SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2019-2020 Zitting 2019-2020
________________
1 juillet 2020 1 juli 2020
________________
Question écrite n° 7-622 Schriftelijke vraag nr. 7-622

de Willem-Frederik Schiltz (Open Vld)

van Willem-Frederik Schiltz (Open Vld)

à la ministre de l'Emploi, de l'Economie et des Consommateurs, chargée de la Lutte contre la pauvreté, de l'Egalité des chances et des Personnes handicapées

aan de minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Armoedebestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking
________________
Crise du coronavirus - Chômage des jeunes - Augmentation exponentielle - Statistiques - Mesures - Concertation avec les Régions (Covid-19) Coronacrisis - Werkloosheid bij jongeren - Exponentiële toename - Cijfers - Maatregelen - Overleg met de Gewesten (Covid-19) 
________________
épidémie
chômage des jeunes
statistique officielle
epidemie
jeugdwerkloosheid
officiële statistiek
________ ________
1/7/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 30/7/2020)
10/9/2020Antwoord
1/7/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 30/7/2020)
10/9/2020Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 7-621 Aussi posée à : question écrite 7-621
________ ________
Question n° 7-622 du 1 juillet 2020 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-622 d.d. 1 juli 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ce sont les jeunes qui sont le plus touchés, et de loin, par la crise du coronavirus sur le marché de l'emploi. Les statistiques néerlandaises sont décevantes. Depuis février 2020, le nombre de jeunes actifs âgés de 15 à 25 ans a ainsi baissé de 139 000 unités.

Si, en février 2020, plus de 1,4 million de jeunes avaient encore un emploi, ils étaient moins de 1,3 million dans ce cas en mai 2020. C'est ce qu'indiquent les données du Nederlandse Centraal Bureau voor de statistiek (CBS- Office central néerlandais de statistique).

À titre comparatif, le nombre de personnes actives n'a diminué que de 18 000 unités dans la tranche d'âge de 25 à 45 ans et de 45 000 unités dans la tranche d'âge de 45 à 75 ans.

Parmi les 139 000 jeunes qui ont perdu leur emploi, tous ne sont pas officiellement au chômage. En effet, une partie d'entre eux ne recherchent pas d'emploi, convaincus que l'effort est vain. Ils ne figurent donc pas dans les statistiques de chômage. Le chômage des jeunes a pourtant augmenté sensiblement, passant de 6,3 % en février 2020 à 9,5 % en mai. Toujours à titre comparatif, le chômage global est passé de 2,9 % à 3,6 % seulement.

Si ce sont les jeunes qui sont le plus touchés, cela s'explique par leur position sur le marché de l'emploi. Ils travaillent souvent à temps partiel et dans des secteurs que la crise du Covid 19 a frappés de manière disproportionnée. Les règles relatives aux indemnités de licenciement jouent également en leur défaveur lorsque la situation économique se détériore.

D'autres pays dressent également un constat similaire.

Quant au caractère transversal de la présente question : elle porte sur une matière transversale relevant également de la compétence des Régions. Alors que les Régions avaient déjà d'importantes compétences en matière de placement et les Communautés en matière de formations, la sixième réforme de l'État a encore entraîné le transfert de vastes compétences en matière de politique du marché de l'emploi. La réglementation relative au droit du travail individuel et collectif, en ce compris le bien-être au travail, et la réglementation relative à la sécurité sociale restent toutefois fédérales, de même que la concertation sociale et la politique salariale. C'est aussi l'autorité fédérale qui détient la compétence résiduelle. D'où la présente question.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Constatez-vous, dans notre pays, une tendance semblable à une surreprésentation des jeunes dans le chômage économique temporaire induit par la crise du coronavirus et considéré comme du «chômage temporaire pour force majeure»? Dans l'affirmative, pouvez-vous me communiquer le nombre mensuel total de chômeurs relevant de ce régime, en chiffres absolus et en chiffres relatifs? Pouvez-vous fournir des chiffres détaillés? Dans la négative, comment expliquez-vous ce constat?

