Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-851

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 23 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Consignatieverzoek inzake BTW-boetes - Vrije toegang tot de rechter

BTW
geldboete
fiscaal recht
garantie
Deposito- en Consignatiekas
Europees Hof voor de rechten van de mens

Chronologie

23/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/5/2008)
15/5/2008Antwoord

Vraag nr. 4-851 d.d. 23 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

BTW-boetes lopen dikwijls zeer hoog op, in extreme gevallen tot een veelvoud van het patrimonium van een BTW-plichtige. In dergelijke situatie kan deze BTW-plichtige onmogelijk voldoen aan de vraag van de fiscus om de betwiste BTW en boetes in “zekerheid” te geven.

De administratie kan echter een consignatieverzoek instellen bij het hof van beroep, van zodra dat zij meent dat de rechten van de Schatkist in gevaar zijn. Het Europees Hof van de rechten van de mens oordeelde dat die maatregel de vrije toegang tot de rechter belemmert.

De wettelijke grondslag is terug te vinden in artikel 92 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe reageert de geachte minister op dit arrest?

2) Meent hij dat er tengevolge dit arrest wel degelijk soms sprake kan zijn van excessieve consignatieverzoeken?

3) Wat is de impact van de beslissing van het Europees Hof van de rechten van de mens omtrent het consignatieverzoek inzake de BTW op de vigerende consignatieregeling? Gaat hij deze regelgeving aanpassen of nieuwe richtlijnen laten uitvaardigen door zijn administratie?

Antwoord ontvangen op 15 mei 2008 :

Ik vermoed dat het geachte lid het arrest-Loncke van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) van 25 september 2007 bedoelt. Voornoemd arrest is gericht tegen artikel 92 van het BTW-Wetboek (WBTW) zoals dit van kracht was tot vóór de wijziging ervan door artikel 61 van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999).

In haar toenmalige vorm, bepaalde artikel 92, lid 2, WBTW, dat « wanneer het verzet tegen het dwangbevel is afgewezen, kan tegen de rechtelijke beslissing niet op geldige wijze enig rechtsmiddel worden aangewend indien het bedrag van de verschuldigde sommen niet in consignatie is gegeven binnen twee maanden na het verzoek dat de bevoegde ambtenaar bij aangetekende brief tot de belastingschuldige richt ». Het EHRM meende in voornoemd arrest dat deze bepaling uit het BTW-Wetboek in het concrete voorgelegde geval inderdaad ten onrechte de effectieve toegang van de belastingplichtige tot de beroepsrechter verhinderde.

Ingevolge de wijziging die voormelde wet van 15 maart 1999 aanbracht in de consignatieregeling voorzien door artikel 92, WBTW, is aan de kritiek van het EHRM ter zake tegemoetgekomen. De nieuwe tekst van artikel 92, WBTW heeft deze automatische belemmering immers opgeheven en laat de beroepsrechter toe om te oordelen over de gegrondheid van de door de BTW-ontvanger gevorderde consignatie of zekerheidstelling.