Invaliditeitspercentage - Berekening volgens ziektegroep - Regionale verschillen
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
invaliditeitsverzekering
officiële statistiek
geografische spreiding
gehandicapte
26/8/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/9/2009) |
25/11/2009 | Dossier gesloten |
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5267
In het jaarverslag van het RIZIV 2008 wordt in tabel 5 het aantal invaliden weer gegeven per ziektegroep. Kan de minister deze cijfers geven uitgesplitst voor Brussel, Vlaanderen en Wallonië voor de jaren 2003-2008?
Betreft het hier 100% invaliden?
Hoe verhouden de toegekende percentages invaliditeit zich voor elk van deze categorieën en het totaal, zich van 2004-2009 en dit ook per arrondissement, provincie en gewest? Wordt de OBSI nog steeds gebruikt voor de bepaling van het % invaliditeit?
Wat vindt de minister van deze schaal? Is ze niet wat gedateerd?
Enkele artikels (een kleine minderheid) werden in de loop van de jaren aangepast, maar bijvoorbeeld de criteria van hersenschudding zijn identitiek in de huidige uitgave als in die van 1946, alsof er geen NMR, geen EEG enz. bestaan. De longartsen hebben – 15 jaar geleden- uit miserie zelf een handleiding opgesteld, met voorstel om de OBSI te herzien, maar bij mijn weten is dat nooit in wetteksten omgezet. Hoe komt dit?
Wat vindt de minister van het feit dat in de traumatologie en orthopedie dit leidt tot invaliditeiten die geen rekening houden met de technieken van osteosynthese en dergelijke?
Dat voor nierziekten het verlies van 1 nier tot 30 tot 40% invaliditeit (art 478f) kan leiden?
Dat voor splenectomie dit tot 5 tot 30%?
Ik dank mevrouw de minister alvast voor het omstandig antwoord. Ik hoop hiermee ook aan te tonen dat er dringend en grondig moet geactualiseerd worden.