Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-229

van Freddy Van Gaever (Vlaams Belang) d.d. 24 januari 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen

FOD Mobiliteit en Vervoer - Statutaire personeelsleden - Wedde

ministerie
ambtenaar
loon
overheidsapparaat

Chronologie

24/1/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 28/2/2008)
28/2/2008Antwoord

Vraag nr. 4-229 d.d. 24 januari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In strijd met artikel 3, §5, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten (vervangen door artikel 187 van het koninklijk besluit van 5 september 2002, Belgisch Staatsblad van 26 september 2002) telde de FOD Mobiliteit en Vervoer systematisch periodes van halftijdse loopbaanonderbreking, verricht in de functie waarvoor de wedde wordt uitbetaald maar die vóór 1 mei 1999 of 1 januari 2000 werden opgenomen, volledig mee bij de vaststelling van de wedde als statutair personeelslid.

1. Om hoeveel personeelsleden gaat het hier?

2. Wat waren de financiële gevolgen van deze fout?

3. Welke maatregelen werden reeds genomen om een herhaling van zulke fouten te voorkomen?

4. In hoeverre werden eventuele fouten bij de uitbetaling van lonen intussen rechtgetrokken?

Antwoord ontvangen op 28 februari 2008 :

Ik heb de eer om aan het geachte lid de volgende informatie mee te delen.

1. Onder de ambtenaren in dienst op 1 februari 2008 en op basis van een informatica raadpleging, betreft het een ambtenaar.

2. Het financiële gevolg is minimaal : de geldelijke anciënniteit van de ambtenaar werd met een jaar overgewaardeerd.

3. De stafdienst P&O wordt geherstructureerd en versterkt. Bovendien werden aanzienlijke investeringen toegestaan in de vorming en de ontwikkeling van de competenties van de personeelsleden van deze dienst.

4. De geldelijke toestand van de betrokkene moet herzien worden om de toekenning van de tweejaarlijkse tussentijdse verhogingen met een jaar te vertragen.