Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1868

van Hugo Coveliers (Vlaams Belang) d.d. 28 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen - Werking - Subsidies - Onderverdeling tussen Nederlandstalige en Franstalige dossiers

gelijke behandeling van man en vrouw
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
verslag over de werkzaamheden
economische steun
geografische spreiding
taalgebruik
gendermainstreaming

Chronologie

28/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2008)
5/1/2009Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1869
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-2478

Vraag nr. 4-1868 d.d. 28 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens de wet van 16 december 2002 houdende de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft hogergenoemde parastatale instelling als taak toe te zien op de naleving van de gelijkheid van vrouwen en mannen, elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van geslacht te bestrijden.

Uit het Activiteitenverslag 2007 blijkt dat in 2007 het personeel van dit Instituut bestond uit tweeëndertig personen, zeven mannen en vijfentwintig vrouwen ! Hoe rijmt men deze ongelijkheid met de bovenvermelde wet van 16 december 2002 ?

Terloops, er zijn zeventien Franstaligen tewerkgesteld en slechts vijftien Vlamingen, waar komt deze wanverhouding vandaan ?

Op bladzijde 19 wordt in dit verslag over 2007 gesteld dat bij het noodzakelijke denkproces over de ontwikkeling van het "gelijkekansenthema" men regelmatig een dialoog onderhoudt met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Hoe spoort de idee van gelijkheid van kansen voor vrouwen en mannen met het inquisitoire optreden van hoger genoemd Centrum ten voordele van culturen die de ongelijkheid van vrouwen en mannen als één van hun voornaamste kenmerken dragen ?

Op bladzijde 20 wordt verwezen naar "specifieke contacten uitgebouwd met alle Belgische democratische partijen". Welke definitie hanteert het Instituut omtrent het democratische gehalte van een partij ? Worden hier niet Vlaamse en Waalse partijen bedoeld in plaats van Belgische ? Wordt hierbij rekening gehouden met de corruptogene factoren partijen en het aantal ingestelde onderzoeken en uitgesproken veroordelingen voor corruptie ?

Het Instituut vermeldt zijn subsidiestroom onder de sluier : "steun aan de actoren op het terrein" (blz. 54). Kan de geachte minister uitleggen waarom VZW Amazone op een totaal bedrag van 1 020 194 euro voor overkoepelende organisaties zo maar even 893 230 euro krijgt, terwijl bij de zogenaamde "kleine subsidies" 98 692 euro naar Nederlandstalige dossiers gaat en 197 658 naar Franstalige ? Dit is een verhouding van 33,3 % tot 66,7 % ! Hoe verklaart het Instituut voor gelijkheid deze ongelijkheid ?

Vanwaar het verschil in ondersteunde dossiers betreffende gezondheid, vrouwen en kunsten (drie nederlandstalige dossiers en vijftien Franstalige) ? Zijn Franstalige vrouwen minder gezond of minder kunstzinnig zodat ze zoveel meer ondersteuning op dat vlak nodig hebben ?

Hoe komt het dat in de sector "politiek en vrouwenrechten" negen Franstalige dossiers worden gesubsidieerd tegen slechts drie Nederlandstalige ? Heet dit iets te maken met het begrip "democratische partijen" en het ontbreken van enige notie bij het hoger vernoemde Instituut omtrent corrupte partijen ?

Het Instituut ziet in zijn conclusies een uitdaging op het juridisch domein. Zou men deze vervolgingstaak, gezien wat voorafgaat over het Instituut, niet beter overlaten aan het openbaar ministerie ?