Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6459

van Cindy Franssen (CD&V) d.d. 11 januari 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Federaal Plan Armoedebestrijding - Voorstel nr. 45 - Referentieadres voor daklozen

armoede
dakloze
domicilie
OCMW

Chronologie

11/1/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/2/2010)
26/3/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6460

Vraag nr. 4-6459 d.d. 11 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 4 juli 2008 werd het Federaal Plan Armoedebestrijding goedgekeurd door de Ministerraad. De regering kwam daarmee tegemoet aan een bepaling uit het federale regeerakkoord, waarin het er zich toe verbindt " een ambitieus plan uit te voeren inzake terugdringen van armoede en verhoging van de koopkracht, met voorrang aan de meest kwetsbaren van onze samenleving " (Federaal regeerakkoord, blz. 20). Een aantal van de negenenvijftig maatregelen die in het Plan werden geformuleerd, vallen onder de bevoegdheid van de geachte minister.

Dak- en thuislozen hebben vanzelfsprekend geen officieel adres. Dit probleem kan deels opgevangen worden door de aanvraag van een zogenaamd " referentieadres ". Via dit principe kunnen daklozen, naast andere personen die niet beschikken over een permanent adres, zich toch inschrijven in het bevolkingsregister. De dakloze kan het adres van een particulier persoon, of het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) waar de dakloze feitelijk verblijft, opgeven als referentieadres.

Op deze manier is het voor de dakloze mogelijk om briefwisseling of administratieve documenten te ontvangen. Bovendien neemt het ook een hindernis weg bij het verkrijgen van een aantal rechten, zoals werkloosheidsvergoedingen of het stemrecht, waarvoor een inschrijving in het bevolkingsregister noodzakelijk is.

Het is een oud zeer dat het verkrijgen van een referentieadres in de praktijk niet eenvoudig is.

Derhalve stelt het Plan, met betrekking tot het referentieadres voor daklozen, het volgende: " Rekening houdend met de miskenning van deze aanhoudende problemen, zullen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Maatschappelijke Integratie samenwerken om het gebruik van het referentieadres te verbeteren " (voorstel nr. 45, blz. 46).

Daarom had ik van de geachte minister graag het volgende vernomen:

1. Hoeveel personen maken in België gebruik van de mogelijkheid om een referentieadres aan te vragen? Graag kreeg ik een overzicht per doelgroep / categorie.

2. Hoeveel personen gebruiken het adres van een OCMW als referentieadres? Graag kreeg ik een overzicht per provincie, voor de jaren 2007, 2008 en 2009.

3. Hoeveel personen hebben bij het OCMW een aanvraag ingediend om het adres van het OCMW als referentieadres te mogen gebruiken? Graag kreeg ik een overzicht voor 2007, 2008 en 2009. Hoeveel van deze aanvragen zijn goedgekeurd?

4. Heeft de geachte minister stappen ondernomen om de oorzaken van de aanhoudende problemen met betrekking tot het verkrijgen van een referentieadres te achterhalen? Zo ja, welke? Kan zij een overzicht geven van alle problemen?

5. Welke maatregelen heeft zij genomen om de problemen met betrekking tot het verkrijgen van een referentieadres op te lossen?

6. Voorziet zij in een opvolging van de genomen maatregelen om de effectiviteit ervan te evalueren? Zo ja, op welke manier zal dit gebeuren?

7. Onder welke vorm werd de samenwerking tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Maatschappelijke Integratie omtrent de problematiek van het referentieadres georganiseerd? Heeft er overleg plaatsgevonden tussen de beide ministers? Zo ja, kan zij mij de verslagen van de overlegmomenten over dit onderwerp bezorgen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord ontvangen op 26 maart 2010 :

In antwoord op uw vraag, deel ik u mee dat de inhoud ervan tot de uitsluitende bevoegdheid behoort van mijn collega, de heer Philippe Courard, Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie.