Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-4145

van Hugo Vandenberghe (CD&V) d.d. 18 augustus 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Ozon - Dodelijke slachtoffers - Leeftijd

ozon
luchtverontreiniging
bejaarde
sterftecijfer
officiële statistiek

Chronologie

18/8/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 17/9/2009)
19/10/2009Antwoord

Vraag nr. 4-4145 d.d. 18 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit cijfers van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid blijkt dat door de hoge ozonwaarden in juni 2009 10 procent meer ouderen overleden zijn dat in juni 2008.Vooral voor 85-plussers was juni een dodelijke maand. Hoge ozonwaarden werken bij ouderen soms dodelijke longontstekingen en hart- en vaataandoeningen in de hand.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Hoeveel personen stierven de voorbije 10 jaar ten gevolge van hoge ozonwaarden in de lucht? Graag had ik een uitsplitsing per jaartal bekomen.

2. Binnen welke leeftijdscategorie vallen de meeste slachtoffers te betreuren?

Antwoord ontvangen op 19 oktober 2009 :

Uw vraag refereert duidelijk naar het artikel dat verscheen in de krant Nord Eclair van 5 augustus 2009 (pagina 13). De auteur van het artikel vernoemt inderdaad cijfers afkomstig van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV).

Er moet worden verduidelijkt dat het WIV nooit beweerde dat de oversterfte (195 extra doden in de leeftijdsgroep 85+) veroorzaakt wordt door ozon. Het WIV vermeldt een algemene oversterfte (ongeacht de oorzaken).

Het cijfer 195 is terug te vinden in tabel 3 op de laatste pagina van het wekelijks grieprapport (week 30, van 20 tot 26 juli) [1]. De tabel is toegevoegd in bijlage van dit antwoord. De geobserveerde oversterfte (observed excess mortality) voor de leeftijdsgroep 85+ gedurende de maand juni was op dat moment 167 en wordt berekend als het verschil tussen het geobserveerde (observed deaths) en het verwachte aantal doden (predicted deaths). Het verwachte aantal doden wordt berekend door modellering van de sterftecijfers van de voorbije vijf jaren (en niet het jaar 2008 zoals vermeld in de vraag). Door een zekere vertraging in de registratie van de overlijdens zijn de data voor recentere periodes nooit meteen exhaustief. Daarom wordt er een schatting gemaakt van het uiteindelijke aantal overlijdens (estimated mortality) op basis van het aantal beschikbare overlijdensgegevens (observed deaths). De geschatte oversterfte (estimated excess mortality) bedroeg ten tijde van het opstellen van het desbetreffende rapport 195 doden. Als je dit cijfer deelt door de verwachte sterfte (2 141 doden), kom je inderdaad tot een oversterfte van bijna 10 %. De cijfers voor de geobserveerde en geschatte oversterfte veranderen lichtjes naarmate de data vervolledigd worden in de meer recente weekrapporten (respectievelijk 203 en 213 extra doden in het rapport voor week 35 [2]).

Op basis van deze cijfers besluit het WIV in het wekelijks grieprapport dat er in de maand juni een oversterfte is in de leeftijdsgroep 85+, maar, zoals hierboven vermeld, zonder dit toe te schrijven aan ozon. Wel bevat het rapport een subset van een serie aan grafieken, waarin de sterftecijfers gepresenteerd worden in relatie tot een aantal risicofactoren: percentage consultaties voor ILI (influenza-like illness) en ARI (acute respiratory infections), minimum en maximum temperatuur, alsmede de ozonconcentraties. Deze grafieken hebben niet als doel een specifieke causaliteit aan te tonen voor één van deze risicofactoren.

De informatie met betrekking tot de meest dodelijke dagen, namelijk vrijdag 19 juni en woensdag 24 juni zijn waarschijnlijk uit de tabel “Alerts.xls” gehaald. Deze tabel bevat alle dagen waarop de drempel voor mortaliteit overschreden is in één of meerdere leeftijdsgroepen. De mortaliteitsdrempel (mortality threshold) wordt eveneens berekend met behulp van het hierboven genoemde statistische model en fungeert als een soort alarmniveau waarboven de mortaliteit als extreem wordt beschouwd. Zoals men kan zien in de tabel bedroeg de maximum temperatuur op deze dagen respectievelijk 19.6°C en 25.2°C, terwijl de ozonconcentraties respectievelijk 72 en 104 µg/m3 bedroegen. Deze ozonconcentraties situeren zich onder de streefwaarde van 120 µg/m3, voor de bescherming van de gezondheid van de mens (Richtlijn 2002/3/EG). Op 24 juni werd in de leeftijdsgroep 85+ de mortaliteitsdrempel overschreden; terwijl het alarm van 19 juni betrekking had op een overschrijding binnen de leeftijdsgroep 65 tot 84 jaar.

De gepresenteerde cijfers betreffen dus de algemene oversterfte (ongeacht de oorzaken). Om het aantal doden aan te tonen ten gevolge van verhoogde ozonconcentraties moet het relatieve aandeel van deze risicofactor worden uitgezet tegen andere factoren, in het bijzonder een verhoogde temperatuur. Dit is moeilijk aangezien verhoogde ozonconcentraties meestal gepaard gaan met verhoogde temperaturen. Bij gevolg wordt in België het modelleren van de relatieve bijdrage van ozon aan de oversterfte niet uitgevoerd.

