Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-644

van Louis Ide (CD&V N-VA) d.d. 3 april 2008

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Nationale wetenschapinstellingen - Nationale kunstinstellingen - Budget - Taalgebruik

schone kunsten
personeel
federale wetenschappelijke en culturele instellingen
taalgebruik
begroting
muziek
dramatische kunst

Chronologie

3/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
7/5/2008Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-399
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-614

Vraag nr. 4-644 d.d. 3 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In een artikelenreeks van De Standaard kwam aan het licht dat het behouden van de nationale wetenschap- en kunstinstellingen één van de koninklijke prioriteiten is. Vele van deze federale instellingen liggen in Brussel en zijn een enorme troef voor deze stad. Mijn ervaring leert me dat in deze instellingen de taalwetten moeilijk worden nageleefd, hoewel deze ook door Vlamingen worden gefinancierd. Men zou dus toch mogen verwachten dat het gehele personeel van deze instellingen beide landstalen machtig is omdat zij op die manier België vertegenwoordigen als zijnde een land waar hoofdzakelijk twee gemeenschappen bestaan.

Ik had betreffende deze instellingen graag op volgende vragen een antwoord gekregen van de geachte minister :

1. Kan hij een lijst geven met de instellingen die allemaal onder deze vlag vallen ?

2. Waar zijn deze instellingen gelegen ?

3. Wat is het globaal budget voor deze instellingen ? En hoeveel is het budget per instelling ?

4. Bestaat er een taalkader voor deze instellingen ? Zo neen, wat is dan de verhouding tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in het hoger en het lager personeelskader voor ieder van deze instellingen ?

5. Hoe zit het met de raden van bestuur van deze instellingen en hun directies, hoe zijn die samengesteld en wordt ook hier ervoor gezorgd dat er een taalevenwicht is ? En op welke manier ? Worden de verslagen bijvoorbeeld opgesteld in het Frans en Nederlands ?

6. Bestaan er officiële erkende verenigingen ("Vrienden van… VZW"), gekoppeld aan de instellingen en welk karakter hebben ze ? Wat is hun voertaal en hoe communiceren ze, in welke landstaal ?

Antwoord ontvangen op 7 mei 2008 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.

1 en 2. De volgende federale wetenschappelijke instellingen (FWI) behoren tot mijn bevoegdheid als minister van Wetenschapsbeleid :

— het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de provinciën (ARA), gevestigd te Brussel;

— het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA), gevestigd te Brussel (Ukkel);

— het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), gevestigd te Brussel;

— de Koninklijke Bibliotheek van België (KBB), gevestigd te Brussel;

— het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK), gevestigd te Brussel;

— het Koninklijk Meteorologische Instituut van België (KMI), gevestigd te Brussel (Ukkel);

— de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG), gevestigd te Brussel;

— de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB), gevestigd te Brussel;

— het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA), gevestigd te Tervuren;

— de Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB), gevestigd te Brussel (Ukkel);

— het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA), gevestigd te Brussel.

3. De federale overheid neemt de lonen ten laste van het personeel van de FWI, trekt een dotatie uit voor de algemene werking van elk van de instellingen en bereidt voor en voert uit verschillende activiteiten met betrekking tot onderzoek en wetenschapsbeleid. De bedragen van de lonen en van onderzoek zijn jaarlijks globaal ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting onder programma 3 van de POD Wetenschapsbeleid. De dotatie is per instelling ingeschreven als volgt :

Basisallocatie

Instelling

Dotatie 2008

60 31 41 10

KBB

7 161 000

60 31 41 11

ARA

5 018 000

60 31 41 12

SOMA

1 336 000

60 31 41 13

KMI

3 301 000

60 31 41 14

BIRA

1 344 000

60 31 41 15

KSB

1 341 000

60 31 41 16

Gemeenschappelijke sector pool Ruimte

1 435 000

60 31 41 17

KBIN

7 385 000

60 31 41 18

KMMA

3 465 000

60 31 41 19

KMKG

5 143 000

60 31 41 20

KMSKB

4 260 000

60 31 41 22

KIK

1 316 000

Totaal

42 505 000

4. De vastgestelde taaikaders voor de hierboven vermelde FWI stelden volgende verhoudingen vast tussen Nederlandstaligen en Franstaligen :

