Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6407

van Els Schelfhout (CD&V) d.d. 11 januari 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Wereldbank - Internationaal Monetair Fonds (IMF) - Vertegenwoordiging van België - Verslaggeving van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën

Wereldbank
Internationaal Muntfonds

Chronologie

11/1/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/2/2010)
11/2/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6407 d.d. 11 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Belgische Senaat heeft de resolutie (stuk nr. 3-1920/4 - 2006/2007) over het Belgisch beleid betreffende de hervorming van het bestuur en het beleid van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op 26 april 2007, ondertussen dus al een hele poos geleden, aangenomen.

In deze resolutie vraagt de Senaat aan de regering onder meer:

" 24. elk jaar uiterlijk op 30 juni bij het Parlement een verslag in te dienen dat de volgende gegevens bevat:

[...]

- de standpunten die België verdedigd heeft in verband met elk van de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking bij de Wereldbank en het IMF;

- de beslissingen die België genomen heeft in verband met de lidstaten van zijn kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF;

- de standpunten die België heeft ingenomen over de grote vraagstukken die door de International Financial Institutions (IFI's) besproken werden (bijvoorbeeld de bestrijding van de financiële speculatie);

[...]

25. het mogelijk te maken dat het Parlement de Belgische vertegenwoordigers bij die instellingen jaarlijks hoort, nadat bovenvermeld rapport door de bevoegde ministers is voorgelegd".

Deze werkwijze inspireert zich op de praktijk die al jaren toegepast wordt in Nederland.

Ondertussen zijn er een aantal nieuwe elementen.

In een artikel in het tijdschrift MO* van december 2009 citeert journalist John Vandaele een stem hierover op de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën: " We hebben een rapport over de Millenniumdoelstellingen gemaakt waar het Parlement amper naar om heeft gezien. We zijn dus weinig enthousiast om nog eens een ander verslag te maken. We hebben al werk genoeg. "

In het antwoord van de geachte minister van 24 augustus 2009 op schriftelijke vraag nr. 553 (Kamer, Schriftelijke vragen en antwoorden, QRVA 5274, blz. 42) van volksvertegenwoordiger Dirk Van der Maelen van 30 juni 2009 over ditzelfde onderwerp stelt hij " de organisatie van jaarlijkse hoorzittingen met de Belgische vertegenwoordigers bij deze instellingen, bij voorkeur na de jaarvergaderingen ", voor.

Mijn vragen:

1. Is het juist dat de FOD Financiën sinds de stemming van de vermelde resolutie het hierboven genoemde verslag met de opgesomde vereiste informatie niet jaarlijks tegen 30 juni heeft opgemaakt, noch de betrokken vertegenwoordigers van België heeft uitgezonden naar het Parlement voor een hoorzitting erover?

2. Zo ja, wat zijn hiervoor de redenen?

3. Wat is de mening van de geachte minister over de argumenten van de FOD Financiën, dat wil zeggen te weinig belangstelling van het Parlement en teveel werk, in het vermelde tijdschriftartikel om ook in de toekomst dergelijk verslag niet op te stellen?

4. Zal het gevraagde verslag tegen 30 juni 2010 in het bezit van het Parlement zijn?

5. Graag ingaande op zijn eigen voorstel voor een hoorzitting: welke datum in 2010 stelt hij voor een hoorzitting in het Parlement met de Belgische vertegenwoordigers bij de Wereldbank en het IMF te houden? Waarom heeft hij zelf als vervolg op uw voorstel van 24 augustus 2009 geen datum voorgesteld naar aanleiding van de einde september / begin oktober 2009 gehouden jaarvergaderingen in Istanbul?

Ik wil nog opmerken dat mijn vragen verslaggeving betreffen specifiek over de werkzaamheden van de Belgische vertegenwoordigingen bij de Wereldbank en het IMF, en niet in het algemeen over de werkzaamheden van de Wereldbank en het IMF zelf. Over de transparantie inzake de werkzaamheden van de Wereldbank en het IMF zelf meldt u in uw antwoord aan Kamerlid Van der Maelen trouwens terecht een gunstige evolutie, hoewel Kamerlid Van der Maelen hiernaar niet had gevraagd.

Ik bedoel met mijn vraag evenmin de in uw antwoord aan Kamerlid Van der Maelen vermelde:

- verslaggeving aan het Parlement over de Belgische bijdrage aan de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen;

- " ad hoc gedachtewisselingen van de Belgische vertegenwoordigers bij de Wereldbank en het IMF met het Parlement over recente beleidsontwikkelingen in deze instellingen en de Belgische standpunten aangaande bepaalde thema's ";

- " informatie door de Belgische beheerder bij de Wereldbank sinds 2002 verstrekt aan vertegenwoordigers van het middenveld over de discussies die plaatsgevonden hebben tijdens de vergaderingen van het Ontwikkelingscomité ".

Deze zijn stuk voor stuk verwante, doch andere dan de door mij bedoelde en de door de Senaat gestemde vormen van beleidsverantwoording.

Kan de geachte minister precies op de gestelde vragen antwoorden? Ik stel vast dat hij op een aantal subvragen van de heer Van der Maelen niet of ontwijkend heeft geantwoord.