2) Pouvez-vous me dire si l'on observe déjà des tendances semblables à une aggravation disproportionnée du chômage des jeunes dans le chômage définitif? Pouvez-vous me communiquer des statistiques mensuelles globales, en chiffres absolus et en chiffres relatifs? Pouvez-vous donner des explications détaillées?

3) Pouvez-vous expliquer les mesures qui sont en préparation afin de limiter le chômage des jeunes?

4) Avez-vous déjà discuté spécifiquement de ces mesures avec les Régions au sein du Comité de concertation ou ailleurs? Dans l'affirmative, pouvez-vous préciser le contenu et le calendrier des mesures? Dans la négative, pour quelle raison?

5) Dans quelle mesure l'accroissement du chômage des jeunes est-il influencé par la durée moins longue du bénéfice des indemnités de licenciement? Pouvez-vous expliquer? Que convient-il de faire, selon vous?

 

Jongeren worden op de arbeidsmarkt veruit het hardst getroffen door de coronacrisis. De Nederlandse cijfers zijn ontluisterend. Het aantal jongeren tussen de vijftien en vijfentwintig jaar dat werkt is sinds februari 2020 namelijk gedaald met 139 000.

In februari 2020 hadden er nog meer dan 1,4 miljoen jongeren werk, in mei 2020 waren dat er minder dan 1,3 miljoen, blijkt uit cijfers van het Nederlandse Centraal Bureau voor de statistiek (CBS).

Ter vergelijking: het aantal werkenden van vijfentwintig tot vijfenveertig jaar daalde met slechts 18 000 en tussen de vijfenveertig en vijfenzeventig jaar was dat 45 000.

Van die 139 000 jongeren die nu niet meer werken, is niet iedereen officieel werkloos. Want een deel van hen zoekt nu geen werk, omdat dat toch niet lukt en zulke gevallen worden niet meegerekend als werkloze. Dan nog is de jeugdwerkloosheid hard gestegen van 6,3 % in februari 2020 naar 9,5 % in mei. Weer ter vergelijking, de algemene werkloosheid steeg slechts van 2,9 naar 3,6 %.

Dat vooral jongeren nu getroffen worden heeft veel te maken met hun arbeidsmarktpositie. Ze werken dikwijls deeltijds en in sectoren die disproportioneel getroffen werden ten gevolge van Covid-19. Ook de regels rond opzegvergoedingen werken in hun nadeel wanneer het economisch slechter gaat.

Ook andere landen stellen een gelijkaardige tendens vast.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: het betreft een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Terwijl de Gewesten al belangrijke bevoegdheden hadden op vlak van arbeidsbemiddeling en de Gemeenschappen op vlak van opleidingen, zorgt de zesde Staatshervorming voor een overdracht van belangrijke bevoegdheden op vlak van het arbeidsmarktbeleid. De regelgeving over het individuele en collectieve arbeidsrecht, met inbegrip van welzijn op het werk, en de regelgeving over de sociale zekerheid blijven echter federaal. Dit geldt ook voor het sociaal overleg en het loonbeleid. De federale overheid beschikt ook over de residuaire bevoegdheid. Vandaar deze vraag.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Stelt u in ons land een gelijkaardige tendens vast voor de tijdelijke economische werkloosheid als gevolg van het coronavirus, die wordt beschouwd als «tijdelijke werkloosheid wegens overmacht», wat betreft de oververtegenwoordiging van jongeren? Zo ja, kan u op maandbasis de aantallen en het percentage van het totaal aantal werklozen dat onder dit stelsel valt gedetailleerd meedelen? Kan u dit uitvoerig duiden? Zo neen, hoe verklaart u dit?

2) Kan u meedelen of er reeds wat betreft de definitieve werkloosheid gelijkaardige tendensen waarneembaar zijn voor de disproportionele toename van de jeugdwerkloosheid? Kan u dit cijfermatig toelichten op totaalbasis per maand in cijfers en percenten? Kan u dit uitvoerig toelichten?

