SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2021-2022 Zitting 2021-2022
________________
14 juillet 2022 14 juli 2022
________________
Question écrite n° 7-1708 Schriftelijke vraag nr. 7-1708

de Latifa Gahouchi (PS)

van Latifa Gahouchi (PS)

au premier ministre, chargé des Affaires étrangères et des Affaires européennes

aan de eerste minister, belast met Buitenlandse Zaken en Europese Zaken
________________
Service public fédéral (SPF) Affaires étrangères - Prise en compte du genre - Missions de paix des Nations unies et de l'Union européenne - Participation des femmes - Diplomatie belge - Ambassadrices et consules - Chiffres - Évaluation Federale Openbare Dienst (FOD) Buitenlandse Zaken - Integratie van de genderdimensie - Vredesmissies van de Verenigde Naties en de Europese Unie - Deelname van vrouwen - Belgische diplomatie - Vrouwelijke ambassadeurs en consuls - Cijfers - Evaluatie 
________________
intégration des questions d'égalité entre les hommes et les femmes
égalité homme-femme
participation des femmes
représentation diplomatique
statistique officielle
ministère
politique extérieure
gendermainstreaming
gelijke behandeling van man en vrouw
participatie van vrouwen
diplomatieke vertegenwoordiging
officiële statistiek
ministerie
buitenlands beleid
________ ________
14/7/2022Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/8/2022)
14/7/2022Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/8/2022)
________ ________
Question n° 7-1708 du 14 juillet 2022 : (Question posée en français) Vraag nr. 7-1708 d.d. 14 juli 2022 : (Vraag gesteld in het Frans)

Au niveau fédéral belge, la loi «gender mainstreaming» du 12 janvier 2007 (loi visant au contrôle de l'application des résolutions de la conférence mondiale sur les femmes réunie à Pékin en septembre 1995 et intégrant la dimension du genre dans l'ensemble des politiques fédérales) oblige chaque administration publique à veiller à l'intégration de la dimension de genre dans l'ensemble de ses politiques, mesures, préparations de budgets ou actions.

Grâce au soutien de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, le service du personnel du service public fédéral (SPF) Affaires étrangères intègre dans son plan de management des objectifs opérationnels en matière de genre et de diversité. Sont visés ici, notamment, le bien-être, la conciliation de la vie de famille et de la vie professionnelle et, d'une manière générale, la politique familiale.

Depuis 2011, les chefs de service et les directeurs se voient imposer des critères de genre dans le cadre des entretiens de fonctionnement. Un critère de genre et de diversité a également été ajouté au vade-mecum des missions.

En outre, il me revient qu'un chapitre spécial portant sur le genre, la politique familiale et la diversité a été ajouté aux formulaires des services d'inspection en vue de vérifier si les missions prennent ces questions suffisamment en compte.

Dans la mesure où la défense des droits des femmes est une matière transversale impliquant tant le niveau fédéral que les Régions et Communautés, et dans la mesure où ces dernières disposent également d'un certain nombre de compétences dans les domaines visés par le Plan d'action national «femmes, paix et sécurité», le dépôt de cette question au Sénat prend tout son sens.

En ce qui concerne d'ailleurs les engagements de la Belgique au travers du quatrième Plan d'action national «femmes, paix et sécurité» (2022-2026), sur la mise en œuvre de la résolution 1325 du Conseil de sécurité des Nations unies, les derniers chiffres dont je dispose, et qui remontent à dix ans, montraient néanmoins qu'il y avait encore un long chemin à parcourir. En effet, à peine 3 % de l'état-major belge des missions de paix des Nations unies étaient des femmes (6 sur 185). Si la moyenne européenne en la matière était de 23 %, on recensait cependant huit États membres de l'Union européenne (UE) qui n'envoyaient aucune femme en mission.

1) Disposez-vous de chiffres actualisés et genrés sur ces dix dernières années en ce qui concerne la composition de l'état-major belge des missions de paix des Nations unies?

2) En ce qui concerne les missions européennes, pouvez-vous me dire combien de femmes y ont été envoyées ces dix dernières années? Quelle est aujourd'hui la moyenne européenne à cet égard? Sur l'ensemble des délégations européennes, combien de fois une femme a-t-elle été à la tête d'une délégation?

