Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10048

van Lies Jans (N-VA) d.d. 8 oktober 2013

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

Nationaal Kinderarmoedebestrijdingsplan - Lokale overlegstructuren

armoede
kind
OCMW

Chronologie

8/10/2013Verzending vraag
30/10/2013Antwoord

Vraag nr. 5-10048 d.d. 8 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een aantal maanden geleden stelde ik een schriftelijke vraag over het aangekondigd Nationaal Kinderarmoedebestrijdingsplan. De vraag ging onder meer over de vierde strategische doelstelling. Daarin wordt aangekondigd dat, in kader van horizontale en verticale partnerschappen, een overlegstructuur in het leven wordt geroepen om lokaal OCMW's, scholen, kinderdagverblijven en armoedeverenigingen te laten samenwerken.

Op mijn vraag hoe deze overlegstructuur gefinancierd zal worden, antwoordde de geachte staatssecretaris het volgende:

"Op dit moment onderzoek ik hoe de overlegstructuren in de praktijk opgestart kunnen worden. In dit kader worden ook verschillende opties voor de financiering bekeken. Gelet op de budgettaire beperkingen waarmee de federale overheid geconfronteerd wordt moeten we creatieve oplossingen zoeken om projecten te financieren."

Op de vraag naar de concrete werking, structuur en de bevoegdheid van het overlegorgaan, antwoordde de staatssecretaris dat de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW's) daarin een "coördinerende rol" zouden spelen. We vernamen verder dat het de "bedoeling is dat de OCMW's verschillende actoren samenbrengen, zoals scholen, kinderdagverblijven en armoedeverenigingen."

Vandaag worden we via de pers, nog maar eens, geconfronteerd met een fenomeen van stijgende armoede bij (niet alleen) kinderen. Uiterst schrijnend is het feit dat bepaalde scholen te maken krijgen met leerlingen die met een lege brooddoos naar school komen. Zo is kinderarmoede ineens bijzonder tastbaar en zijn de gevolgen ervan confronterend.

Juist nu en in deze situatie kan een lokaal overlegorgaan zijn nut bewijzen. Vandaar mijn opvolgingsvraag.

1) Hoever is het onderzoek naar de praktische opstart van zulke overlegorganen gevorderd ?

a) Is in een concreet tijdschema voorzien voor dit onderzoek?

2) Is er al een concrete oplossing voor de financiering ervan?

a) Indien ja, wat houdt deze juist in?

b) Indien neen, is er een tijdskader binnen hetwelk een oplossing moet worden gevonden ?

3) Hebben de concrete structuur, werking en bevoegdheid van zulke organen al vorm gekregen?

a) Indien ja, hoe ziet deze eruit?

b) Indien neen, werd in een specifiek tijdskader voorzien?

Antwoord ontvangen op 30 oktober 2013 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1 en 2. De armoedecijfers voor wat kinderen betreft zijn in België niet rooskleurig. Er zijn diverse bronnen die dezelfde tendens aangeven en ik ervaar dit ook zelf tijdens mijn bezoeken op het terrein. De nood aan coördinatie van beleid is groot. Het kinderarmoedebestrijdingsplan is in die zin een voorbeeld van afstemming van het beleid. De actie rond de oprichting van de lokale overlegplatformen werd door Openbaar Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s) in het actieplan opgenomen.

Ik zal me dan ook engageren om de OCMW’s aan te moedigen om lokaal overlegstructuren op te starten waar OCMW’s, met onder andere scholen, kinderdagverblijven, armoedeverenigingen, elkaar ontmoeten over kinderen in armoede binnen hun gemeente om te onderzoeken welke oplossingen op maat geboden kunnen worden. Ik ben overtuigd van de uiterst belangrijke preventieve rol die de OCMW’s op het terrein spelen. Bij de begrotingsonderhandelingen werd hiervoor een bijkomend budget van 2 miljoen euro voor het kinderarmoedebestrijdingsplan vrijgemaakt. Een concreet tijdsschema wordt nu uitgewerkt voor 2014, wanneer de middelen beschikbaar zullen zijn.

3. Wat de concrete structuur van de overleg platformen betreft ben ik van mening, zoals u kunt lezen in mijn antwoord op uw vorige vraag, dat de OCMW’s een coördinerende rol te spelen hebben binnen deze overlegplatformen. Een overlegplatform moet minstens drie taken uitvoeren: ten eerste sensibiliseren rond armoede en informatie verstrekken over bestaande hulpkanalen; ten tweede leerkrachten, zorgverstrekkers enz. ondersteunen en ten derde concrete hulpverlening aanbieden.