Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5653

van Christine Defraigne (MR) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Justitie

Internationale ontvoering van kinderen Child Focus Belgische Centrale Autoriteit voor internationale kinderontvoeringen Taken Verdeling van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden

vrijheidsberoving
kind
gemengd huwelijk
slachtofferhulp
Centrum voor Vermiste Kinderen

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
24/3/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3860

Vraag nr. 4-5653 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

Child Focus vermeldt op zijn website de rol die het kan spelen in het kader van een ouderlijke ontvoering, namelijk :

- aanwijzing van een case manager om de ouder van het onvoerde kind bij te staan in de behandeling van zijn dossier;

- omkadering;

- begeleiding tijdens de juridische procedures;

- steun bij de bemiddelingspogingen;

- contacten met de politie, het gerecht, de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken en de Centrale Autoriteit;

- indien nodig, financiële en/of logistieke hulp.

Kunt u mij zeggen hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden opgedeeld tussen Child Focus en de Belgische centrale autoriteit voor internationale kinderontvoeringen ingeval Child Focus een dossier van internationale kinderontvoering behandelt? Dat is in de praktijk blijkbaar niet duidelijk, met name voor de ouders die slachtoffer worden van een internationale ontvoering door de andere ouder.

De reputatie van Child Focus inzake een snelle en uitgebreide affichering van de foto van een kind na een verdwijning staat weliswaar buiten kijf, maar is dit systeem even efficiënt als het alarmsysteem dat Frankrijk in februari 2006 heeft ingevoerd, op basis van het Amerikaanse en Canadese model AMBER (America's Missing : Broadcast Emergency Response)? Dat systeem berust op een overeenkomst die is ondertekend door de minister van Justitie en de belangrijkste media, de grote bedrijven voor het reizigersvervoer, de autosnelwegbeheerders, de havens, de luchthavens en de slachtofferverenigingen.

Antwoord ontvangen op 24 maart 2010 :

Over vraag 1

Met betrekking tot de internationale ouderontvoeringen moet eerst en vooral worden opgemerkt dat verscheidene instanties hierin optreden, op basis van verschillende internationale, Europese of bilaterale instrumenten:

- de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie is voor België aangesteld als de Centrale autoriteit die belast is met de naleving van de verplichtingen van de Conventie van Luxemburg van 20 mei 1980, de Conventie van Den Haag van 25 oktober 1980 en de Verordening “Brussel II Bis”;

- de Belgische Gerechtelijke Overheden treden op in het kader van het burgerlijke plan, op basis van de wet van 10 mei 2007 voor de toepassing van de bovengenoemde internationale en Europese instrumenten;

- met betrekking tot de dossiers in verband met Marokko en Tunesië bestaat er voor elk van deze twee staten een administratief protocol-akkoord voor de invoering van een ad hoc consultatieve commissie voor burgerlijke zaken en voor de definitie van de samenwerkingsvoorwaarden;

- de andere dossiers (waarvoor geen van de bovengenoemde internationale en Europese instrumenten van toepassing zijn) worden behandeld door de FOD Buitenlandse Zaken, in het kader van een diplomatieke interventie;

- Ten slotte bestaat er een op 26 april 2007 ondertekend protocol-akkoord voor de coördinatie tussen de verschillende betrokken organen: de FOD Justitie, de FOD Buitenlandse Zaken, de Gerechtelijke Overheden en Child Focus.

De ondertekening van dit protocol paste in het streven om een harmonieuze samenwerking tot stand te brengen tussen Child Focus, een Stichting van openbaar nut, en de andere openbare overheden die belast zijn met de officiële procedures voor het verkrijgen van ofwel de terugkeer van een kind, ofwel de organisatie of de eerbiediging de uitoefening van een bezoekrecht.

