Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5128

van Franco Seminara (PS) d.d. 1 december 2009

aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie

Media - Spellen en wedstrijden - Organisatie - Onethische wedstrijden - Beperking - Regelgeving

commerciële media
spel
televisie
sociaal achtergestelde groep
radiouitzending
ethiek

Chronologie

1/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 1/1/2010)
6/4/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5124
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5125
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5126
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5127

Vraag nr. 4-5128 d.d. 1 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

Sinds de explosie van het fenomeen reality-tv in de jaren '90 overtreffen de commerciële zenders zichzelf in het zoeken naar nieuwe ideeën om hun publiek te amuseren en nieuwe kijkers aan te trekken ten nadele van de concurrentie.

Na de lofrede op de luiheid in een loft, de demonstraties van stommiteiten in vrijwillige valpartijen en allerlei zangwedstrijden, richt de televisie nu de schijnwerpers op de minder begunstigden in onze maatschappij.

Het jongste “idee” dat door enkele radio- en televisiezenders is uitgedacht, neemt de vorm aan van een wedstrijd met als eerste prijs een cheque voor de gas- of elektriciteitsfactuur.

Naast de dubbelzinnige boodschap dat gas en elektriciteit luxediensten of -goederen zouden zijn geworden die moeten dienen als prijzen voor een wedstrijd, profileren sommige zenders zich nu als weldoeners die aan liefdadigheid doen ten gunste van mensen in moeilijkheden.

Dat is des te betwistbaarder omdat de Staat krachtens de Belgische sociale wetgeving de armen altijd een minimumhoeveelheid gratis gas en elektriciteit moet garanderen.

Een dergelijke praktijk doet tal van vragen rijzen op ethisch vlak omdat men mensen die, vooral in deze crisisperiode, hun gas- en elektriciteitsfacturen nauwelijks kunnen betalen, aanzet om tegen elkaar te “spelen”.

De deelname aan dergelijke wedstrijden is nooit belangeloos en de media organiseren zelden spelen waarmee ze geld verliezen.Tot waar mogen de media gaan in het uitdenken van amusementsprogramma's?

Wat is uw mening over deze kwestie? Bevat de regelgeving specifieke bepalingen om dergelijke wedstrijden te beperken?

Antwoord ontvangen op 6 april 2010 :

De Kansspelcommissie heeft geen weet van het radiospelletje waarvan sprake. Bovendien, zijn er in de vraag van het geachte Lid geen precieze elementen voorhanden waardoor het bedoelde spelletje geïdentificeerd kan worden. Zonder aanwijzigen over de zender en de tijdstip(pen) waarop de uitzending(en) plaats heeft (hebben) gevonden, kunnen slechts algemene beschouwingen worden geformuleerd.

Het eerste element dat in aanmerking moet worden genomen is het begrip “inzet”. Men gaat ervan uit dat er sprake is van een inzet indien de kostprijs van, bijvoorbeeld, een telefonische oproep of een SMS hoger is dan 0,50 euro. Is dit het geval, dan betekent dit meestal dat, vergeleken met de werkelijke kosten, de organisator van het spel een winst maakt.

Het tweede element dat in aanmerking moet worden genomen is het begrip “kans”. Men moet bijvoorbeeld een nummer opbellen en de winnaar is de “zoveelste” beller. Wanneer daarentegen de winnaar bij loting zou aangeduid worden, hetgeen een voorbeeld uitmaakt van een voor iedereen toegankelijk spel, dan valt dergelijke loterijsysteem onder de wet van 31 december 1851, die de loterijen verbiedt, behalve diegene die zijn toegelaten. De toelatingen worden toegekend, rekening houdend met de uitgestrektheid van het geografische gebied waarin die loterijen plaatsvinden, door ofwel het Schepencollege indien de uitzending louter op lokaal niveau plaatsvindt, ofwel de Bestendige deputatie indien deze het gebied van de provincie bestrijkt, ofwel de Minister van Binnenlandse Zaken indien deze het ganse land bestrijkt.

Als blijkt dat het wel over een kansspel gaat, dan moet het spel vooraf door de Kansspelcommissie toegelaten worden; zonder toelating is het spel verboden.

Spelen aangeboden in het kader van televisieprogramma’s werden een eerste keer via het koninklijk besluit van 10 oktober 2006 gereglementeerd en nadien via het koninklijk besluit van 12 mei 2005 dat op 29 september 2009 in werking is getreden. Het dient opgemerkt te worden dat een dergelijke verboden spel of wedstrijd, dat meer en meer in al de media voorkomt, momenteel nog niet tot de bevoegdheden van de Kansspelcommissie behoort. Vandaag is zij enkel bevoegd voor de belspelletjes die een “totaalprogramma” inhouden.

De wet van 7 mei 1999 op de kansspelen werd ondertussen gewijzigd en bevat een specifiek luik betreffende mediaspelen, ruimer dan dat van de koninklijk besluit van 12 mei 2009. In de inwerkingtreding van de wetswijziging moet nog via een koninklijk besluit worden voorzien.

Met het besef dat dit soort spelen een wildgroei kent en negatieve gevolgen heeft voor de deelnemers, heeft de Kansspelcommissie onlangs, in het verlengde van de recente wijziging van de wet op de kansspelen, een vragenlijst naar de sector van de “media” gericht om een volledig beeld te krijgen van deze spelen die de verschillende media aanbieden.

Dit is, samengevat, wat de Kansspelcommissie kan zeggen en als advies kan geven in het huidige stadium van haar bevoegdheden inzake spelen.