3) Kan u toelichten welke maatregelen op til zijn voor de jongeren wat betreft het inperken van de jeugdwerkloosheid?

4) Heeft u hieromtrent reeds specifiek overleg gehad met de Gewesten in het Overlegcomité of elders? Zo ja, kan u de maatregelen en het tijdschema toelichten? Zo neen, waarom niet?

5) Welke rol spelen de kortere opzegvergoedingen in de toename van de werkloosheid onder jongeren? Kan u dit toelichten? Wat acht u aangewezen?

 
Réponse reçue le 10 septembre 2020 : Antwoord ontvangen op 10 september 2020 :

1) Habituellement, les tendances chez les < 25 ans en chômage temporaire sont plus prononcées que chez leurs homologues de 25 ans et plus. Ainsi on constate une augmentation plus prononcée chez les < 25 ans depuis le début de la crise corona. Leur part dans le chômage temporaire est plus large que dans les mois précédents.

Mois de référence

Chiffres absolus

Répartitions

Évolution sur une base annuelle

CT < 25 ans

CT 25 ans et plus

CT < 25 ans

CT 25 ans et plus

CT < 25 ans

CT 25 ans et plus

201901

11 341

143 523

7,3%

92,7%

-18%

+17%

201902

8 224

111 900

6,8%

93,2%

-22%

-16%

201903

8 538

116 819

6,8%

93,2%

-13%

-8%

201904

4 824

83 463

5,5%

94,5%

+26%

+17%

201905

5 222

80 170

6,1%

93,9%

+84%

+46%

201906

4 830

73 475

6,2%

93,8%

+45%

+24%

201907

4 726

60 523

7,2%

92,8%

+5%

+10%

201908

4 753

62 335

7,1%

92,9%

-24%

-16%

201909

4 581

71 289

6,0%

94,0%

+33%

+20%

201910

7 184

100 038

6,7%

93,3%

+17%

+15%

201911

6 351

86 376

6,8%

93,2%

+1%

+3%

201912

9 773

110 088

8,2%

91,8%

+13%

+18%

202001

7 889

117 210

6,3%

93,7%

-30%

-18%

202002

8 988

121 822

6,9%

93,1%

+9%

+9%

202003

95 777

858 677

10,0%

90,0%

+1022%

+635%

202004

101 347

1 039 979

8,9%

91,1%

+2001%

+1146%

202005

68 926

759 156

8,3%

91,7%

+1220%

+847%

En outre, nous savons que les jeunes sont surreprésentés dans le travail intérimaire, et bien sûr aussi dans le travail des étudiants. Ce sont également deux types d’emplois pour lesquels nous avons constaté une forte baisse d’activité pendant le lockdown, et qui, malgré la reprise en juin et juillet, ne sont pas encore revenus au niveau de 2019. Les données disponibles nous permettent donc de conclure que les jeunes courent un risque relativement élevé de perdre leur emploi ou, du moins, d’être temporairement confrontés à une baisse de leurs revenus.

2) Dans les mois les plus récents pour lesquels les données de chômage sont déjà disponibles, on constate des augmentations plus prononcées chez les < 25 ans que chez leurs homologues de 25 ans et plus, aussi bien pour les chômeurs complets indemnisés demandeurs d’emploi (CCI-DE) que pour le total des demandeurs d’emploi inoccupés (DEI) inscrits auprès des régions (qui comprennent à la fois les bénéficiaires d’allocations et les non-allocataires, comme les jeunes en période d’insertion professionnelle). Entre autre à cause des récentes tendances à la baisse du chômage des jeunes cela ne conduit pas, jusqu’à maintenant, à une part anormalement élevée des < 25 ans dans ces groupes par rapports aux mois précédents.

