Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1812

van Miet Smet (CD&V) d.d. 16 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen

Wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen (Wet Breyne)

bouwnijverheid
bouwvoorschriften
ondernemer
garantie
huisvesting

Chronologie

16/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/11/2008)
5/1/2009Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1811
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1813
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-2558

Vraag nr. 4-1812 d.d. 16 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen regelt de contractuele relatie tussen opdrachtgevers- en aannemers van bepaalde bouwwerken (de zogenaamde "Wet-Breyne").

Artikel 12 van deze wet voorziet een systeem van zekerheidstelling opdat de verkoper/aannemer de werken volledig zou voltooien. In het artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een erkend aannemer en anderzijds andere personen die deze erkenning niet genieten.

Voor de erkende aannemer voorziet de wet van 9 juli 1971 (en het uitvoeringsbesluit) dat de erkende aannemer een waarborg ter waarde van 5 % van de werken op een rekening bij de Deposito- en Consignatierekening stort. Bovendien is de recente rechtsleer van oordeel dat deze zekerheid slechts slaat op 5 % van de prijs van het individuele appartement.

De oplevering gebeurt in twee fasen, de voorlopige- en de definitieve oplevering. Tussen deze twee fasen zit er een termijn van minstens een jaar. De waarborg wordt vrijgegeven bij helften, de eerste helft bij de voorlopige oplevering en de tweede helft bij de definitieve oplevering. Op deze wijze zou de koper/opdrachtgever voldoende waarborgen moet hebben dat de aannemer zijn werkzaamheden volledig voltooit. In de praktijk blijkt echter dat de bouwheer met deze 5 %-waarborg onvoldoende beschermd is in geval van faillissement van de erkende aannemer.

Voor andere personen die niet de hoedanigheid van erkend aannemer krachtens de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken genieten (bij voorbeeld een bouwpromotor) voorziet de wet van 9 juli 1971 (en het uitvoeringsbesluit) dat er een borgstelling door een kredietinstelling moet gebeuren. Deze verbintenis eindigt echter reeds bij de voorlopige oplevering van het gebouw en niet de definitieve oplevering.

De voorlopige oplevering van het gebouw stelt de beëindiging van de werken vast waarbij in een proces-verbaal de eventuele gebreken en opmerkingen worden vastgesteld. De voorlopige oplevering voorziet meestal in een proeftermijn en in een termijn voor de aannemer om de vastgestelde gebreken te verhelpen.

Het probleem hierbij is het volgende : er kunnen bij de voorlopige oplevering nog diverse gebreken worden vastgesteld. Aangezien de verbintenis van de borg bij de voorlopige oplevering vervalt, beschikt de opdrachtgever over weinig mogelijkheden om de afwerking volgens het proces-verbaal af te dwingen van de bouwpromotor. De enige mogelijkheid bestaat erin een rechtszaak aan te spannen, een weinig efficiënte en bemoedigende situatie gezien de duurtijd van het gerechtelijk verloop en de hiermee gepaard gaande kosten.

Ik had graag van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen :

Is deze problematiek gekend ?

Waarom wordt er voorzien in een onderscheid tussen de erkende aannemers en niet-erkende aannemers met betrekking tot het verstrekken van een zekerheid voor de consument ?

Wat zou de eventuele meerkost voor de sector zijn indien alle aannemers een borgstelling via een kredietinstelling of een borgstellingskas moeten bekomen ?

Beschikt hij over cijfermateriaal over het aantal waarborgen die gestort zijn bij de Deposito- en Consignatiekas enerzijds en het aantal borgstellingen bij een kredietinstelling en een borgstellingskas anderzijds ?

Wat is de kostprijs voor de borgstelling voor een niet-erkende aannemer ?

Heeft hij een idee van het aantal rechtszaken waarbij de voltooiing van de werken wordt gevorderd ?