— voor de leidinggevende functies in het ARA : 40 % N — 40 % F — 10 % tweetalig N — 10 % tweetalig F; 50 % N — 50 % F voor de overige betrekkingen (koninklijk besluit van 19 januari 2000);

— voor de leidinggevende functies in het koninklijk besluitIN : 40 % N — 40 % F — 10 % tweetalig N -10 % tweetalig F (koninklijk besluit van 22 november 1999); voor de overige betrekkingen : stelt de verdeling vast in absolute cijfers op basis van de vroegere personeelsformatie (koninklijk besluit van 5 februari 1998), met min of meer dezelfde aantal betrekkingen voor Nederlandstaligen en Franstaligen :

— wat betreft de andere FWI : de betrekkingen worden in taalkaders in absolute cijfers onderverdeeld op basis van de vroegere personeelsformatie (koninklijk besluit van 22 september 1995), volgens min of meer de volgende verhoudingen : 40 % N — 40 % F — 10 % tweetalig N — 10 % tweetalig F voor de leidinggevende betrekkingen; 50 % N — 50 % voor de overige betrekkingen. Uitgezonderd :

• in de KMSKB bekleden 56 % N en 44 % F de betrekkingen van niveau A die niet tot de leidinggevende functies behoorden en de betrekkingen behorend tot niveau B; 53 % N en 47 % F bekleden de betrekkingen van niveau's C en D;

• in het KMMA bekleden 60 % N en 40 % F de betrekkingen van niveau's C en D.

Nieuwe taalkaders dienen te worden vastgesteld waarbij procentueel wordt vastgesteld hoeveel betrekkingen dienen te worden voorbehouden aan Nederlandstaligen en aan Franstaligen.

5. Ik heb de eer er de aandacht van het geachte lid op te vestigen dat de federale wetenschappelijke instellingen over geen rechtspersoonlijkheid beschikken. Het zijn specifieke diensten van het algemeen bestuur van het Rijk conform artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. Uit dien hoofde en net als de centrale diensten waaronder zij ressorteren, zijn zij onderworpen aan de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, maar beschikken zij niet over een raad van bestuur omdat zij noch overheidsbedrijven noch instellingen van openbaar nut zijn.

De algemeen directeur van de instelling wordt in zijn opdracht bijgestaan door een adviesorgaan, « wetenschappelijke raad » genoemd, dat, luidens artikel 7 van het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden moet bestaan. Wat de wetenschappelijke instellingen betreft waarvoor ik bevoegd ben, worden de notulen van de vergaderingen van dit orgaan in het Nederlands en het Frans opgesteld.

Er bestaat, nog altijd voor de wetenschappelijke instellingen die tot mijn bevoegdheid behoren, voor ieder van hen een beheerscommissie die, in het kader van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit (Staatsdiensten met afzonderlijk beheer), over een bepaalde beheersautonomie op financieel en materieel gebied beschikt. De beraadslagingen van dit orgaan worden eveneens opgenomen de notulen die in het Nederlands en het Frans worden opgesteld.

De personeelsleden van de instellingen zelf zijn overigens onderworpen aan wat is bepaald in de artikelen 43 en 43ter van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken met trappen en taalkaders goedgekeurd door de Koning na advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.

6. Bij de wetenschappelijke instellingen bestaan er een aantal verenigingen zonder winstoogmerk of stichtingen die hun in staat stellen aanverwante activiteiten op te zetten of gelden te verzamelen in het kader van de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek of van de permanente collecties.

Deze verenigingen moeten worden erkend door de algemeen directeur van de instelling om binnen die instelling te mogen werken en voor het overige blijven zij onderworpen aan de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen die een privaatrechtelijke wetgeving is. Het is dus niet aan het bestuur noch aan de wetenschappelijke instellingen zich met hun organisatie of beheer te bemoeien indien zij het bepaalde van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek naleven. Bovengenoemde erkenning verandert niets aan de juridische aard van de vereniging of de stichting. De regering beschikt niet over de bevoegdheid om « officiële » verenigingen op te richten of te organiseren.