Mois

Chiffres absolus

Répartitions

Évolution sur une base annuelle

CCI-DE < 25 ans

CCI-DE 25 ans et plus

CCI-DE < 25 ans

CCI-DE 25 ans et plus

CCI-DE < 25 ans

CCI-DE 25 ans et plus

201901

27200

318 906

7,9%

92,1%

-18%

-9%

201902

27 445

316 040

8,0%

92,0%

-12%

-5%

201903

28 164

323 152

8,0%

92,0%

-5%

-1%

201904

24 511

302 728

7,5%

92,5%

-12%

-6%

201905

22 030

286 549

7,1%

92,9%

-16%

-10%

201906

23 418

309 542

7,0%

93,0%

-5%

-1%

201907

22 265

299 231

6,9%

93,1%

-11%

-7%

201908

23 772

309 428

7,1%

92,9%

-3%

-3%

201909

25 771

307 926

7,7%

92,3%

-8%

-5%

201910

24 470

291 641

7,7%

92,3%

-10%

-6%

201911

25 176

298 817

7,8%

92,2%

-4%

-3%

201912

23 387

290 753

7,4%

92,6%

-6%

-4%

202001

25 515

305 040

7,7%

92,3%

-6%

-4%

202002

25 943

308 779

7,8%

92,2%

-5%

-2%

202003

24 608

302 891

7,5%

92,5%

-13%

-6%

202004

24 716

301 715

7,6%

92,4%

+1%

-0%

202005

28 170

331 368

7,8%

92,2%

+28%

+16%


Mois

Chiffres absolus

Répartitions

Évolution sur une base annuelle

DEI < 25 ans

DEI 25 ans et plus

DEI < 25 ans

DEI 25 ans et plus

DEI < 25 ans

DEI 25 ans et plus

201901

85 777

406 125

17,4%

82,6%

-18%

-4%

201902

82 729

400 253

17,1%

82,9%

-7%

-4%

201903

78 533

395 293

16,6%

83,4%

-6%

-3%

201904

75 499

389 100

16,3%

83,7%

-5%

-3%

201905

70 164

381 566

15,5%

84,5%

-5%

-2%

201906

69 752

383 018

15,4%

84,6%

-5%

-2%

201907

85 380

409 361

17,3%

82,7%

-9%

-4%

201908

91 480

408 833

18,3%

81,7%

-8%

-4%

201909

94 982

394 097

19,4%

80,6%

-5%

-3%

201910

89 073

387 961

18,7%

81,3%

-5%

-4%

201911

83 679

380 855

18,0%

82,0%

-4%

-4%

201912

82 875

387 358

17,6%

82,4%

-2%

-3%

202001

82 896

392 393

17,4%

82,6%

-3%

-3%

202002

81 298

390 565

17,2%

82,8%

-2%

-2%

202003

79 808

398 306

16,7%

83,3%

+2%

+1%

202004

83 308

416 099

16,7%

83,3%

+10%

+7%

202005

80 925

409 059

16,5%

83,5%

+15%

+7%

3) Depuis la sixième réforme de l’État, les compétences des régions dans le domaine de la politique du marché du travail ont été considérablement étendus et elles disposent désormais de la plupart des instruments pour agir dans ce domaine. Il s’agit notamment de compétences permettant d’activer les allocations de chômage et les réductions de la sécurité sociale sur base des caractéristiques des travailleurs.

Afin de contenir la hausse du chômage, une reprise économique rapide semble être particulièrement importante, plutôt que des mesures supplémentaires sur le marché du travail. Un soutien approprié doit être apporté aux jeunes appartenant à un statut qui ne leur donne pas accès au chômage temporaire ou qui ont plus de difficultés à remplir les conditions d’éligibilité aux allocations de chômage (par exemple, les travailleurs intérimaires). En outre, nous devons veiller à ce qu’ils puissent progresser vers des emplois de meilleure qualité. Les jeunes qui perdent leur emploi doivent être guidés vers le travail dès que possible. La formation et l’éducation en fonction des secteurs ayant des besoins existants ou nouveaux sont des voies appropriées à cet égard. Les moyens nécessaires doivent être fournis afin de guider les chômeurs vers un emploi durable le plus rapidement possible. Cependant, l’orientation des chômeurs est de la compétence des Régions.

