Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5740

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Landsverdediging

Dragen van een hoofdoek - Diensten - Beleidscellen

ministerie
overheidsapparaat
ambtenaar
personeel op contractbasis
islam
kledingstuk
plichten van de ambtenaar
rondschrijven
verhouding kerk-staat
godsdienst
religieus symbool

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
12/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3736

Vraag nr. 4-5740 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Naar aanleiding van het bericht dat er bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie een nota zou circuleren met de aanbeveling om het dragen van een hoofddoek toe te laten, werden er in plenaire vergadering van 25 juni 2009 een aantal vragen gesteld over dit onderwerp. Het antwoord van de minister was echter vaagheid troef; hij stelde bovendien dat er daarover geen algemene richtlijnen bestaan en dat dit vraagstuk overheidsdienst per overheidsdienst bekeken moet worden.

1. Wat is uw standpunt over het al dan niet dragen door ambtenaren van een hoofddoek tijdens hun diensturen (en dit ongeacht of deze ambtenaren nu al dan niet in contact komen met het publiek of ongeacht het statuut dat zij hebben)?

2. Kan u mij meedelen, en dit voor elke dienst die onder uw toezicht staat en voor uw beleidscel, of er regelgeving bestaat die betrekking heeft op het al dan niet dragen van het hoofddoek tijdens de uitoefening van de dienst en zo ja, hoe deze regelgeving luidt?

3. Indien hierover nog geen regelgeving of geen duidelijkheid in de regelgeving bestaat, overweegt u dan maatregelen te nemen om hierover vooralsnog de nodige duidelijkheid te verschaffen voor de diensten die onder uw bevoegdheid vallen en zo ja, in welke zin? Indien u dit niet overweegt, waarom niet?

Antwoord ontvangen op 12 januari 2010 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door haar gestelde vragen.

Voor het antwoord op de vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vraag nr. 4-3731 gegeven door de minister van Ambtenarenzaken