Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3434

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 11 mei 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken

Tibet - Demonstraties - Ter dood veroordelingen in China

dissidentie
Tibet-kwestie
China
doodstraf
recht tot betogen
rechten van de mens
staatsgeweld

Chronologie

11/5/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
22/6/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3434 d.d. 11 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vier Tibetanen in China zijn veroordeeld tot de doodstraf en één tot levenslang wegens betrokkenheid bij de demonstraties tegen het Chinese bewind die in 2008 in Tibet hebben plaatsgevonden.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe reageert de geachte minister op het bericht dat vier Tibetanen in China zijn veroordeeld tot de doodstraf en één tot levenslang wegens betrokkenheid bij de demonstraties tegen het Chinese bewind die in 2008 in Tibet hebben plaatsgevonden?

2) Wat is de stand van zaken met betrekking tot het internationale onafhankelijke onderzoek naar het neerslaan van de demonstraties waartoe in 2008 door de Europese Unie (EU) is opgeroepen? Indien dit onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden, is hij dan bereid om hier opnieuw op aan te dringen?

3) Welke stappen gaat hij zowel bilateraal als in EU-verband nemen om de Chinese autoriteiten uw afkeuring over deze gang van zaken kenbaar te maken?

Antwoord ontvangen op 22 juni 2009 :

Ik ben ten zeerste bezorgd om de frequente toepassing van de doodstraf in China, in het bijzonder met betrekking tot politieke opponenten.

Ik kan U bevestigen dat de Europese diplomatieke zendingen in Beijing een instructie hebben ontvangen om een officiële demarche te doen om onze bezorgdheid uit te drukken, en om te vragen dat de personen die aangehouden werden tijdens betogingen in Tibet en ter dood veroordeeld werden, niet terechtgesteld zouden worden.

Het gaat hier niet om zogenaamde “stille diplomatie”, maar wel om officiële en uitdrukkelijke demarches waarbij we onze bezorgdheid openlijk uitdrukken.

In dit geval acht ik het meer opportuun om op rechtstreekse en uitdrukkelijke wijze onze bezorgdheden ten aanzien van de mensenrechtensituatie in China aan de Chinese autoriteiten kenbaar te maken. Opzienbarende openbare verklaringen worden door de Chinese regering vaak geïnterpreteerd als agressieve gebaren en pogingen tot inmenging in Chinese binnenlandse aangelegenheden. Met als resulaat dat demarches genegeerd worden.

Ik vrees dat het project van een internationaal onderzoek over de situatie in Tibet weinig kans maakt om binnen afzienbare tijd naar de realiteit te worden vertaald. China beschikt, als permanent lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, over de nodige middelen om dit initiatief te blokkeren.