Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6365

van Els Schelfhout (CD&V) d.d. 29 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

International Monetary Fund (IMF) - Wereldbank - Hervorming van de raden van bestuur - Standpunt van België

Economisch en Financieel Comité
Groep van meest geïndustrialiseerde landen
Internationaal Muntfonds
Overeenkomst van Bretton Woods
Wereldbank
ontwikkelingshulp

Chronologie

29/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 29/1/2010)
3/2/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6365 d.d. 29 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verneem dat het voor België alle hens aan dek is om zijn zetels in de Bretton Woods instellingen (BWI) te beschermen tegen hervormingsplannen die binnen de G20 zouden circuleren.

Ik heb hierover een aantal vragen:

1. Wat is het Belgische standpunt over de hervorming van het bestuur van de BWI's? Werd dit standpunt officieel meegedeeld aan de civiele maatschappij in België?

2. Hoe werden de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Ontwikkelingssamenwerking betrokken bij deze standpuntbepaling? Meer algemeen: hoe verloopt de samenwerking met de Belgische minister van Buitenlandse Zaken inzake het onderwerp van de hervorming van het bestuur van de G20? Wat is de precieze taakverdeling?

3. Aan welke officiële en informele vergaderingen over de hervorming van het bestuur van de BWI's heeft de geachte minister tot nog toe deelgenomen? Wie nam er voor rekening van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën nog deel aan deze vergaderingen? Wie nam er, desgevallend, deel voor rekening van de FOD's Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking?

4. Waarom kon Nederland wel en België geen lid van de G20 worden? Is het zo dat België door dit lidmaatschap te missen zijn lot niet meer in eigen handen heeft wat de zetelverdeling in de BWI's betreft? Op welke manier werkt België met Nederland samen om een gemeenschappelijk standpunt in de G20 voor te bereiden? Meent hij dat een sterkere samenwerking met Nederland aangewezen is?

5. Wordt binnen zijn standpuntbepalingen ook aandacht besteed aan een dringende betere vertegenwoordiging van het directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) in het bestuur van de BWI's? Gesteld dat België zich verplicht zou zien zijn vertegenwoordiging in de BWI's terug te schroeven door een beslissing binnen de G20, dan nog zal het ambtenaren kunnen blijven afvaardigen naar deze instelling, al dan niet op permanente basis. De bezorgdheid van een formele deelname aan deze vertegenwoordiging door DGOS is dus geenszins een achterhoedegevecht.

6. Wat vindt hij van onze mening dat het in het kader van het algemeen belang en vanuit ons wereldburgerschap toe te juichen is dat reuzen (qua bevolking en weldra ook qua economie) als Brazilië, India, China, Mexico, Pakistan, Vietnam en Indonesië een betere vertegenwoordiging zullen krijgen in de BWI's? En dat het vrij normaal is dat dit deels ten koste van de vertegenwoordiging van België en andere kleine Europese landen (Nederland, Zwitserland, en de groep van de Scandinavische landen) zal gaan, landen die tot op vandaag elk de leiding hebben van een van de vierentwintig zetels binnen zowel het International Monetary Fund (IMF) als de Wereldbank?

Antwoord ontvangen op 3 februari 2010 :

Het geachte lid vindt hierna een antwoord op haar vragen :

1. De discussies over de hervormingen in de BWI’s, met name het IMF en de Wereldbankgroep, zijn in volle gang en moeten dit jaar tot resultaten leiden. België is zich ten volle bewust van de noodzaak van de hervormingen en werkt actief mee aan het zoeken naar evenwichtige en rechtvaardige oplossingen. De nadruk bij de discussies ligt op de hervorming van de stemgewichten van de leden in de instellingen, rekening houdend met de gewijzigde economische realiteit. België is in dit kader bereid een deel van zijn invloed op te geven, op voorwaarde dat de herverdeling gebeurt op objectieve gronden en dat, zeer belangrijk, de armste landen bij de herverdeling niet benadeeld worden.

Dit onderwerp wordt ook door de overheidsvertegenwoordigers besproken met vertegenwoordigers van de civiele maatschappij, bij de contacten die zij hebben. Gezien de ingewikkelde en gevoelige aard van het onderwerp denk ik niet dat het raadzaam is om dit officieel mede te delen.

