Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-282

van Jurgen Ceder (Vlaams Belang) d.d. 30 januari 2008

aan de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen - Personeel - Benoemingen

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
personeelsbenoeming

Chronologie

30/1/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 28/2/2008)
12/3/2008Antwoord

Vraag nr. 4-282 d.d. 30 januari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het koninklijk besluit van 19 maart 2003 met betrekking tot de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen voorziet in een aanwerving onder het mandaatstelsel om de leidende functies in te vullen. Het gaat om twee betrekkingen die respectievelijk worden ingeschaald in de categorieën n-1 en n-2 en waarvoor de benoemingsbevoegdheid bij de Koning ligt. Artikel 2 van dit besluit bevestigt bovendien dat de toepasselijke regels voor de aanduiding en uitoefening van de managementfuncties eveneens van toepassing zijn op het Instituut. Bij de publicatie van het 163ste boek van het Rekenhof waren er nog steeds geen managers op regelmatige wijze aangesteld. Er was voor die functies weliswaar een selectieprocedure gevoerd tot de fase van rangschikking van de kandidaten volgens hun bekwaamheden, maar de Koning had nog niemand aangesteld. De aanstelling van de managers van het Instituut werd meermaals uitgesteld om redenen van rechtszekerheid. Opdat het Instituut echter zou kunnen starten met zijn werkzaamheden, besliste zijn raad van bestuur in een vergadering van 14 januari 2004 die betrekkingen tijdelijk in te vullen door twee kandidaten aan te werven voor de mandaten, met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur. Deze personen kregen als opdracht het Instituut op te starten, voorstellen te formuleren over het te voeren beleid inzake gelijkheid tussen vrouwen en mannen, en de beslissingen uit te voeren die de raad van bestuur op grond van die voorstellen neemt. Deze opdracht moest aflopen op het moment dat de nieuwe directie werd benoemd.

1. Waarom heeft de benoeming van een nieuwe directie zo lang aangesleept?

2. Zijn deze problemen opgelost met de benoeming van de huidige directeur, of is dit nog steeds een voorlopige maatregel met het oog op het verzekeren van de continuïteit? Heeft deze directeur een mandaat met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, zoals de vorige “coördinatrices”, of heeft hij een ander statuut? Zo ja, welk?

3. Hebben de beide « coördinatrices » of directrices die oorspronkelijk aangeduid waren, een andere functie gekregen binnen het Instituut? Zo ja, welke?

Antwoord ontvangen op 12 maart 2008 :

1. De eerste benoemingsprocedure voor de directie van het Instituut werd, zoals in u in uw voorwoord onderstreept, afgebroken om redenen van rechtszekerheid. Er werd dus zo spoedig mogelijk door SELOR een nieuwe wervingsprocedure gelanceerd voor de managementfuncties N en N-1. Rekening houdend met het aantal kandidaten en de vereisten van de procedure liep deze procedure binnen de normale termijnen af. De heer Pasteel werd tot directeur van het Instituut benoemd en nam op 20 november 2006 zijn functies op. De functie van adjunct-directeur/trice (N-1) kon jammer genoeg niet ingevuld worden omdat geen enkele Nederlandstalige kandidaat slaagde voor de selectie. Er werd niet onmiddellijk een nieuwe procedure opgestart voor de aanwerving van de adjunct-directeur/trice omdat die niet afgelopen zou zijn voor de parlementsverkiezingen. Binnenkort zou een nieuwe procedure moeten opgestart worden.

2. De benoeming van de heer Pasteel als directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen met een mandaat van zes jaar (klasse 4) gebeurde middels het koninklijk besluit van 14 november 2006. De publicatie van een uittreksel in het Belgisch Staatsblad vond plaats op 20 november 2006, de datum van de indiensttreding van de betrokkene. De huidige situatie is dus in overeenstemming met de wettelijke voorschriften.

3. De twee coördinatrices met wie een expertcontract werd gesloten om het Instituut toe te laten zijn activiteiten op te starten, hebben het Instituut verlaten vóór de indiensttreding van de heer Pasteel. De twee contracten werden in onderlinge overeenstemming beëindigd.