Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3202

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 17 maart 2009

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Kredietcrisis - Financieringstekort in ontwikkelingslanden - Wereldbank - Afstaan van een percentage van het bruto binnenlands product

krediet
geldmarkt
ontlening
Wereldbank
bruto binnenlands product
ontwikkelingsland
economische recessie
ontwikkelingshulp
Afrikaanse Ontwikkelingsbank
Aziatische Ontwikkelingsbank
Internationaal Muntfonds
Democratische Republiek Congo
mijn
Afrika
monetaire crisis

Chronologie

17/3/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 16/4/2009)
20/4/2009Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3200
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3201

Vraag nr. 4-3202 d.d. 17 maart 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ontwikkelingslanden zouden dit jaar te maken kunnen krijgen met een financieringstekort van tussen de 270 en 700 miljard dollar (214 en 555 miljard euro). Dat is het gevolg van sterk afzwakkende investeringen door de economische crisis, zo wordt gemeld in een rapport van de Wereldbank dat gisteravond openbaar is gemaakt.

Zelfs als het werkelijke tekort lager uitvalt, zullen internationale instituten zoals de Wereldbank de gaten niet alleen kunnen opvullen, aldus het rapport. Ontwikkelde landen zullen moeten bijspringen. Wereldbank-president Robert Zoellick riep afgelopen maand nog op een fonds op te richten waarin ontwikkelde landen een vast percentage van hun bruto binnenlands product (BBP) zouden storten. Daaruit zouden investeringen in ontwikkelingslanden kunnen worden betaald.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen voor de geachte minister:

1. Hoe reageert de geachte minister op het rapport van de Wereldbank?

2. Kan hij aangeven welke de concrete impact op onze partnerlanden zal zijn van de kredietcrisis en kan hij de geschatte impact per partnerland geven?

3. Klopt mijn informatie als zou de mijnsector in de Democratische Republiek Congo stilliggen en kan hij aangeven welke de impact hiervan is op de inkomsten van dat land?

4. Kan hij aangeven hoe ons land de partnerlanden bijkomend zal steunen gezien de effecten van de kredietcrisis?

5. Hoe staat onze regering ten opzichte van de oprichting van een fonds vanwege de ontwikkelde landen, waarbij een vast percentage van het BBP zou worden gestort? Werd dit reeds besproken op internationale fora en zo ja, hoe reageerden de donorlanden op deze suggestie?

Antwoord ontvangen op 20 april 2009 :

1. Het onderzoeksrapport van de Wereldbank ‘Swimming Against the Tide: How Developing Countries Are Coping with the Global Crisis’ waarnaar u verwijst, geeft een goed overzicht van de impact van de financiële crisis op de verschillende regio’s in de wereld. Het besteedt uitgebreid aandacht aan de mogelijke rol die de internationale gemeenschap kan vervullen om de gevolgen van de crisis aan te pakken. Tevens wordt een bondig overzicht gegeven van de prioritaire acties die de Wereldbank overweegt om de crisis een halt toe te roepen. Met een focus op drie grote actiedomeinen, namelijk gerichte sociale uitgaven, behoud en uitbreiding van infrastructuurbestedingen en steun aan de privé sector via de kleine en middelgrote ondernemigen, weet de Wereldbank de juiste accenten te leggen om donoren te mobiliseren voor de inbreng van bijkomende middelen. In het rapport wordt in het kader van de te voeren acties verwezen naar het voorstel van Wereldbankvoorzitter Robert Zoellick om ontwikkelde landen ertoe te overhalen 0,7 % van hun economische stimuluspakket te gebruiken voor een op te richten en door de Wereldbank te beheren kwetsbaarheidsfonds voor ontwikkelingslanden die af te rekenen krijgen met de negatieve impact van de crisis. De oprichting van een dergelijk noodfonds is mijn inziens een lovenswaardig initiatief dat bepaalde ontwikkelingslanden meer financiële ademruimte zal geven, temeer daar het in de huidige economische context steeds moeilijker wordt om kredieten te bekomen en de nood aan bijstand zich nog meer dan vroeger doet gevoelen. Hoewel de Belgische regering het ontwikkelingsbeleid van de Wereldbank ondersteunt en haar deel van de verantwoordelijheid verder wilt opnemen in het realiseren van de Millennium doelstellingen, zal ze niet instappen in nieuwe fondsen die door de Wereldbank in stelling worden gebracht als speciale anticrisismaatregelen. De Belgische regering verkiest haar ontwikkelingsbeleid ten aanzien van de Wereldbank verder te enten op de uitbreiding en verdieping van bestaande fondsen boven het opzetten van nieuwe programma’s of het lanceren van nieuwe initiatieven. Gezien de beperkte middelen moeten immers prioriteiten worden gesteld en naar maximale impact van besteding worden gestreefd; de regering is dan ook van mening dat een te grote spreiding van de middelen niet aangewezen is.

2. Het is op dit ogenblik nog te vroeg om aan te geven wat de concrete impact zal zijn van de kredietcrisis op de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Er is zelfs een redelijke kans dat Afrika minder verslagen uit de huidige financiële wereldcrisis zal komen dan sommige andere delen van de wereld. Op dit moment is er in de Afrikaanse landen minder systeemrisico in termen van het bankwezen dan elders in de wereld. Nochtans zal de impact van de globale financiële crisis op de Afrikaanse lage-inkomenslanden hoofdzakelijk indirect zijn en zich verspreiden doorheen de reële economie, met vertraging in de handelsstromen, mogelijk nieuwe vormen van protectionisme, minder overdracht van fondsen (onder andere teruglopende overmakingen van immigranten naar hun herkomstlanden), afnemende hulp en een vermindering van de buitenlandse investeringen, gevolgd door een daling van de wisselkoers en hogere intrestvoeten op de kapitaalmarkten. In een aantal landen neemt door de crisis de binnenlandse politiek stabiliteit af.

