Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10202

van Louis Ide (N-VA) d.d. 23 oktober 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

de "nuclear magnetic resonance" en de CT-scans

medisch en chirurgisch materiaal
medische diagnose
kosten voor gezondheidszorg
regionale verschillen

Chronologie

23/10/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Voorlopig antwoord (pdf)

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4100

Vraag nr. 5-10202 d.d. 23 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In februari 2012 stelde ik de minister een vraag inzake CT en NMR-scans (SV 5-5400). Omdat het antwoord hierop uitbleef, zette ik deze vraag november 2012 om naar een vraag om uitleg (VU 5-2638). De minister antwoordde toen dat ze mij weldra een gedetailleerd antwoord zou bezorgen met cijfergegevens. Intussen ontving ik dit antwoord nog steeds niet.

Vandaar dat ik hier mijn vraag herstel.

In antwoord op vraag om uitleg 5-1272 inzake NMR en CT-scans, de regionale verschillen hierin en de niet begrote meeruitgave als gevolg van een ingreep in de nomenclatuur, verschafte de geachte minister mij met enkele cijfers betreffende de gevallen van een CT- of NMR-scan in 2010 per voorschrijver.

Deze cijfers leidden tot de vaststelling dat niet de huisartsen, maar de specialisten de meeste CT- en NMR-scans voorschrijven (respectievelijk 76,6 %, 68,5 % en 77,7 % van de voorschriften kan toegewezen worden aan de Vlaamse, Waalse en Brusselse specialisten). Dit is een positieve algemene trend, maar toch viel op dat de Waalse huisartsen, in vergelijking met hun Vlaamse en Brusselse collega's, een groot aandeel innemen in het voorschrijven van scans (31,5 % voor de Waalse huisartsen ten opzichte van 23,4 % en 22,3 % voor de Vlaamse en Brusselse huisdokters). Wanneer we vervolgens naar de subgroepen voorschrijvers kijken, blijkt dat iedereen, dit wil zeggen zowel de huisartsen als de specialisten en dit in de drie gewesten, vaker CT-scans voorschrijven dan NMR-scans. Toch viel ook hier opnieuw op dat de Waalse huisartsen en specialisten in vergelijking met hun Vlaamse en Brusselse collega's veel vaker doorverwijzen naar een CT-scan in plaats van een NMR-scan (82,97 % van de Waalse huisartsen ten opzichte van 68,25 % en 79,50 % van de Vlaamse en Brusselse huisartsen en 80,10 % van de Waalse specialisten ten opzichte van 70,40 % en 74,47 % van de Vlaamse en Brusselse specialisten), terwijl de Vlaamse en Brusselse huisartsen en specialisten al relatief vaker doorverwijzen naar een NMR-scan (31,75 % en 20,5 % van de Vlaamse en Brusselse huisartsen ten opzichte van slechts 17,03 % van de Waalse huisartsen en 29,60 % en 25,53 % van de Vlaamse en Brusselse specialisten ten opzichte van slechts 19,90 % van de Waalse specialisten). Gezien de grote verschillen in uitgaven tussen de twee vormen van medische beeldvorming is een alert beleid uiterst belangrijk.

Hoe verklaart de geachte minister deze regionale verschillen? Wat gaat zij in deze budgettaire krappe tijden hieraan doen? Wat was het resultaat van de sensibiliseringscampagne gevoerd in 2010? Plant zij een bijkomende campagne specifiek gericht op het voorschrijfgedrag van de Waalse huisartsen inzake CT- en NMR-scans?