Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1023

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 3 juni 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking - Rapport Wereldbank - Begrotingssteun

ontwikkelingshulp
Wereldbank
ontwikkelingsland

Chronologie

3/6/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
2/7/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1023 d.d. 3 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De ontwikkelingseconoom van de Wereldbank Simeon Djankov berekende op basis van langdurig onderzoek dat een sterke afhankelijkheid van hulp leidt tot minder democratie en meer corruptie in ontwikkelingslanden. Vooral over begrotingssteun, de populaire vorm van ontwikkelingssamenwerking waarbij rijke landen rechtstreeks de begroting van een ontwikkelingsland spekken, is hij sceptisch.

België moet veel selectiever zijn in het geven van ontwikkelingshulp aan arme landen. Want in ontwikkelingslanden die sterk afhankelijk zijn van het westen, holt de democratie achteruit.

Ontwikkelingshulp leidt in overheidskringen tot sterke corruptie en minachting voor het volk: het overheidsbudget van vooral Afrikaanse landen bestaat soms voor tientallen procenten uit hulpgeld. Machthebbers en ambtenaren proberen vaak een graantje van dat geld mee te pikken. Ook hebben de autoriteiten door al het hulpgeld “geen prikkel om de economie aan de praat te krijgen” en een fatsoenlijk belastingstelsel op te zetten.

Dat corrumperende effect van hulp kan zo sterk zijn dat na verloop van tijd de democratie helemaal wordt uitgehold, zoals met Zimbabwe is gebeurd.

Djankov ergert zich daarom aan de afspraken die rijke landen in 2005 maakten om de hulp aan Afrika te verdubbelen. Ze zouden de problemen op het continent verergeren in plaats van oplossen.

Ook ziet hij weinig in de manier waarop veel rijke landen hulp verstrekken: door zogeheten budgetsteun, waarbij geld rechtstreeks ten goede komt van de overheidsbegroting. Er wordt daarbij veel te weinig, op grond van onafhankelijke analyses, gekeken of de gesteunde regeringen wel goede wil tonen en bereid zijn hun economie op de schop te nemen. Tonen ze die bereidheid niet, dan moet de hulp snel worden stopgezet.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

Hoe reageert de geachte minister op de stellingen van Simeon Djankov? Is hij het eens met zijn conclusies en zo ja, in hoe verre implementeert hij dit concreet in zijn beleid?

Hoe probeert hij het corrumperende effect van ontwikkelingshulp tegen te gaan? Kan hij dit concreet toelichten en boekt hij resultaten?

Levert ons land zogeheten budgetsteun waarbij geld rechtstreeks ten goede komt van de overheidsbegroting van het partnerland? Zo ja hoeveel bedraagt deze bijdrage procentueel ten opzichte van het totale budget, om welke bedragen gaat het en welke landen ontvingen deze steun en dit zowel voor 2007 als voor het jaar 2008 (gebudgetteerd)?

Antwoord ontvangen op 2 juli 2008 :

1. Er bestaat een zeer uitgebreide literatuur over de mogelijke perverse effecten van hulp. Het gaat eigenlijk over het dilemma dat individuele projecten vaak positieve resultaten hebben, maar dat het totaal van de hulp niet altijd positief is. Er kunnen daarvoor meerdere redenen zijn. Ten eerste, kan het feit dat een donor investeert in een bepaald project in de gezondheidssector, ertoe leiden dat de overheid zelf minder investeert in de gezondheidssector en het geld daarentegen gebruikt voor uitgaven die veel minder ontwikkelingsresultaten opleveren (in dat geval spreekt men over het probleem van « fungibiliteit »). Ten tweede, kan een grote toestroom van hulpprojecten ertoe leiden dat op de arbeidsmarkt geschoolde kaders worden weggetrokken uit de privésector naar de publieke sector, en dat daardoor de economische groei in de privésector wordt ontmoedigd (in dat geval spreekt men over het zogenoemd « crowding out »-effect. Ten derde, kan er ook puur fraude meespelen, hoge ambtenaren of ministers die contracten voor grote projecten met smeergeld laten betalen, en dus worden projecten soms toegewezen aan minder professionele uitvoerders en daalt de kwaliteit.

