Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-968

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 14 mei 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Internet - Anonieme meningsuiting - Vrijgeven van identiteitsgegevens in geval van schade aan derden

internet
eerbiediging van het privé-leven
persoonlijke gegevens
provider
Gegevensbeschermingsautoriteit
vrijheid van meningsuiting

Chronologie

14/5/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/6/2008)
13/6/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-969

Vraag nr. 4-968 d.d. 14 mei 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse Hoge Raad besloot in een zaak van een Tilburgse postzegelhandelaar tegen een internet-provider dat internetaanbieders de identiteit van klanten mogen bekendmaken als deze schade berokkenen aan derden. De Hoge Raad bevestigde daarmee eerdere vonnissen van het gerechtshof en de rechtbank.

Een postzegelhandelaar op het internet werd in 2003 beschuldigd van fraude door een anonieme internetgebruiker op een homepage bij Lycos. Deze handelaar die voornamelijk via de online veiling e-Bay handelt, zag daarop zijn omzet dalen. Omdat het de postzegelhandelaar niet lukte om de naamloze maker van de website aan te spreken, richtte hij zich tot diens provider. Lycos wilde echter geen naam- en adresgegevens verstrekken, omdat de provider vond dat de privacy en de anonimiteit van de klant beschermd moest worden. De cassatie-advocaat van de internet-provider, stelde blij te zijn dat de Hoge Raad geen algemene norm heeft bepaald. Providers moeten elk geval op zijn eigen merites beoordelen en een belangenafweging maken. De uitspraak zou providers in een lastig parket brengen, aldus een woordvoerder. Je hebt als internetaanbieder ook een vertrouwensrelatie met je gebruikers. Als je hun gegevens afstaat en dat blijkt later onterecht te zijn dan heb je een probleem. De klant kan dan de provider aansprakelijk stellen.

Auteursrechtenorganisatie Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland (BREIN) is blij met de uitspraak. Volgens de auteursrechtenorganisatie gaat het om een principiële uitspraak. BREIN heeft aangekondigd om individuele aanbieders van illegale muziek, films en software op internet te gaan aanpakken.

Ook in ons land nemen de problemen hieromtrent steeds meer toe, zoals men kan merken aan de hand van diverse “kliksites” en “lastersites”.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. In welke specifieke gevallen kan in België de anonieme meningsuiting op het internet worden doorbroken (laster, valse informatie, piraterij van muziek, film, …) en kan de geachte minister dit uitvoerig toelichten? Volstaat de huidige wetgeving?

2. Hoe reageert hij op het standpunt van de Nederlandse Hoge Raad waarbij de identiteit van klanten moet worden bekendgemaakt als deze schade berokkenen aan derden? Zou in België een gelijkaardig geval van anonieme laster op het internet ten opzichte van een persoon of een bedrijf eveneens kunnen leiden tot de opheffing van de anonimiteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan u dit enigszins toelichten?

3. In hoeveel gevallen werd in België de anonimiteit op het internet opgeheven en moest de provider dus identiteitsgegevens vrijgeven en dit voor de jaren 2003, 2004, 2005 en de eerste semester van 2006? Over welke misdrijven en/of klachten ging het meestal?

4. Waar kan heden iemand terecht om de identiteit van klanten die concreet aantoonbare schade hebben veroorzaakt, te achterhalen?

5. Vreest hij niet dat het Nederlandse arrest de anonieme meningsuiting van de gebruiker op het internet in gevaar brengt en zou dit ook in de toekomst ook in België het geval kunnen zijn? Kunt u dit standpunt concreet en uitvoerig toelichten?

Antwoord ontvangen op 13 juni 2008 :

Ik heb de eer aan het geachte lid het volgende antwoord te verschaffen op haar vraag.

Elke behandeling van persoonlijke gegevens moet gebeuren met naleving van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, onder toezicht van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Krachtens artikel 29 van voornoemde wet, komt het de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toe om, op verzoek van de Wetgevende Kamers, adviezen te geven over elke vraag in verband met de toepassingen van de fundamentele principes over de bescherming van het privé-leven.

Het geachte lid wordt dus uitgenodigd om een dergelijk advies aan te vragen bij de Commissie.

Bovendien behoort het beheer van de elektronische communicatie tot de bevoegdheid van de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en valt de vervolging van inbreuken die gepleegd worden via internet onder de bevoegdheid van de minister van Justitie (schriftelijke vraag nr. 4-969).

De vraag moet dus aan hen worden gesteld.