SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2020-2021 Zitting 2020-2021
________________
5 juillet 2021 5 juli 2021
________________
Question écrite n° 7-1297 Schriftelijke vraag nr. 7-1297

de Rik Daems (Open Vld)

van Rik Daems (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Matériel corporel - Fins médicales ou scientifiques - Utilisation dans le cadre d'une instruction - Vie privée - Protection (Covid-19) Lichaamsmateriaal - Medische of wetenschappelijke doeleinden - Gebruik binnen een gerechtelijk onderzoek - Privacy - Bescherming (Covid-19) 
________________
cytologie
bioéthique
protection de la vie privée
données personnelles
données médicales
recherche scientifique
ADN
épidémie
cytologie
bio-ethiek
eerbiediging van het privé-leven
persoonlijke gegevens
medische gegevens
wetenschappelijk onderzoek
DNA
epidemie
________ ________
5/7/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 5/8/2021)
5/7/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 5/8/2021)
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1298 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1298
________ ________
Question n° 7-1297 du 5 juillet 2021 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-1297 d.d. 5 juli 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 27 mai 2021, le ministre néerlandais de la Santé publique et du Bien-Être a déposé un projet de loi relatif à l'utilisation de matériel corporel, tel que le sang ou la salive, dans le cadre de la recherche scientifique. L'intention de la loi était de conférer davantage de droits au donneur du matériel corporel quant à l'utilisation ultérieure qui serait faite du matériel corporel donné.

Le projet de loi régit le prélèvement, la conservation, l'utilisation et la destruction de matériel corporel dans un contexte médical et médico-scientifique. Il est en soi louable de vouloir que le citoyen ait davantage son mot à dire concernant son propre corps. Cette loi définit toutefois aussi les compétences de recherche de la Justice qui lui permettent d'accéder à du matériel corporel intrinsèquement destiné à des fins scientifiques. L'ADN de ce matériel peut par exemple être comparé à d'autres traces d'ADN recueillies dans le cadre d'une instruction.

Selon l'article 20 de ce projet de loi, qui fixe les conditions d'utilisation de matériel corporel dans le cadre d'une instruction, la justice a accès au matériel corporel d'un prévenu si son identité est connue et s'il est porté disparu, en fuite ou décédé (cf. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2021Z09114&dossier=35844). Même si le matériel corporel du prévenu ne peut être utile à l'instruction que dans un nombre limité d'affaires, il ne faut pas sous-estimer l'effet désastreux que cela peut avoir sur la confiance dans le monde médical et scientifique. Une telle disposition met à mal le secret médical.

Malheureusement, ce projet de loi n'est plus si étonnant à l'heure actuelle. Il s'inscrit dans une évolution globale vers une intrusion croissante des autorités dans la vie de leurs citoyens. Partout dans le monde, la vie privée au sens large et le secret médical sont mis à mal. Notre pays a lui aussi déjà pris des mesures préoccupantes quant au respect de la vie privée. Il est dès lors d'autant plus important de protéger les droits et libertés des citoyens, a fortiori lorsque des éléments aussi intimes et personnels que le sang et l'ADN sont en jeu.

En ce qui concerne le caractère transversal de la question écrite : l'utilisation de matériel corporel à des fins judiciaires et juridiques a des répercussions sur le bien-être et les libertés du citoyen. De plus, la confiance du citoyen dans le monde médical et scientifique est capitale dans le contexte de la pandémie qui sévit actuellement. Cette matière requiert donc l'attention de tous les gouvernements de notre pays qui doivent veiller à la protection du citoyen et du secret médical. Les Communautés sont compétentes pour la politique relative aux soins dispensés au sein et en dehors des établissements de soins (à l'exception des aspects expressément réservés à l'autorité fédérale), aux soins de santé préventifs et à la reconnaissance des professions des soins de santé. La question porte sur une matière transversale, partagée avec les Communautés.

Je souhaiterais poser au ministre les questions suivantes sur ce thème.

1) Dans quelle mesure le cadre légal protège-t-il les droits et libertés du citoyen en ce qui concerne l'utilisation, dans le cadre d'une instruction, de matériel corporel prélevé à des fins médicales et scientifiques ? Existe-t-il déjà des précédents d'utilisation, dans le cadre d'une information judiciaire, de matériel corporel prélevé à des fins médicales et scientifiques ? Si oui, dans quels cas ? Si non, quels sont les facteurs qui empêchent de le faire ?

