Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2739

van Pol Van Den Driessche (CD&V) d.d. 12 januari 2009

aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste minister

Verkeer - Geluidsinstallaties met hoofdtelefoon - Verbod

wegverkeer
audiovisueel materiaal
tweewielig voertuig
overtreding van het verkeersreglement
mobiele telefoon
mobiele communicatie

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
14/1/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2095

Vraag nr. 4-2739 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De verkeerswet voorziet - terecht - de bestraffing van alle handelingen door een bestuurder dewelke andere weggebruikers in gevaar kunnen brengen. Zo wordt een chauffeur die de GSM gebruikt zonder handenvrije set, bestraft met een overtreding van de tweede categorie.

In het dagelijks verkeer merk ik steeds meer fietsers, bromfietsers en andere weggebruikers die tijdens het besturen van een voertuig gebruik maken van een geluidsinstallatie met hoofdtelefoon.

Dit lijkt mij zeer gevaarlijk. Andere weggebruikers kunnen immers in gevaarlijke situaties geen geluidssignaal meer geven aan die bestuurders. Ze kunnen ook geen gevolg geven aan sirene-signalen van hulpdiensten. Ook kunnen ze aankomend verkeer niet horen, wat kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties. Daarnaast zal het gebruik hiervan ook de aandacht van de bestuurder afleiden wat een verminderde concentratie op het verkeer met zich meebrengt.

Het lijkt mij noodzakelijk om hiertegen passende maatregelen te nemen.

Het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg stipuleert zeer duidelijk dat een bestuurder in alle omstandigheden zijn voertuig in de hand te houden. Dit komt duidelijk naar voor in volgende artikels :

8.3. Elke bestuurder moet in staat zijn te sturen, en de vereiste lichaamsgeschiktheid en de nodige kennis en rijvaardigheid bezitten.

Hij moet steeds in staat zijn alle nodige rijbewegingen uit te voeren en voortdurend zijn voertuig of zijn dieren goed in de hand hebben.

8.4. Behalve wanneer zijn voertuig stilstaat of geparkeerd is, mag de bestuurder geen gebruik maken van een draagbare telefoon die hij in de hand houdt.

Mijn vraag is zeer duidelijk : kan de geachte staatssecretaris - in aanvulling van bovengenoemde artikels - een verbod formuleren op geluidsinstallaties waarbij een hoofdtelefoon wordt gebruikt ?

Antwoord ontvangen op 14 januari 2009 :

Zoals het geachte lid zelf aangeeft, bepaalt artikel 8.3 van de wegcode dat elke bestuurder in staat moet zijn om te sturen en om de nodige rijbewegingen uit te voeren en voortdurend zijn voertuig in de hand moet hebben.

Dit artikel kan beschouwd worden als de algemene noemer voor gedragingen achter het stuur waardoor de rijvaardigheid kan verminderen, zonder dat deze exhaustief kunnen worden opgesomd. Deze gedragingen worden beoordeeld door de politie en uiteindelijk door de rechtbank in functie van het gevaarlijke gedrag dat daarvan het gevolg is en dat eventueel heeft aanleiding gegeven tot een ongeval. De voorbeelden daarvan zijn legio, zoals lezen, eten, de radio of GPS bedienen, enzovoort.

Gelet op de massale verspreiding van het mobiel bellen en de talrijke studies die het ongevalsrisico aantonen van de combinatie met-de-hand-bellen en rijden, werd dit laatste uitdrukkelijk verboden in het verkeersreglement, net zoals dat in vele andere landen het geval is gebeurd.

Het dragen van een hoofdtelefoon of oortjes van een MP3-speler, IPOD is een relatief recent fenomeen, waarvan de gevolgen voor de verkeersdeelname nog niet ten gronde werden bestudeerd.

Er wordt in verkeersveiligheidsmiddens wel aandacht gevraagd voor de problematiek van voetgangers, vooral adolescenten, die omwille van het beluisteren van muziek met een oortelefoon, niet meer aandachtig aan het verkeer deelnemen en het gemotoriseerd verkeer niet horen aankomen.

Ik vraag aan het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid om deze problematiek nader te bekijken in het kader van mogelijke buitenlandse ervaringen en studies.