Activiteitsgraad van ouderen - Verhoging - Generatiepact - Gevolgen - Evolutie - Voorstel voor een nieuw Generatiepact
oudere werknemer
vergrijzing van de bevolking
vervroegd pensioen
beroepsbevolking
bevolking op arbeidsgeschikte leeftijd
17/9/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/10/2009) |
25/11/2009 | Dossier gesloten |
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5481
Bij een ongewijzigd beleid zal een jongere van vijftien jaar gemiddeld slechts 28,4 jaar van zijn loopbaan werken. Dat blijkt uit een projectie van experts van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). Tijdens een colloquium van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) werd tot de bevinding gekomen dat het Generatiepact zijn doel voorbij schiet en niet bijdraagt tot een wezenlijke verhoging van de activiteitsgraad van ouderen. Nog steeds kan België geen gelijke tred houden met het Europese Unie (EU)-gemiddelde. Een en ander is problematisch met het oog op de gevolgen van de vergrijzing.
Het VBO roept daarom op tot een nieuw Generatiepact. Het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) heeft al laten weten daar tegen te zijn omwille van de economische crisis, die nu volle prioriteit van de beleidsmakers moet krijgen.
1. Hoe schat de geachte minister de gevolgen van vier jaar Generatiepact in, meer bepaald met betrekking tot de evolutie van het aantal jonge en oudere bruggepensioneerden enerzijds, en de evolutie van de werkgelegenheidsgraad van 55 plussers anderzijds?
2. Welke zijn volgens haar de belangrijkste verklaringsgronden van de stijging van het aantal oudere bruggepensioneerden?
3. Is het volgens haar houdbaar dat jongeren van 15 jaar in de toekomst slechts een écht actieve loopbaan van 28,4 jaar zullen hebben?
4. Dringt zich dan een nieuw Generatiepact op?
5. Welke klemtonen moeten in zo'n nieuw Generatiepact worden gelegd?
6. Is ze van oordeel dat er snel een overleg moet worden opgestart voor een nieuw Generatiepact?
7. Is ze het eens met de stelling van het VBO om op korte termijn beslissingen te nemen, maar de weg van de geleidelijkheid te volgen bij de uitvoering, of staat ze aan de kant van het ACV dat pleit om voorlopig niets te doen?