Nous saluons également la proposition de recommandation du Conseil visant à renforcer la garantie européenne pour la jeunesse. Il s’agit d’une contribution importante à la mise en œuvre continue du pilier européen des droits sociaux et fait partie d’une série de mesures proposées par la Commission pour stimuler l’emploi des jeunes.

4) Il n’y a eu aucune demande de concertation concernant ce groupe cible spécifique de la part des Régions. S’il ressort du monitoring sur l’impact de la crise du coronavirus sur le chômage des jeunes que ce groupe cible a été touché plus durement, une discussion pourra encore être organisée au sein du Comité de concertation. À ce stade, il est encore trop tôt pour pouvoir en tirer cette conclusion.

5) L’article 37/2, § 1er, de la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail fixe les délais de préavis en cas de licenciement par l’employeur en fonction de l’ancienneté du travailleur et de la partie à l’origine du licenciement (l’employeur ou le travailleur). Pour calculer l’ancienneté, on tient en principe compte des périodes pendant lesquelles le salarié a été employé de façon continue par le même employeur.

Par exemple, le délai de préavis à respecter par l’employeur en cas de licenciement d’un travailleur ayant moins de trois mois d’ancienneté est d’une semaine. Pour une ancienneté comprise entre trois mois et moins de quatre mois, le délai de préavis est de trois semaines, etc.

La même logique s’applique lorsque le contrat de travail est résilié par le paiement d’une indemnité de préavis. Cette indemnité est égale au salaire actuel correspondant soit à la durée du préavis qui devrait normalement être respecté, soit à la durée restante de celui-ci.

L’Office national de l’emploi (ONEm) ne dispose pas des données concernant les indemnités de préavis de ses allocataires.

À ma connaissance, il n’existe aucune évaluation de l’impact de la réduction des délais de préavis sur le taux de chômage en Belgique. Toutefois, on suppose (entre autres dans l’Étude économique par pays de l’OCDE 2019) que des réglementations plus strictes en matière de licenciement (indemnités de départ élevées et longs délais de préavis) peuvent s’accompagner d’un comportement de recrutement plus réticent au risque de la part des employeurs. Par exemple, ils chercheront des personnes ayant plus d’expérience afin de réduire le risque de devoir recruter à nouveau rapidement.

1) De tendensen bij de < 25-jarigen in tijdelijke werkloosheid zijn gewoonlijk scherper dan bij hun tegenhangers van 25-plus. Ook bij aanvang van de coronacrisis zien we een scherpere toename bij de < 25-jarigen. Hun aandeel binnen de tijdelijke werkloosheid ligt hoger dan het geval was in de voorgaande maanden.

Refertemaand

Absolute aantallen

Verhoudingen

Evolutie op jaarbasis

TW < 25 jaar

TW 25-plus

TW < 25 jaar

TW 25-plus

TW < 25 jaar

TW 25-plus

201901

11 341

143 523

7,3%

92,7%

-18%

+17%

201902

8 224

111 900

6,8%

93,2%

-22%

-16%

201903

8 538

116 819

6,8%

93,2%

-13%

-8%

201904

4 824

83 463

5,5%

94,5%

+26%

+17%

201905

5 222

80 170

6,1%

93,9%

+84%

+46%

201906

4 830

73 475

6,2%

93,8%

+45%

+24%

201907

4 726

60 523

7,2%

92,8%

+5%

+10%

201908

4 753

62 335

7,1%

92,9%

-24%

-16%

201909

4 581

71 289

6,0%

94,0%

+33%

+20%

201910

7 184

100 038

6,7%

93,3%

+17%

+15%

201911

6 351

86 376

6,8%

93,2%

+1%

+3%

201912

9 773

110 088

8,2%

91,8%

+13%

+18%

202001

7 889

117 210

6,3%

93,7%

-30%

-18%

202002

8 988

121 822

6,9%

93,1%

+9%

+9%

202003

95 777

858 677

10,0%

90,0%

+1022%

+635%

202004

101 347

1 039 979

8,9%

91,1%

+2001%

+1146%

202005

68 926

759 156

8,3%

91,7%

+1220%

+847%

Daarnaast weten we dat jongeren oververtegenwoordigd zijn in uitzendwerk, en natuurlijk ook in studentenarbeid. Ook dit zijn twee types werk waarvoor we een sterke terugval van de activiteit zagen tijdens de lockdown, en die zich ondanks herstel in juni en juli nog niet terug op het niveau van 2019 bevinden. Uit de beschikbare gegevens kunnen we dus inderdaad afleiden dat jongeren een relatief groot risico lopen om hun baan te verliezen of alleszins tijdelijk geconfronteerd te worden met een terugval in hun inkomen.

