Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6042

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Seveso-richtlijnen - Milieuvergunningen - Noodplanningszones

ramp door menselijk toedoen
ongevallenpreventie
industrieel risico
chemisch ongeval
bedrijfsongeval

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
17/2/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4927

Vraag nr. 4-6042 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Zoals de geachte minister weet, wordt het al dan niet toekennen van een milieuvergunning voor industriële activiteiten beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Dat is natuurlijk ook het geval voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. De milieureglementering verplicht de exploitanten van een hoge drempel- Seveso-bedrijf om bij de milieuvergunningsaanvraag een veiligheidsrapport toe te voegen.

De Seveso-richtlijn legt voor deze bedrijfssites met een hoog risico veiligheidsvoorschriften vast. De Europese richtlijn werd omgezet in Belgische wetgeving via een wet over een samenwerkingsakkoord, daterend van 21 juni 1999, tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Deze federale wet werd met betrekking tot de noodplanningszones uitgevoerd door het ministerieel besluit van 20 juni 2008.

1. Wat is het doel en de strekking van het ministerieel besluit van 20 juni 2008 tot vaststelling van de criteria waarmee door de exploitant rekening moet worden gehouden bij het afbakenen van het gebied dat door een zwaar ongeval zou kunnen worden getroffen? Wat is de interpretatie van de verschillende in het ministerieel besluit vermelde zones, met name de waakzaamheidszone, de risicozone en de zone van direct gevaar? Welke zijn de maatregelen die binnen elk van deze zones moeten worden genomen, zowel preventief als in het geval van een calamiteit?

2. Kan de afbakening van de noodplanningszones, waarvan sprake is in het ministerieel besluit, aangepast worden aan gewijzigde omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van een bedrijf?

3. a) Wie berekent de afbakening van deze noodplanningszones?

b) Indien dat de exploitant is, zoals de titel van het ministerieel besluit doet vermoeden, kunnen deze door de exploitant zelf afgebakende noodplanningszones dan worden gebruikt als criterium voor het weigeren van een milieuvergunning aan deze exploitant?

c) Indien niet, mag de afbakening van een noodplanningszone dan in enig ander opzicht als criterium voor het al dan niet toekennen van een milieuvergunning worden gebruikt ?

d) Indien niet, is er dan enig ander verband tussen het al dan niet toekennen van een milieuvergunning en de afbakening van noodplanningszones?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2010 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. Het ministerieel besluit van 20 juni 2008 kwam tot stand in uitvoering van artikel 16 van het Seveso-samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, en heeft tot doel om de exploitanten van de Seveso-hogedrempelinrichtingen de criteria aan te reiken die hen moeten toelaten de noodplanningszones voor hun inrichting te berekenen. Die noodplanningszones geven de gebieden aan waar de gevolgen van een zwaar ongeval voor mens of milieu merkbaar zouden zijn.

De voormelde Seveso-noodplanningszones worden gevormd door drie te onderscheiden zones:

- zone van onmiddellijk gevaar: zone waar de effecten van het ongeval levensbedreigend kunnen zijn;

- risicozone: zone waar de effecten van het ongeval ernstige gezondheidsschade kunnen veroorzaken;

- waakzaamheidszone: zone waar de effecten van het ongeval kunnen worden waargenomen (bijvoorbeeld geurhinder). Bij gevoelige personen in die zone kan dit mogelijk leiden tot lichte, snel reversibele gezondheidseffecten.

De noodplanningszones maken deel uit van het veiligheidsrapport van de exploitant van een hogedrempelbedrijf. Dat veiligheidsrapport dient door de exploitant te worden opgesteld om enerzijds de ongevallen met zware stoffen in zijn bedrijf te vermijden (preventieve maatregelen) en anderzijds om aan te tonen dat de nodige maatregelen zijn getroffen om de gevolgen van mogelijke ongevallen in zijn bedrijf voor mens en milieu te beperken (reactieve maatregelen).

De maatregelen die in de afzonderlijke zones dienen te worden genomen zijn echter afhankelijk van een aantal variabele parameters: de aard van het ongevallenscenario, de betrokken gevaarlijke stof, enz.

2. De afbakening van de noodplanningszones maakt deel uit van het veiligheidsrapport (cf. supra), zoals opgelegd door artikel 12 van het voormelde Seveso-samenwerkingsakkoord. Aangezien elke wijziging van een installatie (bijvoorbeeld wijziging van de aard of hoeveelheden van de gevaarlijke stoffen, van de processen, enz.) door de exploitant dient aangegeven in een herzien veiligheidsrapport, is het mogelijk dat de noodplanningszones ten gevolge die wijziging(en) eveneens herberekend dienen te worden.

3. a) De exploitant van het betrokken Seveso-hogedrempelbedrijf moet de afbakening van de noodplanningszones, als onderdeel van zijn veiligheidsrapport, opstellen en indienen. De exploitant is vrij om de berekening zelf uit te voeren of hiervoor beroep te doen op een extern bureau.

b) Neen, de evaluatie van de afbakening van de noodplanningszones valt niet onder de milieuvergunningsprocedure. Bijgevolg kunnen de noodplanningszones niet aangewend worden in het kader van de milieuvergunningsprocedure.

c) Neen, zie antwoord b).

d) De milieuvergunningsprocedure staat los van de evaluatie van het veiligheidsrapport van een exploitant en bijgevolg ook van de beoordeling van de door de exploitant ingediende noodplanningszones. Beide procedures hebben immers een andere finaliteit.

In het kader van de milieuvergunningsprocedure gaan de gewesten na of het risico veroorzaakt door de nieuwe inrichting of de uitbreiding van een bestaande inrichting aanvaardbaar is ten aanzien van de omgeving, zijnde mens en milieu. De focus ligt met andere woorden op de toelaatbaarheid van een nieuwe inrichting of van de uitbreiding van de inrichting.

Bij een veiligheidsrapport, dat wordt opgesteld in uitvoering van artikel 12 van het voormelde Seveso-samenwerkingsakkoord, ligt de nadruk dan weer op het veiligheidsmanagement van de betrokken inrichting. Zoals eerder aangegeven, dient de exploitant in zijn veiligheidsrapport aan te tonen dat alle organisatorische en technische maatregelen zijn genomen om de gevaren en de gevolgen van een zwaar ongeval in zijn inrichting respectievelijk te beheersen en te beperken.

Als dusdanig fungeert het veiligheidsrapport, en bijgevolg ook de noodplanningszones, als basis voor het opstellen van de noodplannen met betrekking tot de betrokken Seveso-inrichting.

Enerzijds wordt op basis van de informatie uit het veiligheidsrapport door de exploitant een intern noodplan voor het betrokken Seveso-bedrijf opgesteld. Het intern noodplan heeft tot doel om de gevolgen van een ongeval te beperken door hiervoor de nodige maatregelen binnen het bedrijf te voorzien.

Anderzijds zal de provinciegouverneur, met onder meer de gegevens uit het veiligheidsrapport, een extern noodplan opstellen. Dat bijzonder nood- en interventieplan (BNIP) heeft tot doel om de gevolgen van het ongeval voor mens en milieu te beperken door hiervoor de nodige maatregelen buiten het bedrijf te voorzien.

Kortom, het feit dat een risico aanvaardbaar is, betekent namelijk geenszins dat er zich geen ongeval in die inrichting kan voordoen. Anders gesteld: het feit dat een inrichting een milieuvergunning heeft verkregen, ontslaat die inrichting niet van de verplichting om haar veiligheidsmanagement op punt te stellen.