Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6770

van Franco Seminara (PS) d.d. 2 februari 2010

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Gsm - overmatig gebruik door de jeugd - Gevaren - Sensibiliseringscampagne - Identificatie van de nummers van minderjarigen - Sturen van reclame naar nummers van minderjarigen - Telecommunicatieoperatoren - Ethische code

mobiele telefoon
jongere
psychologische intimidatie
ongevraagde elektronische reclame
bewustmaking van de burgers
mobiele communicatie

Chronologie

2/2/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
11/3/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6770 d.d. 2 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

Een recente studie van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) dat een evaluatie maakt van het gsm-gebruik van jongeren tussen 6 en 18 jaar en van de eraan verbonden risico's bevat enkele besluiten waarover eens moet worden nagedacht.

Bijna twee op drie kinderen van 10 jaar en 92% van de kinderen van 12 jaar bezitten vandaag een gsm.

Er wordt vastgesteld dat een groot deel van de jongeren al problemen gehad heeft met gsm-toepassingen of -diensten. Zo hebben twee jongeren op vijf al ongevraagde betalende sms'jes gekregen, alsook abonnementen voor diensten waar ze niet om gevraagd hebben.

Het bezit van een gsm is uiteraard van groot belang omdat hij een essentiële rol speelt in de identificatie, de sociale erkenning en het beheersen van de informatietechnologieën, maar dat neemt niet weg dat aan het gebruik ervan risico's verbonden zijn.

Intimidatie en cyberpesterijen via de gsm komen veel voor. Dat gebeurt, onder meer, door de publicatie op het internet van vernederende en gewelddadige beelden.

Er wordt op de jongeren steeds meer druk uitgeoefend door reclameberichten en betaaldiensten via sms.

De aanpak van risico's als handelsmisbruiken of de oplichterij van minderjarigen via mobiele telefonie, mag niet worden onderschat. De gsm speelt een steeds grotere rol in de activiteiten van de jongeren als onafhankelijke verbruikers : betalingen, downloaden van inhouden, ...

Om dergelijke excessen te bestrijden, moeten er dus maatregelen komen die een betere omkadering van het gebruik van de gsm stimuleren.

In dat opzicht heb ik volgende vragen :

1. Kan worden gedacht aan de lancering van sensibiliseringscampagnes voor de ouders met het oog op een “telefoonopvoeding” over risico's verbonden aan financiële transacties, het beheer van de kosten, de persoonlijke veiligheid of omgangsvormen voor telefoongesprekken?

2. Wat denkt u van een veralgemening van de identificatie van de telefoonnummers die door jongeren worden gebruikt om de toegang tot bepaalde diensten te beperken? Ik denk bijvoorbeeld aan betaaldiensten, internationale oproepen, betalende sms'jes.

3. Vindt u het nuttig de ouders te verplichten een voorafgaande schriftelijke aanvraag in te dienen voor het verkrijgen van het paswoord dat toegang verleent tot een bepaalde dienst?

4. Wordt er gedacht aan een verbod op het sturen van reclame naar gsm-nummers die ingeschreven staan op naam van minderjarigen?

5. Kunt u ons tot slot meedelen hoever het staat met de oprichting van een commissie en een ethische code voor de telecommunicatieoperatoren?

Antwoord ontvangen op 11 maart 2010 :

1. Wat de sensibiliseringscampagnes betreft, bestaat er een jaarlijkse actie, genoemd Fraud Prevention Month, die toegankelijk is op de website van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie. De vormen van oplichting per SMS worden er ook geviseerd, in het bijzonder wat betreft de minderjarigen. De educatieve quiz die voor hen is bestemd kan op het volgende adres worden gevonden:

http://www.economie2.fgov.be/protection_consumer/complaints/fpm/home.asp?lg=nl

Bovendien heeft het Observatorium van de Rechten op het Internet recent een werkgroep opgericht rond de problematiek van de e-marketing gericht op de minderjarigen en een advies dat deze vraag behandelt, zou moeten worden uitgebracht.

2 -3. In antwoord op uw tweede en derde vraag met betrekking tot het opmaken van een telefoonlijst met niet bereikbare nummers van minderjarigen en de eventuele verplichting voor de ouders om een schriftelijke toelating te ondertekenen voordat de minderjarigen toegang krijgen tot sommige diensten, stel ik voor om eerst te wachten op de resultaten van de werkgroep die door het Observatorium van de rechten op het internet werd opgericht,.

4. Wat betreft het verbod op reclame naar GSM-nummers die werden geïdentificeerd als behorend tot minderjarigen, bevat ons wetgevend arsenaal reeds regels die een relatief hoog niveau van consumentenbescherming kunnen bieden op het vlak van reclame ten aanzien van minderjarigen.

4. 1. Op algemene wijze verbiedt de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna de WHPC genoemd) de oneerlijke handelspraktijken, dat wil zeggen deze die strijdig zijn met de professionele toewijding en die het economische gedrag van de consument tot wie zij zich richten, met betrekking tot een product of dienst, substantieel verstoren of kunnen verstoren. De handelspraktijken die substantieel het gedrag kunnen verstoren van een duidelijk herkenbare groep van consumenten die bijzonder vatbaar zijn voor de gebruikte praktijk of voor het product of de dienst waarop hij slaat om reden van hun leeftijd of hun goedgelovigheid, daar waar men van de verkoper redelijkerwijze kon verwachten dat hij dit gevolg zou voorzien, worden beoordeeld vanuit het oogpunt van het gemiddelde lid van deze groep. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de publicitaire praktijk die erin bestaat overdreven uitspraken te doen of die niet bestemd zijn om in de letterlijke zin te worden begrepen (art. 94/5, § 2, WHPC).

4. 2. Op meer gerichte wijze verbiedt artikel 14, § 1, van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij het versturen van reclame, in het bijzonder via SMS en MMS, zonder de voorafgaandelijke toestemming van de bestemmeling van het bericht. Deze regels gelden eveneens ten aanzien van minderjarigen, ook al kan men hier de vraag opwerpen van de geldigheid van hun toestemming.

4. 3. Tenslotte beschouwt de WHPC op een uitdrukkelijke manier als een in alle gevallen agressieve handelspraktijk, die dus verboden is, het feit in een reclame kinderen rechtstreeks aan te zetten om te kopen of hun ouders of andere volwassenen te overtuigen voor hen het product te kopen dat het voorwerp is van de reclame (art. 94/11, 5°, WHPC).

5. De Ethische Commissie voor de Telecommunicatie werd opgericht door het koninklijk besluit van 23 januari 2006 betreffende de samenstelling van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische communicatienetwerken. De leden werden aangesteld door het ministerieel besluit van 31 oktober 2006. De Commissie heeft sindsdien op basis van o.m. bestaande gedragscodes en van regels die in het buitenland bestaan, een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de ethische code voorbereid. Dit ontwerp heeft ondertussen de Europese toets ten aanzien van de regels “technische normen” doorstaan en is voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Dit advies wordt voor binnenkort verwacht. De Raad van State heeft een rapport uitgebracht dat momenteel wordt onderzocht door de Ethische Commissie.