Verscheidene studies uitgevoerd in andere landen hebben aangetoond dat dagelijkse variaties in ozonconcentraties geassocieerd zijn met dagelijkse variaties in het aantal doden, zelfs na correctie voor het onafhankelijke temperatuurseffect [3]. Een meta-analyse gebaseerd op vijftien Europese studies gepubliceerd tussen 1999 en 2002 rapporteert een verhoogd risico op overlijden van gemiddeld 0.3 % bij een verhoging in ozonconcentratie van 10µg/m3 [4]. Resultaten van het APHEA2 project tonen gelijkaardige waarden [5].

Voor de hittegolf tijdens de zomer van 2003 toonden Fischer et al. (2004) in Nederland een oversterfte van 400-600 doden gerelateerd aan de luchtverontreiniging [6]. In Frankrijk vond men voor een totaal van negen steden een significant verhoogd risico op overlijden van 1.01 % bij een stijging in ozon van 10µg/m3 [7]. Men rapporteert voor de negen steden een totaal van 379 ozon-gerelateerde doden op korte termijn, waarbij men als referentie de ozonconcentraties tijdens dezelfde periode van de voorbije drie jaren gebruikt. Analyses tonen aan dat het aandeel van ozon, binnen het gezamenlijke effect van temperatuur en ozon, minder is voor bepaalde steden waaronder Parijs, terwijl het aandeel domineert in andere steden [8].

In België werd dit onderzoek enkel gerealiseerd (door het WIV) tijdens de hittegolf van 1994. Analyse van de oversterfte in België gedurende deze hittegolf (1 226 extra doden) toonden een statistisch significant verband aan tussen de dagelijkse mortaliteit in de leeftijdsgroep 65+ en ozonconcentraties, en dat afhankelijk is van de gemiddelde dagelijkse temperatuur [9]. Bij temperaturen tussen 15°C en 20°C werd een lineair verband vastgesteld. Een stijging in ozon van 2 µg/m3 was geassocieerd met 1 extra overlijden, of in termen van relatief risico, met een stijging van ongeveer 0.5 %. De geobserveerde positieve interactie tussen temperatuur en ozon wijst er echter op dat het effect van ozon versterkt wordt bij temperaturen hoger dan 20°C.

In het tweede gedeelte van uw vraag wil u graag weten in welke leeftijdsgroep er het meeste aantal overlijdens zijn. Indien men de algemene oversterfte (ongeacht de oorzaken) beschouwt, betreft dit de leeftijdsgroep van 85 jaar en meer [11, 12]. Met betrekking tot de oversterfte gerelateerd aan ozon suggereren bepaalde gegevens, volgens de WHO, dat de korte termijn effecten van ozon op de mortaliteit, stijgt met de leeftijd [10].

[1] Weekly Epidemiologic Report Influenza WEEK 30. 2009. Section Epidemiology, Scientific Institute of Public Health, Brussels.

[2] Weekly Epidemiologic Report Influenza WEEK 35. 2009. Section Epidemiology, Scientific Institute of Public Health, Brussels. <http://www.iph.fgov.be/flu/EN/Y2009-Influenza.pdf>

[3] Basu R, Samet JM. 2002. Relation between elevated ambient temperature and mortality: a review of the epidemiologic evidence. Epidemiol Rev 24(2):190-202.

[4] Anderson H, Atkinson R, Peacock J, Marston L, Konstantinou K. 2004. Meta-analysis of Time-Series Studies and Panel Studies of Particulate Matter (PM) and Ozone (O3). Report of a WHO Task Group.

[5] Gryparis A, Forsberg B, Katsouyanni K, Analitis A, Touloumi G, Schwartz J, et al. Acute effects of ozone on mortality from the “air pollution and health: a European approach” project. Am J Respir Crit Care Med. 2004;170(10):1080–1087.

[6] Fischer P, Brunekreef B, Lebret E. 2004. Air pollution related deaths during the 2003 heat wave in the Netherlands. Atmos Environ 38(8):1083-1085.

[7] Filleul L, Cassadou S, Medina S, et al. 2006. The relation between temperature, ozone, and mortality in nine French cities during the heat wave of 2003. Environ Health. Perspect 114:1344–1347.

[8] InVS, Vague de chaleur de l'été 2003 : relations entre températures, pollution atmosphérique et mortalité dans neuf villes françaises. Rapport d'étude.

[9] Sartor F, Demuth C, Snacken R, Walckiers D. 1997. Mortality in the Elderly and Ambient Ozone Concentration during the Hot Summer, 1994, in Belgium. Environmental Research 72, 109–117.

[10] WHO Regional Office for Europe. 2009. Health risks of ozone from long-range transboundary air pollution. A EURO Publication, WHO, 180 pp.

[11] Cox B, Wuillaume F, Maes S, Van Oyen H. Mortality by region during the hot summers of 2003 and 2006. REF: D/2008/2505/41, 2008.

[12] Maes S, Wuillaume F, Cox B, Van Oyen H. Mortalité en Belgique pendant l'été 2006. REF: D/2007/2505/15, 2007. Mortaliteit in België in de zomer van 2006. REF: D/2007/2505/16, 2007.

Bijlage :

Table 3: Mortality, population aged 85+

week

Observed deaths

Predicted deaths

Observed

Excess mortality

Estimated excess mortality

18

577

603

-26

-23

19

538

592

-54

-53

20

577

580

-3

-1

21

608

568

40

42

22

633

557

76

81

May

2 933

2 900

33

46

23

598

546

52

57

24

589

537

52

58

25

536

531

5

11

26

584

526

58

70

June

2 307

2 141

167

195

27

585

522

63

83

28

506

520

-13

17

29

421

518

-97

-18

July

1 512

1 559

-47

82