2) In de recentste maanden waarvoor werkloosheidsgegevens beschikbaar zijn, zien we sterkere stijgingen bij de < 25-jarigen dan bij hun tegenhangers van 25-plus, zowel bij de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze werkzoekenden (UVW-WZ) als het totaal van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) ingeschreven bij de gewestelijke diensten (dit zijn zowel uitkeringsgerechtigden als niet-uitkeringsgerechtigden, m.n. ook de jongeren in beroepsinschakelingstijd). Onder meer door de recente dalende tendensen van de jongerenwerkloosheid leidt dit tot nu echter niet tot een abnormaal hoog aandeel van < 25-jarigen in deze groepen ten opzichte van de voorgaande maanden.

Maand

Absolute aantallen

Verhoudingen

Evolutie op jaarbasis

UVW-WZ < 25 jaar

UVW-WZ 25-plus

UVW-WZ < 25 jaar

UVW-WZ 25-plus

UVW-WZ < 25 jaar

UVW-WZ 25-plus

201901

27200

318 906

7,9%

92,1%

-18%

-9%

201902

27 445

316 040

8,0%

92,0%

-12%

-5%

201903

28 164

323 152

8,0%

92,0%

-5%

-1%

201904

24 511

302 728

7,5%

92,5%

-12%

-6%

201905

22 030

286 549

7,1%

92,9%

-16%

-10%

201906

23 418

309 542

7,0%

93,0%

-5%

-1%

201907

22 265

299 231

6,9%

93,1%

-11%

-7%

201908

23 772

309 428

7,1%

92,9%

-3%

-3%

201909

25 771

307 926

7,7%

92,3%

-8%

-5%

201910

24 470

291 641

7,7%

92,3%

-10%

-6%

201911

25 176

298 817

7,8%

92,2%

-4%

-3%

201912

23 387

290 753

7,4%

92,6%

-6%

-4%

202001

25 515

305 040

7,7%

92,3%

-6%

-4%

202002

25 943

308 779

7,8%

92,2%

-5%

-2%

202003

24 608

302 891

7,5%

92,5%

-13%

-6%

202004

24 716

301 715

7,6%

92,4%

+1%

-0%

202005

28 170

331 368

7,8%

92,2%

+28%

+16%


Maand

Absolute aantallen

Verhoudingen

Evolutie op jaarbasis

NWWZ < 25 jaar

NWWZ 25-plus

NWWZ < 25 jaar

NWWZ 25-plus

NWWZ < 25 jaar

NWWZ 25-plus

201901

85 777

406 125

17,4%

82,6%

-18%

-4%

201902

82 729

400 253

17,1%

82,9%

-7%

-4%

201903

78 533

395 293

16,6%

83,4%

-6%

-3%

201904

75 499

389 100

16,3%

83,7%

-5%

-3%

201905

70 164

381 566

15,5%

84,5%

-5%

-2%

201906

69 752

383 018

15,4%

84,6%

-5%

-2%

201907

85 380

409 361

17,3%

82,7%

-9%

-4%

201908

91 480

408 833

18,3%

81,7%

-8%

-4%

201909

94 982

394 097

19,4%

80,6%

-5%

-3%

201910

89 073

387 961

18,7%

81,3%

-5%

-4%

201911

83 679

380 855

18,0%

82,0%

-4%

-4%

201912

82 875

387 358

17,6%

82,4%

-2%

-3%

202001

82 896

392 393

17,4%

82,6%

-3%

-3%

202002

81 298

390 565

17,2%

82,8%

-2%

-2%

202003

79 808

398 306

16,7%

83,3%

+2%

+1%

202004

83 308

416 099

16,7%

83,3%

+10%

+7%

202005

80 925

409 059

16,5%

83,5%

+15%

+7%

3) Sinds de zesde Staatshervorming zijn de bevoegdheden van de gewesten op vlak van arbeidsmarktbeleid sterk uitgebreid en beschikken ze over de meeste instrumenten om op dat vlak op te treden. Het gaat onder meer over de bevoegdheid voor de activering van werkloosheidsuitkeringen en RSZ-verminderingen op basis van de kenmerken van de werknemers.