De impact van de crisis zal verschillend zijn van land tot land en de gevolgen zullen gespreid zijn in de tijd, maar vermoedelijk zal de crisis, in eerste instantie, het grootste negatieve gevolg hebben op het leven van de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Het is voor de partnerlanden en donoren dan ook van belang hoe een vlugge terugkeer te verzekeren naar een duurzaam, inclusief groeipatroon ten gunste van de armen en de armoede te verminderen voor de meest kwetsbaren.

Ik heb in 2008 het initiatief genomen tot organisatie van de Staten-generaal ontwikkelingssamenwerking. Deze Staten-generaal vormen een forum van beleidsvoerders en actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, maatschappelijke organisaties/NGO's, parlementairen en academici. Ik heb ook beslist als thema van de Staten-Generaal ontwikkelingssamenwerking voor 2009 (5 mei) de impact van de crisis op de Afrikaanse lage-inkomenslanden te onderzoeken, na te gaan welke bevolkingsgroepen het meest zullen getroffen worden en wat de belangrijkste kanalen of mechanismen zijn die dit teweeg zullen brengen. In de analyse zal vooral onze aandacht uitgaan naar de volgende drie partnerlanden: de Democratische Republiek Congo, Senegal en Tanzania. Een dergelijke oefening moet bijdragen tot een beter inzicht in de impact van de financieel-economsiche crisis op de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

3. Het is wellicht overdreven om te stellen dat als gevolg van de crisis de mijnactiviteiten in de DRC stilliggen, maar de situatie is wel zeer zorgwekkend. Door de dalende vraag naar grondstoffen als gevolg van de financieel-economische crisis is het voor artisanale bedrijven niet meer mogelijk of niet winstgevend genoeg om nog langer ertsen te ontginnen. De prijzen voor koper en kobalt stortten in elkaar waardoor eerst de kleinschalige artisanale mijnbouw niet langer kon overleven, met als gevolg stijgende werkloosheid en toenemende onveiligheid en criminaliteit. Ook grotere en meer gevestigde bedrijven hebben hun activiteiten stopgezet of beperken hun productie. Vooral de zuidelijke provincie Katanga wordt hierdoor getroffen. De mijnsector is goed voor 70 % van de inkomsten in vreemde valuta en 40 % van het bruto nationaal product van het land. Experten wijzen erop dat ondernemers met moderne fabrieken wel nog winstgevende activiteiten uitvoeren. De grootste klappen vallen in de verouderde fabrieken en in de artisanale sector, waar de werkomstandigheden dikwijls gevaarlijk zijn en waar de zogenaamde “creuseurs” in mensonwaardige omstandigheden arbeid verrichten in zelfgegraven mijnschachten. Overigens is het niet alleen de mijnsector die in de DRC met problemen wordt geconfronteerd, ook de andere economische sectoren kennen aanzienlijke problemen.

4. België heeft er zich toe verbonden om tegen 2010 het niveau te bereiken van 0,7 % officiële ontwikkelingshulp ten opzichte van het bruto nationaal inkomen. Met een budget dat ondanks de moeilijke economische en financiële omstandigheden waarin ons land zich thans bevindt, toch toeneemt, is het de betrachting dat wij dit jaar 0,6 % bereiken volgens het geplande groeipad. De hulp zal niet alleen in volume toenemen, maar er worden ook inspanningen geleverd om de doeltreffendheid ervan te verhogen.

5. Het idee om een ‘kwetsbaarheidsfonds’ op te richten om de armste landen te helpen de gevolgen van de globale economische crisis te boven te komen werd door Wereldbankvoorzitter Robert Zoellick gelanceerd in de aanloop naar het ‘World Economic Forum’ te Davos. Zijn voorstel kadert in de algemene discussies die al een tijdje gevoerd worden in de verschillende internationale fora’s rond de mogelijke oplossingen die overwogen kunen worden als reactie op de impact van de financiële crisis. De concrete reacties van donoren laten nog op zich wachten. De Belgische regering is het idee van de Wereldbankvoorzitter niet ongenegen, maar is niet van plan met bijkomende middelen over de brug te komen voor de financiering van dit nieuw trust fund. De regering heeft een voorkeur voor het gebruik van bestaande trust funds boven een verdere proliferatie van financeringsmechanismen, vooral als al voldoende structuren bestaan waarnaar de financiële stromen op het vlak van hulp aan de door de crisis getroffen staten kunnen worden gekanaliseerd. De Belgische regering streeft in het gevolgde ontwikkelingsbeleid met de partnerinstellingen naar een verdere concentratie van de middelen (full-core beleid) omwille van de grotere impact die eruit resulteert. In een strategie van beperktere interventies in minder domeinen is de instap in een nieuw fonds dan ook geen optie. Toch moet hierbij aan toegevoegd worden dat de Belgische regering zich verder in te zetten voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen vastbesloten is.Alles zal in het werk worden gesteld om het vastgestelde groeipad te volgen. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking pleit ik bovendien voor een verhoging van het ontwikkelingsbudget daar ik mij terdege van bewust ben dat door de krimpende economie het bedrag dat als percentage van het bruto nationaal product aan hulp wordt besteed in absolute termen snel terugloopt.