2) Envisage-t-on à l'avenir d'utiliser plus souvent du matériel corporel dans le cadre d'une instruction ? Dans l'affirmative, pouvez-vous détailler votre réponse ?

3) Durant l'actuelle pandémie, une très grande partie de la population a dû se soumettre à un test de dépistage d'une éventuelle contamination au coronavirus. Les personnes concernées doivent-elles se faire du souci pour la confidentialité de leurs données médicales ?

 

Op 27 mei 2021 diende de Nederlandse minister van Volksgezondheid en Welzijn een wetsontwerp in met betrekking tot het gebruik van lichaamsmateriaal, zoals bloed of speeksel bij wetenschappelijk onderzoek. De wet had als uitgangspunt om de donor van het lichaamsmateriaal meer rechten te geven wanneer het ging over verder gebruik van het gedoneerde lichaamsmateriaal.

Het wetsontwerp biedt regels voor het afnemen, bewaren, gebruiken en vernietigen van lichaamsmateriaal in medische en medisch-wetenschappelijke context. Op zich is het een goed voorstel om de burger meer zeggenschap te geven over zijn lichaam. Het is echter zo dat met deze wet ook de opsporingsbevoegdheden worden vastgelegd waarmee Justitie toegang krijgt tot lichaamsmateriaal dat intrinsiek voor wetenschappelijke doeleinden bestemd is. Het materiaal kan bijvoorbeeld voor zijn DNA vergeleken worden met andere DNA-sporen die deel uitmaken van een gerechtelijk onderzoek.

Volgens artikel 20 van het desbetreffende wetsontwerp, dat de voorwaarden voor het gebruik van lichaamsmateriaal bij een gerechtelijke opsporing vastlegt, krijgt het gerecht toegang tot het lichaamsmateriaal van een verdachte indien zijn identiteit bekend is én hij vermist, voortvluchtig of overleden is (cf. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2021Z09114&dossier=35844). Hoewel er voor slechts een zeer beperkt aantal zaken het lichaamsmateriaal van de verdachte een meerwaarde kan betekenen in het onderzoek, is de schade voor het vertrouwen in de medische en wetenschappelijke wereld echter niet te onderschatten. Het medisch geheim komt hiermee op losse schroeven te staan.

Helaas is dit wetsontwerp vandaag nog niet zo opmerkelijk. Het kadert namelijk in een globale evolutie waarin overheden steeds meer toegang willen tot het leven van haar burgers. Overal ter wereld staat privacy, in de ruime zin, en het medisch geheim onder druk. Ook hier in ons land werden reeds maatregelen genomen die de wenkbrauwen doen fronsen als het gaat over privacy. Daarom is het des te meer belangrijk om aandacht te besteden aan het beschermen van de rechten en vrijheden van onze burgers, zéker wanneer het gaat over zaken die zo intiem en persoonlijk zijn als bloed en DNA.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: het gebruik van lichaamsmateriaal voor gerechtelijke en juridische doeleinden heeft een impact op het welzijn en de vrijheden van de burger. Daarenboven is het vertrouwen van de burger in de medische en wetenschappelijke wereld, binnen de context van de heersende pandemie, van cruciaal belang. Deze materie verdient daarom de aandacht van alle regeringen in dit land ter bescherming van de burger en het medisch geheim. De Gemeenschappen zijn bevoegd voor het beleid rond de zorgverstrekking binnen en buiten de zorginstellingen (met uitzondering van datgene wat uitdrukkelijk is voorbehouden aan de federale overheid), de preventieve gezondheidszorg en de erkenning van gezondheidszorgberoepen. Het betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen.

Graag had ik aan de geachte minister de volgende vragen gesteld over dit thema:

1) In hoeverre beschermt het wettelijk kader de rechten en vrijheden van de burger omtrent het gebruik van lichaamsmateriaal met medische of wetenschappelijke doeleinden binnen een gerechtelijk onderzoek? Zijn er reeds precedenten waarin lichaamsmateriaal met medische en wetenschappelijke doeleinden gebruikt werd voor een gerechtelijke opsporing? Zo ja, in welke gevallen? Zo nee, welke factoren beletten dit?

2) Zijn er in de toekomst plannen om meer gebruik te maken van lichaamsmateriaal met betrekking tot een gerechtelijk onderzoek? Zo ja, kan u dit uitvoerig toelichten?

3) Gedurende de huidige pandemie heeft een aanzienlijk deel van de bevolking een test afgelegd om een mogelijke besmetting met Covid-19 op te sporen. Moeten zij zich zorgen maken om hun medische privacy?