Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10125

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 oktober 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Golfstaten - Wapenexport

wapenhandel
Midden-Oosten
Bahrein
wapenindustrie

Chronologie

18/10/2013Verzending vraag
9/12/2013Herkwalificatie
9/1/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4449

Vraag nr. 5-10125 d.d. 18 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn antwoord op een schriftelijke vraag (5-9143) over de wapenexport in Europees kader naar de golfstaten, besluit de geachte minister met enkele zeer eigenaardige beschouwingen.

"Mijn algemene beoordeling is dat de situatie in de regio zeer onstabiel is en vaak onbevredigend op het vlak van de mensenrechten. Bij exportbeslissingen zijn derhalve voorzichtigheid en doorzicht aangewezen. Ons beleid moet stabiliteit bevorderen en tegelijk democratische vooruitgang bevorderen. Met betrekking tot de Golfstaten stel ik vast dat deze nooit aan de basis lagen van een groot conflict of een militaire agressie. De grensconflicten die bestonden tussen de Staten van de Samenwerkingsraad van de Golf werden geweldloos opgelost of lijken weinig vatbaar voor een gewapend conflict. Deze Staten zijn echter niet immuun tegen externe of interne gewapende bedreigingen. Denk maar aan de invasie van Koeweit door Irak of de verontrustende houding van Iran.

De chaotische situatie in Jemen toont ook aan dat extremistische groepen met banden met Al Qaeda in de regio actief blijven en klaar staan om te profiteren van de minste verzwakking van de regering om gewapenderhand de controle over delen van het land over te nemen.

De stabiliteit van deze regimes steunt zelden puur op de kracht van wapens, en zeker niet oorlogswapens. De bestuurders hebben een breder scala van sociale controlemiddelen tot hun beschikking, soms repressief van aard, maar vaak ook door het creëren van sociale cohesie door middel van een systeem van cliëntelisme en herverdeling."

Met andere woorden, de geachte minister ziet in zijn algemene beoordeling geen bezwaren voor wapenleveringen aan de Golfstaten om de volgende redenen:

- geen of beperkte geschiedenis van militaire agressie;

- externe gewapende dreigingen;

- interne gewapende dreigingen;

- de wapens die we leveren, liggen niet aan de basis van conflicten;

- de (oorlogs)wapens die we leveren, zijn maar een beperkte factor voor het in stand houden van de dubieuze regimes in de regio, andere repressieve en sociale controlemiddelen spelen een meer belangrijke rol in de onderdrukking van de bevolking.

Naast het feit dat ik al zeer grote problemen heb met deze criteria en redeneringen, blijken ze ook weinig consistent en geven ze soms erg eigenaardige antwoorden bij toepassing.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoe rijmt de geachte minister deze beschouwingen met de bloedige onderdrukking van het volksprotest in Bahrein in 2011? Ik hoef hem er allicht niet aan te herinneren dat die andere bevriende golfstaat, Saudi-Arabië, daarbij een handje heeft geholpen en dat daarbij ook wapens van Belgische makelij zijn gebruikt. Vindt hij deze gebeurtenissen dan niet een voldoende aanleiding om de wapenleveringen aan deze landen op te schorten? Of duidt hij deze interventie als rechtmatige verdediging tegen een interne dreiging?

2) Hoe kan de geachte minister achter een beleid blijven staan dat de golfstaten voorziet van wapens terwijl in de geest van de Arabische Lente grote delen van de bevolking zich verzetten tegen deze autoritaire regimes? Is hij dan van mening dat dit soort wapenexportbeleid de stabiliteit en de democratische vooruitgang in de golfstaten bevordert?

3) Begrijpt de geachte minister mijn opvatting dat zijn redenering dat oorlogswapens maar een beperkte factor zijn voor in het in stand houden van deze regimes absolute en gevaarlijke onzin is? Dat deze wapens de stok achter de deur vormen? Dat Bashar Al-Assad en Kadhafi zich aanvankelijk ook vooral bedienden van andere sociale en repressieve controlemechanismen om hun machtsbasis te behouden? Is hij het ermee eens dat niet-democratische regimes sneller teruggrijpen naar het gebruik van wapens (tegen burgers) om hun machtsbasis te behouden? Acht hij de golfstaten hiertoe dan niet in staat?

4) Blijft de geachte minister, gelet op de ervaring in Libië, Mali en Syrië, bij zijn bemerking dat het wapenbeleid van de Europese Unie nooit aan de basis lag van grote gewapende conflicten in de regio? Is hij niet van oordeel dat de accumulatie en proliferatie van oorlogstuig conflicten voedt en verlengt?

5) De geachte minister haalt de verontrustende houding van Iran aan als een verantwoording voor wapenleveringen aan de golfstaten. Nochtans kent de Islamitische Republiek Iran geen voorgaande geschiedenis van agressie tegenover andere landen. Integendeel, het land werd en wordt voortdurend zelf geconfronteerd met reële bedreigingen en aanvallen van buitenaf, gaande van bombardementen tot een regelrechte invasie. Het democratische gehalte in Iran ligt bovendien een stuk hoger dan in de meeste van de andere golfstaten. Begrijpt hij dat dit argument met betrekking tot de golfstaten mij dus wel erg pervers in de oren klinkt?

