Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2671

van Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) d.d. 12 januari 2009

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Banken - Openen van een rekening - Kennisgeving tussen gehuwden

bankdeposito
gehuwde persoon

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
7/10/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2103

Vraag nr. 4-2671 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Artikel 218 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat iedere echtgenoot, zonder instemming van de andere, op zijn naam een depositorekening voor geld of effecten kan doen openen en een brandkast huren.

De bewaarnemer en de verhuurder moeten de andere echtgenoot in kennis stellen van de opening van de rekening of de huur van de brandkast, zo stelt het derde lid van hetzelfde artikel.

In de praktijk moet ik vaststellen dat dit derde lid quasi nooit wordt uitgevoerd.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op volgende vragen :

1. Zijn er de laatste tien jaar al klachten bij economische inspectiediensten ingediend van echtgenoten of derden die de niet-naleving van dit derde lid meldden ?

2. Heeft hij een beeld van de mate waarin deze bepaling nog wordt nageleefd en acht hij het aanhouden van deze bepaling nog opportuun ?

Antwoord ontvangen op 7 oktober 2009 :

1. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie heeft tot nu toe geen klachten ontvangen betreffende het door het geachte lid gestelde probleem, wat op zich logisch is, aangezien het een bepaling betreft uit het Burgerlijk Wetboek, die niet strafrechterlijk sanctioneerbaar is en waarvoor de Algemene Directie Controle en Bemiddeling niet bevoegd is.

De materie, waarvan sprake is, betreft een bevoegdheid van mijn collega, de minister van Justitie.

2. Zonder enige voorkennis en nader onderzoek van de gronden en omstandigheden, kan ik geen stelling innemen over deze vraag. Uiteraard ben ik voorstander van de schrapping van elke rechtsregel die overbodig is of geen meerwaarde biedt, maar anderzijds is het ook zo dat de daden die één van de gehuwde partners stelt, verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de andere partner, zodat het van belang is dat hij of zij hiervan op de hoogte wordt gesteld.