Antwoord ontvangen op 11 februari 2010 :

Het geachte lid gelieve hierna een antwoord te vinden op de gestelde vragen :

1-2. Parlementaire resoluties zijn belangrijke middelen om de democratische rol van de volksvertegenwoordiging te vertalen in concrete beleidsadviezen en dragen bij tot een goed onderbouwd debat tussen regering en parlement. Ik stel dan ook dergelijke initiatieven op prijs en dit geldt eveneens voor de resolutie waarvan sprake in de vraag van het geachte lid.

Ik hoef er u echter niet op te wijzen dat een parlementaire resolutie aanbevelingen bevat aan de regering en bijgevolg niet rechtstreeks bindend is voor deze laatste. Het komt de regering, in casu de bevoegde minister, toe de opportuniteit van de uitvoering van de aanbevelingen te beoordelen.

Ik heb geoordeeld dat het opmaken van een verslag zoals gevraagd in de vermelde resolutie niet opportuun is, met name omdat ik mij vragen stel bij de relevantie van de gegevens die het verslag op basis van de resolutie zou moeten bevatten. Ik verklaar mij nader.

De resolutie vraagt in het verslag volgende gegevens op te nemen :

- alle door het IMF en de Wereldbank genomen beslissingen (inzake leningen, schuldverlichting, structurele aanpassing en armoedebestrijdingsbeleid) die betrekking hebben op de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking;

- de standpunten die België verdedigd heeft in verband met elk van die landen bij de IFI.

Het is niet duidelijk waarom precies en alleen over de partnerlanden moet worden gerapporteerd. Dit is des te meer het geval voor het IMF, dat geen ontwikkelingsmandaat heeft. Het onderscheid tussen beslissingen die wel of niet betrekking hebben op bepaalde landen is trouwens zeer moeilijk te maken : algemene beslissingen kunnen een invloed hebben op specifieke landen. Daarenboven worden de genomen beslissingen gepubliceerd op de websites van de Bretton Woodsinstellingen.

De resolutie vraagt verder in het verslag volgende gegevens op te nemen :

- de beslissingen die België genomen heeft in verband met de lidstaten van zijn kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF;

- de standpunten die België heeft ingenomen over de grote vraagstukken die door de IFI besproken werden (bijvoorbeeld de bestrijding van de financiële speculatie);

- alle gegevens over het bedrag, de aard en de aanwending van de fondsen die België aan het Fonds en de Bank heeft toegekend, om de geldstromen tussen de IFI en België transparanter te maken.

Ik herinner eraan dat de standpunten die België vertolkt in de Raden van Bestuur van het IMF en de Wereldbank, niet alleen het standpunt van België zijn, maar ook van de 9 andere leden van de kiesgroep. Verder geldt hier ook de opmerking die ik eerder maakte m.b.t. de partnerlanden.

De IFI werken rond tal van grote vraagstukken, al is het niet helemaal duidelijk wat hiermee precies wordt bedoeld. De besprekingen daarover zijn talrijk en het besluitvormingsproces continu en neemt vaak de vorm aan van deelbeslissingen in praktijkgevallen.

De fondsen die België bijdraagt aan de IFI nemen hoofdzakelijk de vorm aan van bijdragen in het kapitaal van de verschillende instellingen. De aanwending ervan kan bijgevolg niet per individueel bijdragend land worden opgesplitst. Verslag uitbrengen over de aanwending van de kapitaalmiddelen van de instellingen kan natuurlijk, maar dat veronderstelt een verslag over quasi alle activiteiten van die instellingen. Zulke verslagen bestaan : de jaarverslagen van de instellingen (tevens beschikbaar op de internetsites).

België verstrekt ook meer gerichte middelen, met name aan de Wereldbankgroep. Hierover wordt door het departement Ontwikkelingssamenwerking uitvoerig gerapporteerd in het jaarlijkse verslag over de Belgische acties met het oog op het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen waarvan lectuur dan toch aanbevolen kan worden in het kader van de in uw vraag vermelde resolutie.

3. De uitspraken in het tijdschrift MO* zijn voor rekening van degene die ze heeft gedaan. Het door de betrokkene veronderstelde gebrek aan belangstelling van het Parlement voor verslagen waarom het zelf heeft gevraagd, heeft echter geen enkele rol gespeeld in mijn beslissing betreffende de resolutie vermeld in uw vraag en zal dat ook in de toekomst niet doen.

4. Ik verwijs naar het antwoord op vragen 1 en 2.

5. De Belgische vertegenwoordigers bij de IFI zijn in het verleden steeds bereid geweest om in te gaan op uitnodigingen om deel te nemen aan door de Senaat georganiseerde hoorzittingen en hebben dat ook effectief gedaan. Zij zijn ook bereid dat in de toekomst te doen. De diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën zijn bereid mee te zoeken naar de meest gepaste datum voor zulke hoorzittingen. Maar het initiatief hiertoe moet vanuit de Senaat komen. Het is niet de taak van een minister of van zijn administratie om parlementaire hoorzittingen te organiseren.