Het interventiekader van elke tussenkomende partij is duidelijk. De respectieve bevoegdheden van de Belgische Centrale autoriteit en Child Focus kunnen als volgt gepresenteerd worden:

1. De Dienst internationale rechtshulp in burgerlijke zaken is belast met de behandeling van de individuele dossiers van internationale kinderontvoeringen en de uitoefening van het grensoverschrijdende bezoekrecht, in toepassing van de verschillende bovenbedoelde instrumenten. De Centrale autoriteit is dus het orgaan dat officieel belast is met de naleving van de wettelijke verplichtingen die door deze instrumenten worden opgelegd (vatten van de Belgische gerechtelijke overheden, vatten van een andere Centrale autoriteit, uitwisseling van informatie, juridisch advies enz.).

Deze Autoriteit treedt ook op als “Federaal contactpunt voor internationale kinderontvoeringen”.

Het Federale Contactpunt, dat op 1 januari 2005 werd geopend, is bedoeld om ouders bij te staan die het slachtoffer zijn van de ontvoering van hun kinderen of die een ontvoering vrezen.

Het heeft de volgende opdrachten:

- het centraliseren en verspreiden van eerstelijnsinformatie;

- desgevallend de doorverwijzing naar andere bevoegde instanties;

- psychologische bijstand;

- onder bepaalde voorwaarden, financiële hulp voor de terugkeer van kinderen of de uitoefening van grensoverschrijdend bezoekrecht.

2. De tussenkomst van Child Focus omvat:

- ontvangst en follow-up van informatie over gevallen van internationale kinderontvoering;

- in de gevallen waarin er sprake is van een strafrechtelijke klacht, doorzending van de relevante informatie aan de gerechtelijke instanties;

- informatieverstrekking aan en begeleiding en ondersteuning van de betrokken personen;

- stimuleren van elk initiatief voor een minnelijke regeling tussen de betrokken partijen;

- verzekeren, onder bepaalde voorwaarden, van financiële of materiële hulp;

- overleg met de instanties die belast zijn met het onderzoek en de procedure tot terugkeer van het kind;

- desgevallend een beroep op een uitgebreid net van partners in het buitenland.

Voor de behandeling van de individuele dossiers heeft men verschillende samenwerkingsmodaliteiten overwogen, afhankelijk van de gevallen (vrees voor een onwettige overbrenging naar het buitenland, na een onwettige overbrenging van een kind naar het buitenland, overbrenging van een in het buitenland verblijvend kind naar België...). In deze verschillende hypothesen adviseert de eerste tussenkomende partij op wie de vragende ouder een beroep doet, de ouder over de specifieke hulp die hij of zij van de andere instanties kan krijgen en waarschuwt zij desgevallend deze andere instanties.

Met betrekking tot de duidelijkheid van de verdeling van de bevoegdheden tussen de verschillende organen die betrokken zijn bij de problematiek van de internationale kinderontvoeringen, vestig ik uw aandacht op de volgende maatregelen die al genomen zijn:

- het Federale Contactpunt heeft in 2006 in samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken en Child Focus een informatiefolder over deze specifieke problematiek uitgegeven. Deze folder is verkrijgbaar op papier maar ook elektronisch, op de website van de FOD Justitie (http://ww.just.fgov.be - Informatie - Justitie van A tot Z - trefwoord: Internationale Kinderontvoeringen - Diversen - Brochure (pdf).

Gelieve in dit opzicht te noteren dat de brochure onlangs geëvalueerd en bijgewerkt is, om nog beter te antwoorden op de praktische en juridische vragen van de betrokken ouders. Ze vermeldt uiteraard de diensten die de verschillende tussenkomende partijen kunnen verstrekken.

- Alle ouders met een dossier bij het Federale Contactpunt werden uitgenodigd om deel te nemen aan vergaderingen op 28 april 2008 en 28 april 2009, niet alleen om hen aan het woord te laten komen maar ook om elke tussenkomende partij (FOD Justitie, FOD Buitenlandse Zaken, Child Focus en de gerechtelijke overheden) de kans te geven om haar rol en bevoegdheden (opnieuw) uit te leggen.

