SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
10 janvier 2019 10 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2090 Schriftelijke vraag nr. 6-2090

de Lode Vereeck (Open Vld)

van Lode Vereeck (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et Ministre de la Coopération au développement

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking
________________
Commission européenne (CE) - Proposition instaurant une taxe provisoire sur le chiffre d'affaires des entreprises numériques - Instauration - Avantages et inconvénients - Position de la Belgique Europese Commissie (EC) - Voorstel tot invoering van een tijdelijke omzetbelasting voor digitale dienstverleners (« digitaks ») - Invoering - Voordelen en nadelen - Belgisch standpunt 
________________
proposition (UE)
impôt
parafiscalité
numérisation
technologie numérique
industrie informatique
impôt sur les sociétés
commerce électronique
voorstel (EU)
belasting
parafiscale heffing
digitalisering
digitale technologie
informatiemarkt
vennootschapsbelasting
elektronische handel
________ ________
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1865 Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1865
________ ________
Question n° 6-2090 du 10 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2090 d.d. 10 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Fin mars 2018, la Commission européenne (CE) a lancé une proposition instaurant une taxe provisoire sur le chiffre d'affaires des entreprises numériques. Avec cette taxe, la Commission vise à tirer des recettes supplémentaires des entreprises américaines high-tech qui échappent à l'impôt alors qu'elles utilisent des infrastructures publiques. Avec la proposition, la Commission européenne veut, d'une part, éviter que chaque État membre instaure son propre impôt sur le numérique et, d'autre part, accélérer un consensus sur la réforme de l'imposition des bénéfices.

Il ressort d'une étude réalisée par le Zentrum für Europäische Wirtschaftsforschung, l'Université de Mannheim et PwC, que dans l'Union européenne, la pression fiscale moyenne est de 9,5 % pour les entreprises numériques, contre 23,2 % pour les entreprises traditionnelles. Toutefois, ces chiffres sont théoriques. Les auteurs de l'étude pointent même une interprétation et une présentation fautives des résultats par la Commission européenne qui chercherait à faire croire que les entreprises de l'internet paient trop peu d'impôts.

Si les États membres européens adoptaient la directive fiscale proposée, ils devraient tenir compte de cet élément lors de la transposition en droit national. Le caractère transversal de cette question s'explique par le fait qu'une fois votée, la proposition de la Commission européenne, aura une incidence sur l'ensemble des pouvoirs publics belges et des répercussions indirectes sur la situation budgétaire de l'autorité fédérale, ainsi que des entités fédérées, à savoir les Régions et les Communautés.

Je souhaite poser les questions suivantes au ministre :

1) L'Organisation de coopération et de développement économiques (OCDE) a également élaboré, en préparation du sommet du G20 d'avril 2018, une proposition visant à taxer les activités numériques.

a) Que pense le ministre de la proposition de la Commission européene instaurant une taxe européenne sur les géants du numérique ?

b) Quels sont selon lui les avantages et inconvénients d'une telle taxation ?

b) On s'attend à ce que même Berlin hésite à voter la proposition. La Belgique a-t-elle déjà arrêté sa position ? Dans l'affirmative, quelle est la consigne de vote ?

3) Les États membres européens évidemment sont libres d'introduire unilatéralement ce type d'impôt. Ainsi, le Parlement italien a approuvé un prélèvement de 3 %, ce qui rend le pays moins attrayant pour les entreprises de l'internet.

a) Que pense le ministre de l'idée d'une taxe nationale sur le numérique ?

b) Quelle base imposable devrait-on choisir, le cas échéant : le chiffre d'affaires ou le bénéfice de l'entreprise ?

