Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2703

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 12 januari 2009

aan de minister van Migratie- en Asielbeleid

Allochtone vrouwen - Achterlating in het land van herkomst - Situatie van de achterlatende echtgenoot - Rechten van de kinderen

migrant
migrerende vrouw
positie van de vrouw
echtscheiding
rechten van de vrouw
rechten van het kind

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
7/5/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2200

Vraag nr. 4-2703 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds enige tijd is er in de politiek en in de media aandacht voor het probleem dat vrouwen, al dan niet samen met hun kinderen, veelal rond de zomervakantieperiode, tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten door hun echtgenoot/vader in het land van herkomst worden achtergelaten. Dat is een schrijnende situatie, niet enkel voor de achtergebleven echtgenote, die rechteloos blijkt in dergelijke situatie en ginder meestal het huisslaafje wordt van haar (ex-) schoonfamilie, maar ook voor haar kinderen als die ofwel eveneens achterblijven ofwel, als ze terug naar ons land komen, het plots met een nieuwe mama moeten doen.

In Nederland wordt aan deze problematiek vrij veel aandacht besteed. Zo vroeg het ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken een drietal aspecten van deze problematiek te onderzoeken :

1) de aard en omvang van de problematiek ;

2) hoe de terugkeer van vrouwen die zich in een dergelijke situatie bevinden kan worden bespoedigd ;

3) welke maatregelen, zowel op het terrein van het strafrecht als van het vreemdelingenrecht, tegen de man kunnen worden genomen.

De commissie formuleerde daarop in 2005 een aantal adviezen.

Ik stelde vorige legislatuur over deze problematiek reeds een schriftelijke vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken (schriftelijke vraag nr. 3-5402, Vragen en Antwoorden nr. 3-85, blz. 9328), en de antwoorden waren weinig bemoedigend. Het blijkt in ons land mogelijk dat mannen die zich aan deze praktijk bezondigen ongemoeid worden gelaten, de Belgische nationaliteit verwerven, en dat hun "echtscheiding" (lees het verstoten van hun echtgenote) zonder problemen bij ons officieel wordt geregistreerd.

Daarom de volgende vragen :

1. Wordt deze problematiek onderzocht door de beleidscel van de geachte minister ? Zijn er cijfers beschikbaar met betrekking tot dit fenomeen ?

2. Volstaat het dat een man bewijzen van de scheiding uit het land van herkomst voorlegt ? Kan hij zomaar een "nieuwe" echtgenote meebrengen naar ons land ?

3. Zou het geen goed idee zijn als de echtgenote waarvan de man wil scheiden eerst voor een Belgische vrederechter zou moeten verschijnen, zodat het onmogelijk wordt haar tegen haar wil te dumpen in het land van herkomst ?

4. Worden de kinderen in een dergelijke situatie gehoord ? Welke actie wordt ondernomen indien ook zij worden achtergelaten in het land van herkomst ?

5. Hebben achtergelaten vrouwen en kinderen per definitie recht op een verblijfstitel in ons land als zij dit aanvragen ? Hoeveel achtergelaten echtgenotes vroegen een verblijfstitel aan de voorbije drie jaar ? Kan dit als de man hier ondertussen met een andere echtgenote leeft ?

6. Kan de man die vrouw en kinderen tegen hun wil achterliet in het land van herkomst aanspraak maken op de kinderbijslag in hoofde van die kinderen ?

Antwoord ontvangen op 7 mei 2009 :

    1.3 en 4 De aangehaalde problematiek van vrouwen die achtergelaten worden bij een terugkeer naar het land van herkomst, behoort tot de bevoegdheid van mijn collega’s, de ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken.

    2.Een man die bewijzen van een scheiding voorlegt uit het land van herkomst, kan zich inderdaad laten vervoegen door zijn nieuwe echtgenote, indien zijn echtscheiding wordt erkend in België (zie wetboek van het internationaal privaatrecht).

    5.De vreemdelingenwetgeving bevat een aantal bepalingen die het verblijfsrecht van de vreemdelingen in het algemeen beschermen. Het artikel 19 van de wet van 15 december 1980 voorziet in een recht op terugkeer van één jaar onder bepaalde voorwaarden. Dit artikel staat een tot verblijf gemachtigde persoon toe tot één jaar uit België afwezig te zijn zonder zijn recht op het verblijf te verliezen, ongeacht de reden van de afwezigheid, of het nu gaat om de eventuele scheiding van het koppel of om het feit dat de echtgenoot een nieuwe echtgenote heeft genomen. Dit recht op terugkeer werd enigszins uitgebreid enerzijds door het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 houdende vaststelling van de gevallen waarin en van de voorwaarden waaronder een vreemdeling wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan worden gemachtigd er terug te keren, en anderzijds, door het koninklijk besluit van 22 juli 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 dat onder meer de voorwaarden voor het herkrijgen van de status van langdurig ingezetene bepaalt.

    Beide teksten voorzien vereenvoudigde voorwaarden om opnieuw tot verblijf gemachtigd te worden na een afwezigheid van vijf jaar maar zijn eerder bedoeld voor personen die reeds een lang verblijf in België hadden voor hun vertrek uit België. Het besluit van 7 augustus 1995 had eerder de situatie van de gedwongen huwelijken van jonge meisjes in het land van herkomst op het oog – in dit geval is het de vader die zijn dochter verplicht in het land van herkomst te blijven – en niet zozeer de situatie waarbij een echtgenote wordt achtergelaten in het land van herkomst.

    Vrouwen die achtergelaten werden in het land van herkomst en hun verblijfsrecht hebben verloren maar niet lang genoeg in België hebben verbleven om op een vereenvoudigd recht op terugkeer aanspraak te maken, kunnen altijd een visum lang verblijf (type D) aanvragen bij de Belgische diplomatieke post op basis van hun specifieke situatie. Ze dienen in dit geval zoveel mogelijk gegevens mee te delen om hun situatie te bewijzen. Indien die situatie voldoende bewezen is, kan hun een visum D worden afgegeven waardoor zij opnieuw gemachtigd worden tot verblijf in België. De moeilijkheid zit uiteraard in het feit dat ze hun toestand van achtergelaten vrouw moeten kunnen aantonen.

    Het aantal vrouwen dat de voorbije drie jaar een verblijfsvergunning om die redenen heeft aangevraagd kan op dertig geschat worden (ongeveer tien per jaar). Dergelijke aanvraag kan een positief antwoord krijgen indien de echtgenoten gescheiden zijn en voor zover de echtscheiding erkend wordt in België.

    6.De aangehaalde problematiek behoort tot de bevoegdheid van de minister van Maatschappelijke Integratie.