2. Zowel onze relaties met het IMF als die met de Wereldbankgroep behoren tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën, voor wat het IMF betreft in samenwerking met de NBB. Dit betekent niet dat er geen samenwerking is met de FOD Buitenlandse Zaken en Ontwikkelings-samenwerking. Met Buitenlandse Zaken wordt informatie uitgewisseld: via het netwerk van de Belgische ambassades worden wij op de hoogte gesteld van de standpunten van andere belangrijke partijen. Financiën geeft informatie over de Belgische standpunten, zodat onze buitenlandse vertegenwoordigers onze visie op correcte wijze kunnen vertolken bij bilaterale contacten. Met Ontwikkelingssamenwerking is er regelmatig overleg over alle belangrijke dossiers van de Wereldbankgroep.

De vraag over de hervorming van het bestuur van de G20 begrijp ik niet goed. De G20 is een informele organisatie, waarvoor als dusdanig geen formeel bestuurskader bestaat, alleen afspraken.

3. Een opsomming geven van alle formele en informele vergaderingen waaraan ikzelf of ambtenaren van de FOD Financiën deelnamen en waarop over dit onderwerp werd gepraat, is onbegonnen werk. Binnen de instellingen wordt het onderwerp besproken door het IMFC en het Development Committee, waarin ik zetel, en natuurlijk ook binnen de raden van bestuur. Op Europees niveau wordt het onderwerp besproken door de Raad Ecofin en binnen de werkgroepen die de Raad voorbereiden, met name het Economisch en Financieel Comité en haar subwerkgroep voor het IMF en aanverwante onderwerpen. Hierin zetelen voor België ambtenaren van de FOD Financiën en vertegenwoordigers van de NBB.

Zoals ik al vermeldde, wordt Ontwikkelings-samenwerking nauw betrokken bij de voorbereiding van de belangrijkste vergaderingen met betrekking tot de Wereldbankgroep (zoals het Development Committee en de voorbereidende vergadering van de Deputies). Vertegenwoordigers van Ontwikkelings-samenwerking maken ook deel uit van de Belgische delegatie bij de vergaderingen van het Development Committee en worden nauw betrokken bij de voorbereiding ervan.

4. België is geen lid van de G20. Nederland is dat trouwens ook niet. Nederland werd, net als Spanje, op ad-hocbasis uitgenodigd voor de meest recente vergaderingen van de G20 op het niveau van de Staatshoofden en van Regeringsleiders. Het is niet zeker dat dit in de toekomst ook het geval zal zijn.

Bij de voorbereiding van de G20-vergaderingen, moet België zich concentreren op de coördinatie van het Europese standpunt. Zoals u weet is de Europese Unie lid van de G20. België kan m.i. het best zijn belangen behartigen via deze Europese hefboom.

5. Wat betreft de vertegenwoordiging van DGOS in de BWI’s (Bretton Woods-instellingen), wijs ik op de eerste plaats op het onderscheid tussen het IMF en de Wereldbank. Voor het IMF, dat geen ontwikkelingsinstelling is, duidt de NBB de Belgische vertegenwoordigers aan. Aangezien de bevoegdheid voor het beheer van de relaties tussen ons land en de Wereldbank bij Financiën ligt, is het logisch dat de Belgische vertegenwoordigers worden aangeduid door de minister van Financiën, die Gouverneur is voor België bij de Wereldbankgroep. Ik heb al gewezen op de doorgedreven samenwerking met DGOS. Er kan dus niet worden beweerd dat DGOS geen inspraak heeft in de Wereldbankdossiers.

6. Ik deel uw mening dat, gelet op de gewijzigde en nog steeds evoluerende verhoudingen, landen die een groter gewicht krijgen in de wereldeconomie, ook een grotere stem moeten krijgen in de BWI’s. Ik herhaal dat dit niet ten koste mag gaan van de stem van de armste landen, die niet dezelfde adelbrieven kunnen voorleggen als sommige snel groeiende economieën.

Er dient ook een onderscheid te worden gemaakt tussen het stemgewicht, en de noodzakelijke herverdeling daarvan op objectieve gronden, en de vertegenwoordiging van de lidstaten in de organen van de instellingen, met name in de raden van bestuur. Alle lidstaten moeten vrij zijn om hun vertegenwoordiging zelf te bepalen. Zij moeten vrij zijn om met anderen samen te werken om een vertegenwoordiger aan te duiden. Dit principe met voeten treden en een bepaalde vertegenwoordiging opleggen zou ondemocratisch zijn en is wat mij betreft volstrekt onaanvaardbaar.

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de wijzigingen in de stemgewichten gevolgen zullen hebben voor de vertegenwoordiging van de landen die stemgewicht zullen verliezen. Wat de concrete gevolgen voor België zullen zijn, zal de toekomst uitwijzen. Maar ik zal het principe van de vrije keuze inzake vertegenwoordiging blijven verdedigen.