Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2580

van Els Schelfhout (CD&V) d.d. 12 januari 2009

aan de minister van Justitie

Kinderen zonder wettig verblijf - Leerplicht - Controle - Sancties

kind
verblijfsrecht
schoolplicht
buitenlandse staatsburger
jongere
illegale migratie
recht op onderwijs

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
25/2/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2098

Vraag nr. 4-2580 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de Belgische wetgeving is het recht op onderwijs ingeschreven in de grondwet en geldt er leerplicht.

Deze leerplicht is evenzeer van toepassing op kinderen zonder papieren.

In de omzendbrief van de Vlaamse Gemeenschap "Het recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijfsstatuut" van 24 februari 2003 worden concrete richtlijnen gegeven voor het garanderen van het recht op onderwijs van deze kinderen binnen het basisonderwijs en het secundair onderwijs : "Het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen voorziet in een principieel inschrijvingsrecht voor alle kinderen in de school die het kind en zijn ouders verkiezen. (…) Een inschrijving kan niet geweigerd worden op grond van de loutere vaststelling dat het verblijfsstatuut van de kandidaat-leerling of zijn ouders niet in orde is".

Aan Franstalige zijde wordt verwezen naar het fundamentele karakter van het recht op onderwijs, niet alleen vastgelegd in artikel 24 van de Belgische Grondwet, maar ook in verschillende internationale teksten, geratificeerd door België, zijnde onder andere : het Kinderrechtenverdrag van november 1989 (art. 28) waarin het recht op onderwijs voor alle kinderen wordt erkend. In het decreet "Discriminations positives" van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1998 voor gelijke rechten op sociale emancipatie, wordt in art. 40-41 expliciet melding gemaakt van illegaal verblijvende minderjarigen. Deze worden toegelaten in onderwijsinstellingen en tellen mee voor de subsidiëring.

Wat betreft de leerplicht is de Vlaamse omzendbrief echter niet sluitend. Er wordt verwezen naar de leerplicht voor minderjarigen van vreemde nationaliteit, die ingaat vanaf de zestigste dag na de dag waarop zij zijn ingeschreven in het vreemdelingen- of bevolkingsregister. Vanaf dan geldt voor hen evenzeer de leerplicht, en zijn zij dus ook onderworpen aan de controle op de leerplicht en de bijhorende sancties. Vorig jaar nog werd de leerplicht hier expliciet uitgebreid naar kinderen die ingeschreven zijn in het wachtregister.

De omzendbrief laat impliciet een leemte in de leerplicht toe. Immers, wanneer het gaat om kinderen zonder wettig verblijf, die dus niet ingeschreven zijn in het bevolkings- wacht- of vreemdelingenregister wordt enkel nog geschreven over recht op onderwijs.

Het Vlaamse Departement Onderwijs nam hier een standpunt over in, onder bevoegdheid van toenmalig minister mevrouw Vanderpoorten. De leerplichtwet van 29 juni 1983 verwijst naar 'de minderjarige', en dus geldt : "De leerplicht is dus onafhankelijk van (het ontbreken van) een juridisch statuut van de betrokkene." Er wordt enkel een uitzondering voorzien voor minderjarigen van vreemde nationaliteit (pas na zestig dagen inschrijving in vreemdelingen-of bevolkingsregister leerplichtig). "Dit betekent dat er voor andere minderjarigen, zoals niet-begeleide of illegale minderjarigen, geen uitzondering is voorzien. De leerplicht is op hen onverkort van toepassing."

In de Franse Gemeenschap is dit standpunt vergelijkbaar. Met betrekking tot de leerplichtwet stelt het Departement Onderwijs : "Aucune distinction relative au statut, légal ou non, de ces enfants n'apparaît dans la réglementation et n'est donc applicable en cette matière".

Elke minderjarige is dus leerplichtig, ongeacht zijn of haar verblijfstatuut.

In verband met maatregelen voor afhakende kinderen zonder wettig verblijf verwijst men in voorgaande brief van het Franstalige Departement Onderwijs naar het art. 10 van het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coordinatie van de wetten op het lager onderwijs, waarin wordt gestipuleerd dat de politie als missie heeft om leerplichtige kinderen naar school te sturen die tijdens de schooluren elders rondlopen.

Wij merken echter dat de leerplicht in de praktijk niet altijd consequent wordt opgevolgd als het om kinderen zonder wettig verblijf gaat. Het gebeurt dat scholen en welzijnsorganisaties die bij hardnekkige spijbelaars de hulp inroepen van de jeugdbrigade, daar een negatief antwoord op krijgen, of dat het parket de processen-verbaal opgesteld door de jeugdbrigade seponeert. Omdat de kinderen hier zijn zonder wettig verblijfspapieren, nemen deze diensten hun 'hulpverlenende taken inzake jeugdbescherming' niet op.

We constateren hierbij regionale verschillen: in sommige steden neemt de jeugdbrigade haar taak op, los van het al dan niet ontbreken van een verblijfsstatuut. In Antwerpen neemt de jeugdbrigade de verantwoordelijkheid ten aanzien van de groep kinderen zonder wettig verblijf niet op.

Vanuit de overtuiging dat opvolging van de leerplicht ook voor kinderen zonder wettig verblijf noodzakelijk is, betreuren wij deze ambiguë houding. Wij vinden het bovendien onverantwoord dat een categorie kinderen in de meest kwetsbare positie, niet kunnen rekenen op deze noodzakelijke ondersteuning. Net deze kinderen en jongeren hebben onderwijs nodig om een band te creëren en te behouden met het land waar ze wonen. Zij hebben een opleiding nodig om te voorkomen dat criminaliteit en prostitutie hun enige kans op overleven bieden.

Graag hadden wij dan ook het standpunt van de geachte minister gekend over het principe van leerplicht voor kinderen zonder wettig verblijf.

Bovendien stelt zich de vraag over de controle van de leerplicht. Hoe acht hij de leerplicht van deze categorie kinderen te controleren/sanctioneren ? Zijn er reeds bepaalde maatregelen voorzien die ook hen aanbelangen ?

En welke maatregelen voorziet hij om kinderen van schoolgaande leeftijd die niet spontaan in een school zijn ingeschreven naar het onderwijs toe te leiden ?

Antwoord ontvangen op 25 februari 2009 :

Ik beschik niet over de nodige informatie betreffende de gestelde vragen. Deze punten behoren tot de bevoegdheid van de ministers van Onderwijs van de gemeenschappen.