Antwoord ontvangen op 9 januari 2014 :

In het kader van het Samenwerkingsakkoord van 2007 biedt de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken aan de Gewesten algemene analyses per land of regio indien ze daarom vragen. Deze analyses bieden objectieve en volledige beoordelingselementen op basis waarvan de Gewesten hun beslissingen kunnen baseren.

Met betrekking tot de Perzische Golf regio blijft de beoordeling die ik zes maanden geleden gaf actueel: het gaat om een zeer onstabiele regio met een onbevredigende situatie in termen van mensenrechten. Gebaseerd op de voorbije vijftig jaar kunnen we vaststellen dat de betrokken landen niet aan de basis lagen van agressie-oorlogen en dat de schaarse grensconflicten die zich voordeden intussen opgelost werden. Deze regimes werden daarentegen wel op verschillende momenten geconfronteerd met interne of externe bedreigingen.

Ik denk dat deze korte samenvatting op een eerlijke manier de situatie in de regio beschrijft. Op deze basis komt het aan de Gewesten toe om te beoordelen of ze wapenleveringen al dan niet willen vergunnen. Mijn persoonlijk gevoel is dat het beleid dat op dit punt gevolgd wordt door België niet fundamenteel verschilt van dat van onze Europese of Amerikaanse partners.

1. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in het kader van de Arabische Lente in Bahrein, heeft de overheid zich geëngageerd om hervormingen door te voeren zoals aanbevolen in het Bassiouni-rapport. Het gaat over een reeks hervormingen en een nationale dialoog. Deze hervormingen gebeuren traag en zijn moeilijk uit te voeren. De EDEO moet een gemeenschappelijke EU- aanpak op poten zetten om in Bahrein de hervormingen en de mensenrechten te ondersteunen, en het draagvlak voor de aanbevelingen van het “Bassiouni Independant Commission of Inquiry” te ondersteunen.

2. Ik heb geen voorkeuren voor een bepaald wapenexportbeleid. Dat is een bevoegdheid van de Gewesten. De Arabische Lente heeft op een zeer verschillende manier de verschillende landen in de regio geraakt. De meeste Golfstaten hebben geen volksopstanden gekend, wat grotendeels verklaard wordt door de sociaal-economische kenmerken van deze landen . Enkel in Bahrein en Jemen braken opstanden uit met zeer verschillende karakteristieken. In Bahrein ging een sociaal conflict gepaard met een religieus conflict tussen een soennitisch minderheidsregime en een overwegend sjiitische bevolking.

3. Het is duidelijk dat niet-democratische regimes er toe neigen naar de wapens te grijpen wanneer alle andere middelen van sociale controle en repressie hebben gefaald. Het is ook waar dat de macht van de monarchieën in de Golf, die steunt op een religieus en tribaal legitimerings-systeem, complexer is dan bij de seculiere presidentiële dictaturen waarvan er enkele door de Arabische Lente omver werden geworpen. Dat gezegd zijnde, alle scenario's zijn mogelijk . Nogmaals, het is aan de Gewesten om deze elementen af te wegen en een beslissing te nemen.

4. Het Europese wapenexportbeleid wordt mijns inziens niet in vraag gesteld met betrekking tot de conflicten in Mali, Libië of Syrië . Het Malinese leger is gevormd en gedeeltelijk bewapend door westerse landen, maar we kunnen niet zeggen dat het land overbewapend is ten opzichte van zijn behoeften. Tevens werd geconstateerd dat het Malinese leger niet opgewassen was tegen de separatistische Toeareg- bewegingen en de islamistische groeperingen . Het militaire arsenaal in Libië en Syrië kwam voornamelijk uit Russische bronnen of andere niet-westerse landen. Ik ben het volledig eens met het feit dat een accumulatie van wapens soms destabiliserende gevolgen kan hebben. Maar in andere situaties kan het net de zwakte van een staat zijn die uitnodigend werkt voor agressoren . Elk geval is uniek en het is belangrijk om gebieden te identificeren die een risico inhouden. Het is in deze geest dat België deelneemt aan het Europese overleg en vergaderingen in het kader van het Wassenaar Arrangement.

5. Reeds onder de Sjah streefde Iran naar regionale hegemonie. Na de Khomeini-revolutie werd een messiaans religieus element aan deze Perzische ambities toegevoegd en toonde Teheran duidelijk aan zijn revolutionaire model buiten zijn grenzen te willen verspreiden. Deze situatie heeft de buren van Iran terecht bezorgd gemaakt en heeft ertoe geleid dat velen onder hen de Iraakse oorlog tegen Iran financierden. Iran is er inmiddels in geslaagd een sterke invloed op het nieuwe Iraakse regime te verwerven en levert belangrijke militaire steun aan het regime in Syrië, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Hezbollah. In Libanon is Hezbollah erin geslaagd om een staat binnen een staat te creëren, met inbegrip van een krachtige militie die, dankzij de hulp van Iran, beschikt over verschillende soorten raketten. In dit kader vermeld ik ook het Iraanse nucleaire programma waarvan alles wijst op een militaire finaliteit alsmede de ontwikkelingsprogramma's voor ballistische raketten. President Ahmadinejad legde ook regelmatig oorlogszuchtige verklaringen af. Ik hoop dat de nieuwe Iraanse regering een meer constructieve houding zal aannemen, maar op dit moment is het vooral duidelijk dat mijn gesprekspartners in het Midden-Oosten zijn zeer bezorgd over Iran.