvangen hebben dan eind vorig jaar.

Uiteraard zullen ze dat geld wel in de loop van 2014 krijgen, maar voor de gemeenten betekent dit qua thesaurie wel een enorme tegenslag. Sommige gemeenten zullen niet anders kunnen dan bij de bank aankloppen voor overbruggingsfinanciering, en dat kost wel geld.

De Vlaamse gemeenten zijn al jaren vragende partij voor een goed voorschottensysteem (zoals dat voor de onroerende voorheffing in Vlaanderen bestaat), dat zorgt voor stabiele stromen in hun richting.

Voor de Staat hoeft dat geen probleem te zijn, want die beschikt al over het grootste deel van het geld door de betaling van de bedrijfsvoorheffing in het inkomstenjaar, dus een jaar voor het aanslagjaar. De schalen van de bedrijfsvoorheffing bevatten forfaitair 7 % aanvullende personenbelasting, of een burger nu in een gemeente met 0 % woont of in een gemeente die 8 % heft.

De Staat heeft bovendien niet alleen een thesaurievoordeel, bovendien rekent die ook nog eens 1 % administratiekosten aan aan de gemeenten!

Met het huidige systeem (gemeenten pas vergoeden na inkohiering, met bovendien ook nog mee terugbetalingen aan belastingplichtigen dan ze moeten bijbetalen) blijft het risico altijd bestaan dat de Staat het inkohieringsritme budgettair gaat sturen, omdat sneller inkohieringen voor de Staat ook snellere uitgaande kasstromen betekent.

Naast voormelde problematiek wil ik hier nog even terugkomen op de problematiek die is ontstaan doordat de fiscus dit jaar plots de roerende inkomsten -zeg maar huur- en standgelden- is beginnen belasten. Voor een stad zoals Geraardsbergen betekent dit een meeruitgave van 100.000 euro per jaar. Ik blijf erbij dat het niet correct is dat de ene overheid de andere belast, omdat dit per slot van rekening betaald moet worden door de burger en dus impliciet een belastingverhoging is.

Concrete vragen aan de geachte minister:

1) Is u van plan de gemeenten te compenseren voor het intrestverlies dat ze lijden door wat er is gebeurd, eventueel door de 1 % administratiekosten voor dit jaar te laten vallen?

2) Is u politiek bereid samen met de Verenigingen van gemeenten te werken aan een voorschottensysteem voor de aanvullende personenbelasting?

3) Erkent u dat de gemeenten, door wat er is gebeurd, ESR-matig een slechter saldo zullen noteren dan wat voor 2013 mogelijk zou zijn?

4) Klopt het dat het persbericht dat de FOD Financiën hierover op 3.11.13 heeft verspreid fout was, in die zin dat het blijkbaar toch niet de bedoeling is dat de gemeenten dit jaar een voorschot zouden krijgen ten bedrage van het gemiste bedrag?

5) Welke zijn de plannen van de geachte minister met betrekking tot de problematiek die is ontstaan in verband het taxeren van de roerende inkomsten (bijvoorbeeld staangelden voor marktkramers, huurinkomsten sportinfrastructuur, enz.) die de gemeenten innen? Over welke totaalbedragen aan mogelijke bijkomende fiscale aanslagen gaat het hier?

Antwoord ontvangen op 4 februari 2014 :

1) en 4) Ik heb aan mijn administratie de opdracht gegeven om het nodige te doen om voorschotten toe te kennen aan de gemeenten, voor dewelke de schommelingen in de inkohieringen resulteerden in minderwaarden op het vlak van de ontvangsten met betrekking tot de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.

Met dit initiatief van het toekennen van voorschotten, stelt de federale overheid de gemeenten in de mogelijkheid om hun financiële problemen op te lossen voor 2013. Bovenvermelde schommelingen, die ervoor gezorgd hebben dat er een verschuiving plaatsvond van ontvangsten van begrotingsjaar 2013 naar begrotingsjaar 2014, vloeien voort uit het feit dat de verdeling van de actueel ingekohierde inkomsten, substantieel verschilt van deze die gedurende de overeenkomstige periode van aanslagjaar 2012 werden ingekohierd. Het bedrag van deze voorschotten bedraagt 218 miljoen euro.

2) Op het structurele niveau heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven om vanaf 2014 een systeem van permanente voorschotten uit te werken. Elk jaar zal er dan een afrekening worden gemaakt om zo de stortingen aan de gemeenten opnieuw overeen te laten stemmen met de werkelijke fiscale ontvangsten.

3) Voornoemde verschuiving heeft om voor de hand liggende redenen gevolgen op het ESER- saldo.

5) Wanneer gemeenten verkrijgt die beschouwd worden als inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn deze aan de roerende voorheffing onderworpen. Er is geen verzaking of vrijstelling van roerende voorheffing voorzien ingeval de verkrijger (de gemeenten) van bovenvermelde inkomsten een aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersoon is.

De schuldenaar van de roerende voorheffing is de schuldenaar van de vermelde inkomsten. Hij moet een aangifte in de roerende voorheffing opmaken, de roerende voorheffing aan de bron inhouden en deze storten in de Schatkist, overeenkomstig de algemene regel die van toepassing is op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen.

Zoals mijn voorganger reeds heeft meegedeeld, heeft mijn administratie er geen bezwaar tegen dat de verkrijger de verplichtingen inzake roerende voorheffing in naam en voor rekening van de schuldenaar van de inkomsten in de roerende voorheffing vervult en dit in toepassing van een uitdrukkelijk mandaat (zie het antwoord op de mondelinge parlementaire vraag nr. 10141 gesteld door Volksvertegenwoordiger Kristien Van Vaerenbergh, CRIV 53, COM 438, blz. 30 e.v.).

Tenslotte verwijs ik het geachte lid naar het laatste lid van het eveneens door mijn voorganger verstrekte antwoord op zijn mondelinge parlementaire vraag nr. 5-831 van 31 januari 2013 met betrekking tot de budgettaire impact op de federale begroting van een eventueel wetgevend initiatief (zie Handelingen Senaat, Doc. 5-90 van 31.1.2013, blz. 20 – 21). Ik vind het evenmin opportuun om momenteel terzake een wetgevend initiatief te nemen.

De fiscale Administratie beschikt momenteel niet over gegevens hieromtrent.