Ik kan u verzekeren dat de bevoegde dienst van mijn departement zich volledig inzet om de vragen van de ouders die het slachtoffer zijn van deze ontvoeringen zo goed en zo snel mogelijk te beantwoorden, zodat zij een zo duidelijk mogelijk beeld krijgen van het juridische kader waarin zij tegen wil en dank moeten handelen.

Over vraag 2

Anders dan de eerste, heeft deze vraag niet specifiek betrekking op ontvoeringen door ouders en wordt ze dus in een algemener kader beantwoord.

De lancering van een media-alarm na een onrustwekkende verdwijning wordt in België geregeld door de ministeriële richtlijn van 20 februari 2002 over de opsporing van verdwenen personen, die op 20 april 2003 voor het laatst werd bijgewerkt.

De toelating voor de lancering van een dergelijk alarm is de taak van het Parket. In de praktijk verzorgt de federale politie de betrekkingen met de pers (radio, televisie, geschreven pers, internet enz.) en met Child Focus (verspreiding van posters, gratis oproepnummer).

Op het Belgische niveau beperkt het alarmsysteem zich dus niet tot de verspreiding van posters door Child Focus maar organiseert het een echte samenwerking tussen de verschillende soorten media en de federale politie, op basis van schriftelijke protocollen of op vrijwillige basis, afhankelijk van het medium.

Wanneer men de vergelijking met andere bestaande alarmsystemen en meer bepaald het Franse systeem maakt, stelt men bepaalde verschillen vast.

Ik wijs onder meer op het feit dat in België alarm kan worden geslagen van zodra er sprake is van een verontrustende verdwijning, terwijl dat in het Franse systeem pas mogelijk is in aangetoonde gevallen van ontvoering.

In België is het media-alarm trouwens een onderdeel van een veel ruimer arsenaal aan maatregelen, beschreven in de bovengenoemde ministeriële richtlijn (vorming van een centrale cel binnen de federale politie, specialisatie van de speurders, enz.). De Franse benadering is eendimensionaal en beperkt zich tot het “alarm in de media”.

Dit vraagstuk wordt ook op Europees niveau bestudeerd.

België heeft trouwens op 12 juni 2008 deelgenomen aan een simulatieoefening met Frankrijk, Nederland en Luxemburg. De oefening was bedoeld om de lancering van een media-alarm te testen in het geval van de ontvoering van een kind op grensoverschrijdend niveau.

De ministerraad van de Europese Unie heeft op 28 november 2008 besluiten goedgekeurd om de invoering in elke lidstaat aan te moedigen van een alarmsysteem, met eerbied voor de juridisch tradities, in vermeende of aangetoonde gevallen van misdadige kinderontvoeringen, en om de modaliteiten te bepalen voor een gelijktijdig alarm in verscheidene lidstaten.

Na deze conclusies heeft men op Belgisch niveau verscheidene werkvergaderingen georganiseerd met het gerecht en de politie, Child Focus en de FOD Justitie. Men bestudeert de mogelijkheden om het Belgische systeem te versterken door de ministeriële richtlijn over de opsporing van verdwenen personen aan te vullen.

Dit werk is nog niet voltooid en een ontwerp voor een rondzendbrief met wijzigingen wordt bestudeerd.

Tot slot moeten de volgende elementen benadrukt worden:

- hoewel het van onder meer het Franse systeem verschilt, maakt het Belgische systeem het geven van een media-alarm op nationale schaal mogelijk;

- op Europees vlak is in het recente verleden vooruitgang geboekt om de lidstaten aan te sporen om alarmsystemen in te voeren en ze onderling compatibel te maken, zodat men transnationale alarmen zou kunnen geven.

In het verlengde van het Europese denken onderzoekt men de mogelijkheden om de ministeriële richtlijn ter zake aan dit streven aan te passen.