Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6905

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 9 februari 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

RIZIV - Gebouw in Hasselt - Renovatiewerken - Voorstudie - Naleving van de regelgeving betreffende overheidsopdrachten

Rekenhof (België)
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
overheidsopdracht voor werken
verbetering van woningen
openbaar gebouw
overheidsopdrachten

Chronologie

9/2/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/3/2010)
26/4/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6905 d.d. 9 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Voor het opmaken van de voorstudie, de selectie van de aannemers en de begeleiding van de renovatiewerken aan een gebouw te Hasselt deed het RIZIV een beroep op een ingenieurs- en architectenbureau. Voor die opdracht, die werd geraamd op 230.000 euro, werd 317.067,83 euro gefactureerd. In het 166ste Boek van het Rekenhof (blz. 378) wordt daarover opgemerkt: "Ook hier werd de opdracht, in strijd met de wet op de overheidsopdrachten, toegekend via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking en konden evenmin bewijzen worden voorgelegd die aantonen dat het beroep op de mededinging werd nageleefd." In een voetnoot op dezelfde bladzijde, maar over een andere RIZIV-opdracht, schrijft het Rekenhof nochtans: "De administrateur-generaal heeft een delegatiebevoegdheid om kandidaten te selecteren en opdrachten toe te kennen als het geraamde bedrag voor de opdracht zonder bekendmaking, 371.840,3 euro niet overschrijdt."

Zowel het geraamde als het gefactureerde bedrag blijft ruim onder die drempelwaarde van 371.840,3 euro.

Op welk punt was de toekenning van die opdracht in strijd met de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten? Het Rekenhof licht dit niet nader toe.

Heeft de minister hiernaar een onderzoek laten verrichten? Wat was het resultaat daarvan?

Antwoord ontvangen op 26 april 2010 :

In antwoord op uw vraag kan ik u het volgende meedelen :

1. Volgens de conclusies van het verslag van het Rekenhof in diens 166e Boek, meer in het bijzonder die welke betrekking hebben op de renovatiewerkzaamheden in het gebouw « Guffenslaan 33 » dat aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) toebehoort en in Hasselt is gelegen, lijkt het erop dat in het kader van de toewijzing van een studieopdracht aan een architecten- en ingenieursbureau één van de algemene principes met betrekking tot de gunning van overheidsopdrachten, namelijk het mededingingsprincipe, niet in acht is genomen.

In dit geval heeft het RIZIV echter, wegens ernstige veiligheidsproblemen in het gebouw « Torengebouw » (vorige locatie van de dienst) ook te Hasselt, een beroep moeten doen op de onderhandelingsprocedure, zonder de bekendmakingsregels bij het opstarten van de procedure na te leven.

Alarmerende rapporten in verband met de brandveiligheid in het « Torengebouw » hebben de verschillende bewoners van het gebouw ertoe verplicht het gebouw te verlaten; zelf heeft het RIZIV dringend zijn diensten tijdelijk, voor een periode van twee jaar, naar een oud gebouw van De Post moeten overbrengen.

Overeenkomstig artikel 17, § 2, c) van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten kan er voor alle overheidsopdrachten, leveringen of diensten een beroep worden gedaan op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, wanneer het dringend karakter voortvloeiend uit niet te voorziene gebeurtenissen niet toelaat de bij de andere procedures gestelde termijnen na te leven.

Die dringende noodzakelijkheid had in de documenten met betrekking tot de gunning van de opdracht aan het studiebureau uitdrukkelijk gemotiveerd moeten worden, wat niet is gebeurd.

2. Gelet op de maatregelen die het RIZIV ondertussen heeft genomen (interne audit, uiteengezet in het antwoord op de vragen nr. 4-6899 en nr. 4-6900) en het plan dat in werking is gesteld, heb ik het in dit geval niet nodig geacht een bijkomend onderzoek te voeren.