Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-3024

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 15 juli 2005

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Gerechtelijke opsporingsberichten - Verspreiding via media en internet - Ministeriële richtlijn - Toepassing en effect.

Chronologie

15/7/2005Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/8/2005)
24/8/2005Antwoord
24/8/2005Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-3023

Vraag nr. 3-3024 d.d. 15 juli 2005 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De ministeriële richtlijn inzake het verspreiden van gerechtelijke opsporingsberichten via de media en het internet (Belgisch Staatsblad van 1 juli 2005) bepaalt onder meer het volgende :

a) Enkel de lokale en nationale televisiezenders, die een aparte overeenkomst hebben afgesloten met de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, komen in aanmerking om een opsporingsreportage (opsporingsbericht met een maximale duurtijd van vijf minuten en dat een uitvoerige duiding van het onderzoeksdossier omvat) uit te zenden.

b) Enkel de nationale televisiezenders, die een aparte overeenkomst hebben afgesloten met de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, komen in aanmerking om een opsporingsprogramma (een televisieproductie met opsporingsberichten waarvan het opsporingsdossier problematisch is geworden) uit te zenden.

De bepalingen van deze overeenkomsten worden, via geëigende kanalen, ter kennis gebracht van de parketmagistraten, van de onderzoeksrechters en van de politiediensten.

Kan de geachte vice-eerste minister mij een antwoord verstrekken op de volgende vragen :

1. Welke bepalingen omvatten dergelijke overeenkomsten ? Moet voor elke opsporingsreportage of -programma een nieuwe overeenkomst worden ondertekend, of gelden deze overeenkomsten voor een bepaalde duur ? Zo ja, gedurende welke termijn ? Zo ja, met welke televisiezenders bestaat momenteel een overeenkomst en volgens welke criteria worden deze zenders geselecteerd ? Over welke zenders en welk soort berichtgeving gaat het ?

2. Waarom komen enkel nationale televisiezenders in aanmerking om opsporingsprogramma's uit te zenden, en niet de regionale zenders ?

3. Hoeveel opsporingsberichten, onderverdeeld naargelang het gaat om een kort bericht, opsporingsreportage, -constructie of -programma werden afgelopen jaar uitgezonden ? In hoeveel gevallen heeft de uitzending geleid tot een vooruitgang of opheldering van het dossier ?

Deze vraag wordt tevens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken gesteld.

Antwoord ontvangen op 24 augustus 2005 :

Tekst nog niet beschikbaar.