Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5985

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Openbaar vervoer - Strafbare incidenten - Evolutie

openbaar vervoer
geweld
lichamelijk geweld
vandalisme
misdadigheid
officiële statistiek

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
7/12/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4297

Vraag nr. 4-5985 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit een onderzoek in Nederland blijkt dat het aantal strafbare incidenten in het openbaar vervoer is in drie jaar tijd fors gegroeid. Geweld, bedreigingen, berovingen, ernstige overlast en vandalisme stegen vorig jaar in bus en tram met 33 procent. De vervoersbedrijven verwachten dit jaar een soortgelijke toename.

Een duidelijke reden voor de stijging van het aantal incidenten is bij onze Noorderburen niet te geven. Mogelijk is het personeel eerder bereid incidenten te melden door de ''toenemende aandacht voor onveiligheid in het publieke domein''.

Gezien het korte voorgaande kader:

1. Kan de geachte minister een overzicht geven van het aantal strafbare incidenten op het openbaar vervoer voor 2006, 2007 en 2008 (en evt voorlopige cijfers voor 2009)? Wanneer gebeuren deze incidenten voornamelijk?

2. Hoe evalueert zij deze evolutie?

3. Welke soort meldingen werden hoofdzakelijk geverbaliseerd?

4. Welke steden hebben duidelijk meer te kampen met incidenten op het open vervoer? Kan zij dit overzichtelijk staven? Zijn er systemen van reisverbod van toepassing voor 'probleemreizigers'?

5. Is zij tevreden over de samenwerking van de politiediensten met de bestuurders van het openbaar vervoer?

Antwoord ontvangen op 7 december 2009 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

Onderstaande tabel bevat het aantal door de politiediensten geregistreerde misdrijven met een bestemming van de pleegplaats die wijst op een voertuig van het openbaar vervoer, dit voor de pleegjaren 2006-2008. Gegevens voor 2009 zijn momenteel nog niet publiek.

Bestemming pleegplaats

2006

2007

2008

Trein

4 840

4 884

5 084

Tram

3 983

3 922

3 404

Autobus

2 835

2 795

2 918

Metro

1 572

1 473

1 481

TOTAAL

13 230

13 074

12 887

Onderstaande tabel geeft een onderverdeling naargelang het uur waarop het feit werd gepleegd.

Pleeguur

2006

2007

2008

0 – 6 uur

186

180

187

6 – 12 uur

2 461

2 594

2 663

12 – 18 uur

7 205

7 036

6 998

18 – 24 uur

3 378

3 264

3 039

TOTAAL

13 230

13 074

12 887

Onderstaande tabel geeft de TOP 10 van de meest voorkomende misdrijven.

TOP 10 misdrijven

2006

2007

2008

Diefstal en afpersing

9 795

9 298

8 965

Verdovende middelen

587

973

1 087

Misdrijven tegen de lichamelijke integriteit

764

816

795

Vreemdelingenwetgeving

402

421

567

Bedrogmisdrijf tegen de eigendom

362

267

220

Misdrijf tegen de openbare veiligheid

274

293

282

Misdrijf tegen de openbare trouw

241

179

219

Gewelddadige misdrijven tegen eigendom

191

183

181

Misdrijf tegen andere morele waarden en gevoelens

138

150

134

Overige

476

494

437

TOTAAL

13 230

13 074

12 887

Onderstaande tabel geeft de TOP 5 van de gemeenten met de meeste geregistreerde feiten.

TOP 5 gemeenten (pleegplaats)

2006

2007

2008

Brussel

3 220

2 883

2 889

Antwerpen

1 504

1 709

1 671

Schaarbeek

788

815

710

Sint-Gillis

778

756

669

Luik

901

616

572

Overige

6 039

6 295

6 376

TOTAAL

13 230

13 074

12 887

Ik wens te benadrukken dat deze cijfers de geregistreerde feiten omvatten die vastgesteld werden door de politiediensten (op het grondgebied België) en dus niet de totale gepleegde criminaliteit.

De schommelingen in de criminaliteitscijfers kunnen een weergave zijn van reële stijgingen of dalingen van bepaalde vormen van criminaliteit, maar kunnen ook sterk onderhevig zijn aan:

- de veranderingen in nomenclatuur over verscheidene jaren heen (bijvoorbeeld het invoeren nieuwe criminaliteitsfenomenen zoals informatica-criminaliteit);

- de veranderingen in federaal- en lokaal veiligheidsbeleid (prioriteitsstelling, pro-activiteit);

- de meldingsbereidheid van de bevolking;

- de registratiebereidheid van de politiediensten;

- het beleid van andere instanties (bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen).

Met andere woorden, de criminaliteitsstatistieken geven ons steeds slechts een gedeeltelijk beeld van de reële criminaliteit. De uitleg over de ontwikkeling van de criminaliteit moet dan ook telkens in de context waarin ze werd geregistreerd geïnterpreteerd worden.

Het is moeilijk om – voor alle politiezones of voor alle vervoersmaatschappijen- een tevredenheidsgraad op te stellen van de samenwerkingen tussen de politiediensten en de vervoersmaatschappijen voor wat betreft de veiligheidsproblemen (geweld, overlast). Wij zijn ons er evenwel van bewust dat de ontwikkeling van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid een verbetering vereist van de samenwerkingen tussen de diverse diensten die bevoegd zijn inzake veiligheid in het openbaar vervoer. Hiertoe zal er eind oktober een wetenschappelijk onderzoek worden afgerond over de ontwikkeling van een samenwerkingsmodel in de stations. Wij denken dat de aanbevelingen van dit onderzoek zullen kunnen worden verspreid tot alle vervoersmaatschappijen. Er is overigens een ruime verspreiding voorzien van de resultaten van dit onderzoek. Anderzijds, hebben wij vastgesteld dat er talrijke samenwerkingen zijn ontstaan tussen de politiediensten en andere diensten die bevoegd zijn inzake veiligheid in het vervoer.