Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1024

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 3 juni 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking - Investeringen - Landbouw

ontwikkelingshulp
landbouwsector
Wereldbank
internationale hulp
ontwikkelingsland

Chronologie

3/6/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
3/7/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1024 d.d. 3 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De verwaarlozing van de landbouw is een structurele oorzaak van de huidige voedselcrisis. Voor het eerst in vijfentwintig jaar heeft de Wereldbank onlangs het World Development Report weer aan de landbouw gewijd. De conclusie: die is verwaarloosd.

In Afrika beneden de Sahara zijn de afgelopen decennia de investeringen in de landbouw structureel te laag geweest, aldus vele experten. In sub-Sahara Afrika kwamen deze investeringen uit op 0,5% van het bruto binnenlands product, terwijl de rijke landen zelf rond de 1,5 à 2% investeerden. Sommige Aziatische landen hebben juist meer in landbouw geïnvesteerd en dat heeft ze geen windeieren gelegd.

Ook in de besteding van ontwikkelingsgelden zijn rijke landen zich steeds minder op landbouw gaan richten. Dit aandeel is tussen 1990 en 2004 gedaald van 12% naar 4%, aldus de Wereldbank.

Mijns inziens zijn volgende peilers belangrijk, er moet meer worden geïnvesteerd:

1) in de kleine landbouwers;

2) in de ontwikkeling van markten die toegankelijk zijn voor kleine boeren;

3) in het ter beschikking stellen van rendabele zaaigoed en meststoffen;

4) in het opbouwen van een goed raamwerk van instituties.

Kleine boeren moeten beter hun werk kunnen gaan doen, zonder werkloos te worden gemaakt door gratis voedselhulp uit de rijke wereld. Internationale hulp moet zoveel mogelijk regionaal worden ingekocht. Het kan niet de bedoeling zijn dat rijke landen via deze hulp hun eigen voedseloverschotten dumpen.

Nederland gaat alvast 400 miljoen euro per jaar steken in de ontwikkeling van de landbouw in arme landen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

Hoe reageert de geachte minister op het World Development Report en het besluit dat in ontwikkelingshulp landbouw werd en wordt verwaarloosd? Geldt dit ook voor ons land wat betreft ontwikkelingssamenwerking?

Kan hij uitvoerig toelichten hoe hij gaat inspelen op het ontwikkelen van markten die voor de kleine boeren toegankelijk zijn? Welke bedragen trekt hij hiervoor uit?

Hoe gaat hij erop toezien dat onze bijdragen aan het Wereld voedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties voor noodhulp enkel worden aangewend om voedsel te kopen op de regionale markten en dus niet als een verdoken manier om eigen voedseloverschotten te dumpen? Welke concrete afspraken werden en zullen er worden gemaakt hieromtrent?

Nederland trekt 400 miljoen euro per jaar uit en dit vanaf 2008 voor de ontwikkeling van de landbouw in arme landen. Hoeveel trekken wij uit in het totaal voor het ontwikkelen van landbouw in arme landen op jaarbasis? Gaan we dit bedrag vergroten en zo ja, met hoeveel en tegen wanneer?

Antwoord ontvangen op 3 juli 2008 :

  1. In de jaren zeventig en tachtig ging een aanzienlijk deel van de Ontwikkelingssamenwerking van alle donors naar landbouwprogramma's. Het ging overwegend om steun aan parastatalen die instonden voor de commercialisatie van landbouwgewassen of van landbouwinputs. De resultaten van die projecten waren erg bescheiden en in veel gevallen zelfs negatief. Die parastatalen werkten vaak bijzonder slecht, ze waren verlieslatend, omwille van politieke inmenging in het beheer en in sommige gevallen omvvillen van fraude en corruptie. Doorgaans werden de verliezen afgewenteld op de boeren die steeds lagere prijzen kregen voor hun produkten, of als gevolg van de verliezen ging de dienstverlening van de betrokken bedrijven achteruit. Kortom er was een situatie dat donors vrij veel geld uit trokken voor landbouwprojecten zonder veel positieve resultaten. Donors begonnen aan te dringen op hervormingen in die parastatalen en in afwachting daarvan werden nieuwe projecten uitgesteld. Veel van de gevraagde hervormingen duurden veel langer dan oorspronkelijk verwacht, en dus daalden de donorbestedingen aan landbouw op de lange termijn.

    Een tweede reden voor de vermindering van de donorbijdragen, was dat vooral Afrikaanse overheden zelf heel weinig middelen uittrokken voor de landbouw. Integendeel de landbouw werd vaak zwaar belast (men sprak over een zogenaamde “urban bias” in het beleid van veel ontwikkelingslanden). In een context waar het beleid de landbouwsector eerder ontmoedigt, heeft het weinig zin om ontwikkelingsprojecten op te starten.

    Ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking volgde die trend. Dat betekent niet dat alle landbouwprojecten verdwenen. Er bleef nog steeds een belangrijke interventie via het Belgisch Overlevingsfonds, via internationale organisaties als FAO en IFAD, en ook in enkele partnerlanden werden bilaterale programma's verder gezet.

  2. Sinds dit jaar is er een ommekeer in die daling van de landbouwportefeuille. In de instructies voor de nieuwe landenprogramma's van de directe bilaterale samenwerking werd voorgeschreven dat België zich zou specialiseren in tenminste een productieve sector. In de praktijk is dat vooral de landbouw. In de vijf gemengde commissies die dit jaar werden gehouden, zijn er dan ook vier waar nieuwe interventies op het vlak van landbouw zijn voorzien. Op termijn moet dit ertoe leiden dat de portefeuille aan landbouwprojecten opnieuw zal stijgen.

    Wat betreft de aanpak in die interventies, is het duidelijk dat de prioriteit steeds gaat naar kleine landbouwers. Dit criterium geldt zowel in de keuze van de gewassen die worden ondersteunt, in de keuze van de infrastructuur (bijvoorbeeld irrigatie voor kleine boeren). In elk project is er trouwens niet enkel aandacht voor het verhogen van de rendementen, maar ook en vooral voor de vermarkting. Duurzaamheid wordt enkel gehaald, indien de aangeboden teelten rendabel zijn voor de betrokken boeren.

  3. In tegenstelling tot een aantal grote donors, is de Belgische voedselhulp aan WFP volledig ontbonden. België geeft geen bijdragen in natura, maar doet financiële bijdragen aan WFP. De organisatie kan dan zelf beslissen hoe ze die fondsen gebruikt, en waar ze voedselprodukten koopt.

    Bovendien heeft België binnen WFP een discussie op gang gebracht rond lokale en regionale aankopen. En in de financieringsakkoorden van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met WFP staat ook telkens een voorkeur voor lokale en regionale aankopen ingeschreven. WFP houdt zich aan die afspraken, zoals ook blijkt uit de verslagen van de Attachés Internationale Samenwerking uit de partnerlanden.

  4. Tijdens de top in Rome heb ik aangekondigd dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking tegen 2010 de bestedingen voor landbouwprogramma's wil optrekken tot 10 % van de totale begroting. In een scenario waarbij België in 2010 de 0,7 % haalt, zou dat betekenen dat ruim 210 miljoen euro naar landbouw zou gaan. Op dit moment ligt het aandeel van landbouw net onder 5 %. Niettemin is deze doelstelling haalbaar, zoals blijkt uit de recente gemengde commissies waar landbouw steeds vaker wordt weerhouden als één van de specialisatiesectoren in onze partnerlanden.

    Ik heb er trouwens bij mijn EU-collega's op aangedrongen om dezelfde doelstelling te onderschrijven.