Simeon Djankov is een exponent van de stelling dat hulp leidt tot een aantal van deze perverse neveneffecten, en dus in zijn geheel minder positief is dan de som van individuele projecten. Deze negatieve effecten zijn te vergelijken met wat men kan waarnemen in sommige arme ontwikkelingslanden die over olie of andere grondstoffen beschikken. Andere economisten zijn echter van oordeel dat er in de manier waarop donors hulp besteden controlemechanismen zijn ingebouwd die maken dat er minder kans is op dergelijke perverse effecten. Enkele van de controles die donor inbouwen zijn :

— selectiviteit. Donoren trekken meer geld uit voor landen met een behoorlijk bestuur, en dus waar er garanties zijn dat bijkomende middelen op een goede manier worden besteed;

— donoren leggen allerlei kwaliteitseisen op aan hun projecten en programma's;

— donoren kijken daarbij niet enkel naar hoe hun eigen middelen in een land worden beheerd, maar kijken ook toe hoe de rest van het nationale budget wordt aangewend. En leggen soms voorwaarden op over een beter beheer van de publieke financiën in hun partnerlanden.

Economisten als Paul Collier (auteur van het recente boek The Bottom Billion) stellen dan ook dat hulp door die talrijke controlemechanismen en voorwaarden minder onderhevig is aan perverse neveneffecten.

2. Zoals andere donors, tracht ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zich in te dekken tegen de mogelijke perverse effecten van de hulpstromen. Enkele voorbeelden :

— sinds 2008 werden in het bepalen van de financiële enveloppe per partnerland een element van selectiviteit ingebouwd. De enveloppes per partnerland worden bepaald op basis van drie criteria : de noden van het land (de armoedegraad), de absorptiecapaciteit en de prestaties van het land inzake goed beheer;

— op dit moment verstrekt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking slechts ongeveer 10 % van zijn bilaterale hulp onder de vorm van begrotingshulp. Voor begrotingshulp komen in aanmerking landen die aan een aantal minimale voorwaarden van behoorlijk financieel beheer voldoen, of landen die snel vooruitgang boeken op dit terrein. Die voorwaarden zijn vastgelegd in een document dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Begroting hebben goedgekeurd (het « Vademecum Begrotingshulp »);

— wat betreft de uitvoering van projecten, heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de keuze tussen drie uitvoeringsmodaliteiten : in eigen regie, in uitvoering door het partnerland, of in gezamenlijke uitvoering. Welke modaliteit wordt gekozen hangt af van de context in het betrokken partnerland. In elke formulering wordt dan ook een grondige institutionele analyse uitgevoerd;

— personeel van BTC op het terrein wordt opgeleid op het vlak van corruptie. En de initiatieven ter zake worden verder geïntensifieerd.

België is actief in een aantal landen met fragiele structuren. In die landen is ontwikkelingssamenwerking niet zonder risico. Maar door langdurige aanwezigheid in landen en sectoren kan een donor het risico beheersbaar houden.

Geregelde evaluaties en opvolging zorgt er ook voor dat de druk op een goede uitvoering wordt aangehouden.

3. Hierbij volgen de gevraagde cijfers

Uitgaven in 2007

Algemene begrotingshulp :

Mozambique : 3 065 968 euro, dit is 18 % van de Belgische ODA aan Mozambique (16 996 238 euro).

Sectorale begrotingshulp

Land/Regio

Hoofdsector

Uitgaven 2007

SBS als % van ODA

Ëthiopie

Onderwijs — Onderwijspersoneel

6 000 000

62,58

Mali

Onderwijs — Onderwijsbeleid en administratief beheer

4 000 000

28,30

Mozambique

Regering en burgerlijke maatschappij — Financieel beheer van de openbare sector

1 000 000

5,88

Rwanda

Onderwijs — Onderwijsbeleid en administratief beheer

1 773 375

5,85

Tanzania

Regering en burgerlijke maatschappij — Regeringsbestuur

4 000 000

40,64

Uganda

Gezondheid — Gezondheidsbeleid en administratief beheer

2 040 000

18,88

Vietnam

Onderwijs — Basisonderwijs

1 700 000

12,58

Totaal

20 513 375

1,44

Algemene begrotingshulp :

Voorzien :

Mozambique : 3 000 000 euro, dit is 17,65 % van de Belgische ODA aan Mozambique (16 996 238 euro).

Voorlopig al vastgelegd in 2008 :

Burundi : 4 000 000 euro, dit is 21,41 % van de Belgische ODA aan Burundi (18 678 526 euro).

Sectorale begrotingshulp

Mali

Onderwijs — Onderwijsbeleid en administratief beheer

4 000 000

Mozambique

Regering en burgerlijke maatschappij — Financieel beheer van de openbare sector

1 000 000

Niger

Onderwijs — Onderwijsbeleid en administratief beheer

2 000 000

Rwanda

Onderwijs — Onderwijsbeleid en administratief beheer

8 000 000

Rwanda

Gezondheid — Gezondheidsbeleid en administratief beheer

8 000 000

Tanzania

Regering en burgerlijke maatschappij — Regeringsbestuur

1 500 000

Vietnam

Onderwijs — Basisonderwijs

1 798 975