Om de stijging van de werkloosheid binnen de perken te houden lijkt vooral een snelle economische heropleving belangrijk, eerder dan bijkomende arbeidsmarktmaatregelen. Jongeren in statuten die geen toegang hebben tot tijdelijke werkloosheid of die moeilijker kunnen voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor een werkloosheidsuitkering (bijvoorbeeld uitzendarbeiders) dienen gepaste steun te krijgen. Bovendien moeten we erover waken dat ze kunnen doorgroeien naar betere jobs. Jongeren die hun baan verliezen, moeten zo snel mogelijk begeleid worden naar werk. Training en opleiding in functie van sectoren met bestaande of nieuwe behoeften zijn daarbij aangewezen pistes. Daarbij dient de nodige capaciteit te worden voorzien om werklozen zo snel mogelijk terug naar duurzaam werk te begeleiden. De begeleiding van werklozen is echter de bevoegdheid van de Gewesten.

We zijn ook blij met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad om de Europese Youth Guarantee te versterken. Dit is een belangrijke bijdrage aan de lopende tenuitvoerlegging van de Europese pijler van de sociale rechten en maakt deel uit van een reeks maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld om de werkgelegenheid voor jongeren te stimuleren.

4) Er is vanuit de Gewesten geen vraag gekomen om over deze specifieke doelgroep overleg te hebben. Indien uit de monitoring over de impact van de coronacrisis op de werkloosheid bij jongeren, zou blijken dat deze doelgroep harder getroffen is, kan een bespreking binnen het Overlegcomité alsnog georganiseerd worden. Momenteel is het nog te vroeg om deze conclusie te kunnen trekken.

5) Artikel 37/2, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten legt de opzeggingstermijnen bij ontslag door de werkgever vast in functie van de anciënniteit van de werknemer en van de partij die aan de oorsprong van het ontslag ligt (de werkgever of de werknemer). Om de anciënniteit te berekenen neemt men in beginsel de periodes in aanmerking gedurende welke de werknemer ononderbroken in dienst was bij dezelfde werkgever.

Zo bedraagt de door de werkgever te respecteren opzeggingstermijn bij een ontslag van een werknemer met minder dan drie maanden anciënniteit een week. Bij een anciënniteit tussen drie maanden en minder dan vier maanden bedraagt de termijn drie weken, enz.

Dezelfde logica geldt wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de betaling van een opzeggingsvergoeding. Deze vergoeding is immers gelijk aan het lopend loon dat overeenstemt met hetzij de duur van de opzeggingstermijn die normaal zou moeten in acht genomen worden, hetzij het resterende gedeelte ervan.

De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) beschikt niet over gegevens met betrekking tot de opzegvergoedingen van haar uitkeringsgerechtigden.

Er bestaat bij mijn weten geen evaluatie van het effect van kortere opzegtermijnen op de werkloosheidsgraad in België. Wel wordt aangenomen (onder meer in het Economisch Landenonderzoek 2019 van de OESO) dat striktere ontslagreglementering (hoge opzegvergoedingen en lange termijnen) gepaard kan gaan met meer risico-avers aanwervingsgedrag bij werkgevers. Zo zullen ze op zoek gaan naar personen met meer ervaring om de kans te verkleinen dat ze snel opnieuw moeten aanwerven.