Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5693

van Christine Defraigne (MR) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Justitie

Europese Unie - Zweeds voorzitterschap in het tweede semester van 2009 - Prioriteiten voor Justitie - Kaderbesluiten over de mensenhandel en de seksuele uitbuiting van kinderen - Analyse- Eventuele wijzigingen - Belgisch standpunt

Europese Unie
voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie
Zweden
mensenhandel
seksueel misdrijf
kind
kinderbescherming
computercriminaliteit

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
27/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4635

Vraag nr. 4-5693 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

De Zweedse minister van Justitie heeft voor de Europese afgevaardigden van de commissie Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken verklaard dat ze van de bestrijding van de mensenhandel een prioriteit zal maken tijdens het Zweedse voorzitterschap van de Europese Unie in het tweede semester van 2009. Een reeks bepalingen ligt voor bij de Europese Raad en ik had graag het Belgische standpunt over die teksten gekend.

De Europese Commissie heeft het kaderbesluit inzake bestrijding van de mensenhandel in maart 2009 voorgesteld. Ook een tweede kaderbesluit inzake de seksuele uitbuiting van kinderen moet nog worden goedgekeurd.

Wat vindt u van die twee documenten? Welke reële meerwaarde bieden ze voor de bestrijding van de mensenhandel ten opzichte van het bestaande juridische kader? Welke wijzigingen wenst België aan te brengen in die twee teksten?

Slaagt men erin de efficiëntie van de strafrechtelijke vervolgingen en de bescherming van de slachtoffers, vooral van kinderen, te verbeteren?

Is er in die documenten sprake van dat slachtoffers van mensenhandel die in overtreding zijn met de immigratieregels, niet zouden worden bestraft en dat er instrumenten zouden worden ingevoerd die zowel de onderzoekscapaciteit als de ondersteuning van de slachtoffers versterken? Is er sprake van de toepassing van een managementsysteem voor seksuele delinquenten (individuele diagnose, risico-evaluatie, therapie) en de criminalisering van sommige praktijken zoals het verleiden van kinderen via het internet (“grooming”) of seksueel misbruik op het net?

Is er ook sprake van een blokkering van de toegang tot internetsites met beelden van kindermisbruik?

Antwoord ontvangen op 27 januari 2010 :

I. Kaderbesluit inzake mensenhandel.

Dit voorstel van de Commissie, ingeleid op de Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ)-Raad van 6 april jongstleden, beoogt de vervanging van het kaderbesluit van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel teneinde het juridisch kader ter zake te versterken.

Het voorstel neemt gedeeltelijk de inhoud over van het Verdrag van de Raad van Europa van 16 mei 2005 ter bestrijding van mensenhandel, dat enkele positieve stappen inhield. Ten aanzien van het verdrag van de Raad van Europa houdt het ontwerp van kaderbesluit van de Europese Unie een reële meerwaarde in voor de volgende aspecten:

  1. het breidt het begrip uitbuiting (en dus indirect de definitie van mensenhandel) uit doordat de gedwongen bedelarij en de uitbuiting van personen met het oog op het begaan van criminele activiteiten tevens inbegrepen zijn;

  2. het versterkt de clausule inzake niet-vervolging of niet-bestraffing ten aanzien van de slachtoffers van mensenhandel voor handelingen begaan onder dwang (in ruime zin) en in directe samenhang met de mensenhandel waaraan zij ten prooi zijn gevallen;

  3. het omvat tal van bepalingen inzake vervolging (uitbreiding van de rechtsmacht; maatregelen die onderzoek en vervolging moeten vergemakkelijken, zoals de opleiding van de beroepskrachten of de terbeschikkingstelling van efficiënte onderzoeksmiddelen);

  4. het voert een regeling voor bijstand en ondersteuning van slachtoffers in, die aanvangt zodra een aanwijzing laat vermoeden dat het gaat om een situatie van mensenhandel, met bijzondere bepalingen voor minderjarigen;

  5. het voert een beschermingsregeling in het kader van het onderzoek en strafproces ten aanzien van de slachtoffers in, met tal van bijzondere bepalingen voor minderjarigen.

België beschikt over een gesofisticeerde wetgeving op het stuk van mensenhandel (het voorstel van de Commissie is overigens geïnspireerd op de Belgische en Italiaanse wetgeving, met name wat het aspect van de slachtofferbejegening betreft) en de aanneming van een instrument zou geen nieuwe aanmerkelijke verplichting scheppen. Het Belgisch standpunt tijdens de onderhandelingen over dit dossier is er dus in de eerste plaats op gericht dat de Europese tekst een meerwaarde en een hoogwaardige ambitie zou behouden.

De harmonisatie van de nationale wetgevingen van de EU-lidstaten bij de aanpak van deze vorm van criminaliteit en de middelen die ingezet moeten worden ter bestrijding ervan zal stellig leiden tot een efficiëntere vervolging omdat deze strafbare feiten in vele gevallen gepleegd worden door grensoverschrijdende netwerken en bijgevolg de participatie van de gerechtelijke diensten van verscheidene EU-lidstaten vereisen.

II. Kaderbesluit inzake seksuele uitbuiting van kinderen.

Dit voorstel van de Commissie beoogt de vervanging van het kaderbesluit van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, teneinde het juridisch kader ter zake te versterken.

Het voorstel is grotendeels ontleend aan de inhoud van het verdrag van 25 oktober 2007 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en misbruik, dat thans als de meest ambitieuze internationale norm terzake geldt.

Het ontwerp van kaderbesluit hanteert dezelfde meeromvattende benadering “vervolging, bescherming en preventie” en integreert:

  1. de vorderingen van de EU op het vlak van de gegevensuitwisseling betreffende de strafregisters, aangezien het instrument de verplichting inhoudt dat het verbod op de uitoefening van bepaalde activiteiten in verband met kinderen moet ingeschreven zijn in de strafregisters en uitgewisseld in het kader van het geïnformatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie tussen strafregisters (ECRIS), ingevoerd op grond van het kaderbesluit van 26 februari 2009;

  2. de nieuwe vormen van strafbare feiten waarbij gebruik gemaakt wordt van de informatie- en communicatietechnologieën, waaronder “grooming”;

  3. maatregelen inzake bijzondere bijstand en bescherming van kindslachtoffers, met name in het kader van de strafrechtspleging;

  4. de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om de blokkering van websites met kinderpornografie te gelasten;

  5. ten slotte bepalingen betreffende de evaluatie van de risico’s die de delinquenten vertonen en de invoering van interventieprogramma’s.

België stond van meet af aan achter de brede aanpak van de Commissie (vervolging – bescherming -preventie) en het belang van de integratie van het acquis van het Verdrag van de Raad van Europa in het juridisch kader van de Europese Unie. Ons land blijft waakzaam opdat de meerwaarde van deze aanpak in het instrument gehandhaafd blijft.

Beide instrumenten moeten echter opnieuw opgenomen worden in navolging van de inwerkingstreding van het Verdrag van Lissabon.