4) La Commission européenne veille aussi à la légitimité des aides d'État qui sont octroyées aux entreprises par les États membres européens.

a) Combien de fois, depuis le début du siècle, la Commission européenne a-t-elle déjà condamné l'État fédéral pour octroi d'aides d'État non conformes aux règles européennes sur les aides d'État ?

b) J'aimerais obtenir un aperçu indiquant, pour chaque cas, le montant de l'aide d'État qui a dû être remboursé sur ordre de la Commission européenne.

c) Ces montants ont-ils effectivement été remboursés à l'État belge ?

d) Quelle destination a-t-on donnée aux moyens qui ont été reversés au Trésor parce qu'ils concernaient une aide d'État illégale ?

 

Eind maart 2018 lanceerde de Europese Commissie (EC) het voorstel tot invoering van een tijdelijke omzetbelasting voor digitale dienstverleners (« digitaks »). De Commissie beoogt met de digitaks extra inkomsten te genereren bij Amerikaanse techbedrijven die belasting ontwijken en tevens gebruikmaken van publieke voorzieningen. Met het voorstel wil de EC enerzijds voorkomen dat elke lidstaat zijn eigen internetbelasting zou invoeren en anderzijds wil ze een consensus over de hervorming van de winstbelasting bespoedigen.

Uit een onderzoek van het Zentrum für Europäische Wirtschaftsforschung, de Universität Mannheim en PwC blijkt dat de gemiddelde belastingdruk voor digitale bedrijven in de EU momenteel 9,5 % bedraagt, tegen 23,2 % voor traditionele ondernemingen. Het betreft hier wel theoretische belastingdrukken. De onderzoekers wijzen zelf op een foutieve interpretatie en voorstelling van de resultaten door de EC, om zo de perceptie dat internetbedrijven te weinig belasting betalen te versterken.

Mochten de Europese lidstaten de voorgestelde belastingrichtlijn aannemen, dan dienen zij hiermee rekening te houden bij de uitwerking in nationale wetgeving. Het transversale karakter van deze vraag ligt besloten in het feit dat hogergenoemd voorstel van de Europese Commissie, eens goedgekeurd, een impact heeft op de gezamenlijke Belgische overheid en onrechtstreeks een weerslag zal hebben op de budgettaire situatie van de federale overheid, alsook van de gefedereerde entiteiten, zijnde de Gewesten en de Gemeenschappen.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister :

1) De Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) werkte, ter voorbereiding van de G20-samenkomst in april 2018, ook al een voorstel uit om de digitale activiteiten te belasten.

a) Hoe staat de geachte minister tegenover het voorstel van de EC tot invoering van een Europese digitaks ?

b) Welke voordelen, respectievelijk nadelen, gaan volgens hem gepaard met een dergelijke belasting ?

2) Verwacht wordt dat zelfs Berlijn zal aarzelen om het voorstel goed te keuren. Heeft België zijn standpunt reeds bepaald ? Zo ja, hoe luidt het stemadvies ?

3) De Europese lidstaten staat het natuurlijk vrij om eenzijdig een dergelijke belasting in te voeren. Zo keurde het Italiaanse Parlement een tarief goed van 3 %, wat het land minder aantrekkelijk maakt voor internetbedrijven.

a) Wat is zijn standpunt over het idee van een landelijke digitaks ?

b) Welke belastbare basis is desgevallend volgens hem te verkiezen : de omzet of de winst van het bedrijf ?

4) De Europese Commissie waakt ook over de legitimiteit van de staatssteun die door de Europese lidstaten aan bedrijven wordt gegeven.

a) Hoe vaak werd de federale overheid sinds de eeuwwisseling reeds door de Europese Commissie veroordeeld wegens het toekennen van staatssteun die in overtreding was met de Europese staatssteunregels ?

b) Graag kreeg ik een overzicht met per casus het bedrag aan staatssteun dat op eis van de Europese Commissie terugbetaald moest worden.

c) Werden deze bedragen ook effectief aan de Belgische Staat terugbetaald ?

d) Welke bestemming krijgen de middelen die, wegens illegale staatssteun, naar de Schatkist terugstroomden ?