Vliegreizen - Korte afstanden - Beperking voor regeringsleden en administratie
reis
voertuig op rails
luchtvervoer
vervoer per spoor
minister
ambtenaar
vermindering van gasemissie
milieubescherming
Protocol van Kyoto
14/5/2008 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/6/2008) |
4/6/2008 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-978
De Nederlandse Tweede Kamer wil dat ministers en Rijksambtenaren bij dienstreizen tot vijf honderd kilometer voortaan de trein pakken. De Tweede Kamer omarmde dinsdag een motie die dit bepaalde.
Vorig jaar werden 24 000 vliegreizen gemaakt door de Rijksoverheid. Die worden wel klimaatneutraal gemaakt, in de vorm van een vergoeding voor de uitstoot van het broeikasgas CO2 om bijvoorbeeld bossen aan te leggen.
In de motie staat dat op kortere afstanden de (hogesnelheids)trein een goed alternatief is en dat de regering ervoor moet zorgen dat voor dienstreizen tot vijf honderd kilometer de trein wordt genomen. “Er zijn plaatsen binnen vijf honderd kilometer die geen treinverbinding hebben. Maar Parijs en Frankfurt vallen erbinnen”, zegt de motie.
Verder wordt het aantal vliegreizen zoveel mogelijk beperkt.
Graag had ik dan ook een antwoord gekregen op de volgende vragen:
1) Wat doet men binnen de regering om het aantal vliegreizen te beperken en bestaan er bepaalde richtlijnen? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?
2) Is de geachte minister bereid om wat de kortere afstanden betreft, bijvoorbeeld minder dan vijf honderd kilometer, systematisch de verplaatsingen van ministers en medewerkers van beleidscellen alsook de federale administratie met de trein te laten plaatsvinden? Zo ja, hoe wordt dit opgelegd? Zo neen, waarom niet?
3) Welke andere maatregelen zullen getroffen worden om het milieu te vrijwaren wat betreft de vliegreizen van ministers, staatssecretarissen, leden van de beleidscellen en personeel van de federale administraties? Kan dit uitvoerig toegelicht worden en kan de timing aangegeven worden?
Ik verwijs het geachte lid naar het antwoord geleverd door de minister van Klimaat en Energie (schriftelijke vraag nr. 978).