3) En ce qui concerne les ambassadeurs et ambassadrices belges, en 2011 votre services recensait 11 ambassadrices sur un total de 119 ambassadeurs, soit une proportion d'environ 10 %. La moyenne européenne était à ce moment de 23 %, et la Suède venait largement en tête avec 52 % de femmes ambassadrices.

Aujourd'hui, compte-tenu de la hausse du nombre de femmes diplomates stagiaires recrutées au cours des années précédentes, où se situe-t-on? Quel est le nombre de femmes ambassadrices et consules représentant actuellement notre pays?

4) Outre l'insertion d'un module d'entraînement consacré au genre et à la diversité dans la formation des diplomates stagiaires, d'autres initiatives ont-elles vu le jour?

5) Enfin, une évaluation de l'ensemble de ces mesures visant à une meilleure prise en compte du genre au sein de votre SPF a-t-elle eu lieu?

 

Op Belgisch federaal niveau verplicht de wet gender mainstreaming van 12 januari 2007 (wet strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de federale beleidslijnen) elk openbaar bestuur te waken over de integratie van de genderdimensie in alle beleidslijnen, maatregelen, begrotingsvoorbereidingen en acties.

Dankzij de steun van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, integreert de personeelsdienst van de Federale Openbare Dienst (FOD) Buitenlandse Zaken de operationele doelstelling op het vlak van gender en diversiteit in zijn managementplan. Men denkt daarbij aan de combinatie gezin en werk, en meer in het algemeen, aan het gezinsbeleid.

Sinds 2011 werden aan de diensthoofden en de directeurs gendercriteria opgelegd in het kader van de functioneringsgesprekken. Ook aan het vademecum van de missies werd een gendercriterium toegevoegd.

Bovendien heb ik vernomen dat er een specifiek hoofdstuk over gender, gezinsbeleid en diversiteit werd toegevoegd aan de formulieren van de inspectiediensten, zodat ze kunnen nagaan of voldoende rekening werd gehouden met die aspecten in de missies.

Aangezien de verdediging van vrouwenrechten een transversale materie is waarbij zowel het federale niveau als de gemeenschappen en de gewesten zijn betrokken, en de deelstaten ook over bevoegdheden beschikken in de domeinen die aan bod komen in het "Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid", wordt deze vraag terecht in de Senaat ingediend.

Wat betreft de verbintenissen van België uit het "Vierde Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid" (2022-2026) voor de uitvoering van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad bleek uit de laatste cijfers waarover ik beschik, die dateren van tien jaar geleden, toch dat er nog een lange weg af te leggen was. Slechts 3% van de Belgische staf van de VN-vredesmissies waren vrouwen (6 van de 185). Terwijl het Europese gemiddelde 23% bedroeg, waren er acht lidstaten van de Europese Unie (EU) die geen enkele vrouw op missie stuurden.

1) Beschikt u over geactualiseerde cijfers per gender voor de voorbije tien jaren over de samenstelling van de Belgische staf van de VN-vredesmissies?

2)Wat de Europese missies betreft, kunt u mij zeggen hoeveel vrouwen er in de afgelopen tien jaar zijn uitgezonden? Wat is vandaag het Europese gemiddelde? Van alle Europese delegaties, hoe vaak heeft een vrouw een delegatie geleid?

3) Wat de Belgische ambassadeurs en ambassadrices betreft, telden uw diensten in 2011 11 vrouwen op een totaal van 119 ambassadeurs, hetzij ongeveer 10%. Het Europese gemiddelde bedroeg op dat moment 23%, met Zweden ruim op kop met 52% vrouwelijke ambassadeurs.

Wat is de huidige situatie, gezien de toename van het aantal vrouwelijke stagiairs-diplomaten dat de afgelopen jaren is aangeworven? Hoeveel vrouwelijke ambassadeurs en consuls vertegenwoordigen momenteel ons land?

4) Zijn er, naast de invoeging van een opleidingsmodule inzake gender en diversiteit in de opleiding van stagiairs-diplomaten, nog andere initiatieven genomen?

5) Tot slot, is er een evaluatie geweest van al de maatregelen die gericht zijn op een betere integratie van het genderaspect in uw FOD?