SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
30 novembre 2018 30 november 2018
________________
Question écrite n° 6-2033 Schriftelijke vraag nr. 6-2033

de Christiane Vienne (PS)

van Christiane Vienne (PS)

au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en Federale Culturele Instellingen
________________
Organisation des Nations unies (ONU) - Examen périodique universel (EPU) - Remarques adressées à la Belgique - Suites données Verenigde Naties (VN) - Universal Periodic Review (UPR)- opmerkingen aan het adres van België -Gevolg 
________________
ONU
droits de l'homme
minorité nationale
protection des minorités
internement psychiatrique
établissement pénitentiaire
droit d'asile
VN
rechten van de mens
nationale minderheid
bescherming van minderheden
opname in psychiatrische kliniek
strafgevangenis
asielrecht
________ ________
30/11/2018Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/1/2019)
28/1/2019Rappel
20/5/2019Antwoord
30/11/2018Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/1/2019)
28/1/2019Rappel
20/5/2019Antwoord
________ ________
Question n° 6-2033 du 30 novembre 2018 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-2033 d.d. 30 november 2018 : (Vraag gesteld in het Frans)

L'Examen périodique universel (EPU) est un processus unique en son genre. Il consiste à passer en revue les réalisations de l'ensemble des États membres de l'Organisation des Nations unies (ONU) dans le domaine des droits de l'homme. Il s'agit d'un processus mené par les États, sous les auspices du Conseil des droits de l'homme.

Dans ce cadre, en 2016, un rapport du Groupe de travail sur l'Examen périodique universel a été adressé à notre pays.

Celui ci relevait plusieurs points dont la question de la non ratification par notre pays de la Convention cadre pour la protection des minorités nationales.

On retrouvait également les questions de l'absence d'un institut national des droits de l'homme, la situation dans les prisons pour les personnes atteintes de troubles psychiatriques ou la politique en matière d'accueil et d'accès au droit d'asile.

Lors d'une réunion parlementaire, il m'a été indiqué que, suite à ce rapport, un rapport intermédiaire devait être rédigé par notre pays cette année mais que cela n'aurait pas été fait.

L'Examen périodique universel passe en revue les réalisations de l'ensemble des États membres de l'ONU dans le domaine des droits de l'homme. S'agissant d'un exercice international et global, la transversalité de la question est évidente car les points abordés dans le cadre de cet EPU touchent tant les compétences fédérales que fédérées.

S'agissant de questions largement transversales à l'architecture institutionnelle de notre pays vous poser les questions suivantes :

1) Quelles suites ont été données par la Belgique dans son ensemble aux différents points soulevés en 2016 et notamment sur la question de la Convention cadre pour la protection des minorités nationales ?

2) La Belgique a t elle répondu officiellement dans le cadre de ce processus ? Si elle ne l'a pas fait, pourriez vous m'en indiquer les raisons ?

 

Het mensenrechtenexamen (UPR) is een uniek proces bij de VN. Het bestaat erin dat het beleid van de lidstaten van de Verenigde Naties (VN) op het vlak van mensenrechten onder de loep worden genomen. Het examen wordt uitgevoerd door lidstaten onder toezicht van de Menserechtenraad.

In dat kader werd in 2016 een rapport van de UPR-werkgroep opgesteld over ons land.

Daarin werden verschillende punten opgenomen, waaronder de niet-ratificatie door ons land van het Minderhedenverdrag.

Ook vragen betreffende het ontbreken van een nationaal mensenrechteninstituut, de toestand in de gevangenissen voor mensen met psychiatrische problemen en het asielbeleid kwamen daarin voor.

Tijdens een parlementaire vergadering werd mij gemeld dat er dit jaar een tussentijds rapport moest worden opgesteld door ons land, maar dat dit niet is gebeurd.

Het menserechtenexamen (UPR) onderzoekt de verwezenlijkingen op het gebied van mensenrechten van alle VN-lidstaten. Het is een internationale en mundiale procedure die duidelijk transversaal is omdat ze zowel gaat over federale bevoegdheden als over bevoegdheden van de deelstaten.

Daarom wil ik u de volgende vragen stellen:

1) Welk gevolg gaf België aan de verschillende punten die in 2016 werden aangekaart en in het bijzonder met betrekking tot het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden?

2) Heeft België een officieel antwoord gegeven? Zoniet, waarom niet?

 
Réponse reçue le 20 mai 2019 : Antwoord ontvangen op 20 mei 2019 :

L'Examen périodique universel (EPU) est en effet un processus unique en son genre. J’ai eu l’honneur de présider la délégation belge à l’occasion du deuxième Examen périodique universel de la Belgique, qui a eu lieu le 20 janvier 2019 devant le Conseil des droits de l’homme des Nations unies. Le rapport du Groupe de travail que vous mentionnez, est un compte rendu de cette session et reprend toutes les 232 recommandations que les pays tiers ont adressées à notre pays. La Belgique a pris positions vis-à-vis de ces recommandations et est en train de mettre en œuvre les 187 recommandations qu’elle a acceptées.

Il va de soi que la Belgique a répondu officiellement dans le cadre de ce processus. La réponse belge est, entre autres, reflétée dans un addendum au rapport du Groupe de travail.

Dans ce document, la question de la Convention-cadre pour la protection des minorités nationales a été abordé. La Belgique n’a pas accepté la recommandation de ratifier cette Convention et a apporté les éléments suivants pour expliquer cette décision :

« Si les minorités bénéficient de nombreux mécanismes nationaux ou internationaux de protection en Belgique, la Convention-cadre pour la protection des minorités n’a pas encore été ratifiée. Lors de la signature de la Convention, la Belgique a formulé la réserve suivante : « Le Royaume de Belgique déclare que la Convention-cadre s'applique sans préjudice des dispositions, garanties ou principes constitutionnels et sans préjudice des normes législatives qui régissent actuellement l'emploi des langues. Le Royaume de Belgique déclare que la notion de minorité nationale sera définie par la Conférence interministérielle de Politique étrangère. » Cette question relève du pouvoir au niveau fédéral et les entités fédérées. Bien que de sérieux efforts aient été entrepris jusqu'à présent, les propositions sur la table ne recueillent pas l'assentiment de toutes les parties. Néanmoins l'ensemble des autorités se sont engagées à poursuivre activement les travaux. Un Groupe de travail – dépendant de la Conférence interministérielle de Politique étrangère – a été mis sur pied à cet effet. »

Pour conclure, je voudrais souligner qu’il n’a pas d’obligation de rédiger un rapport intermédiaire. Soumettre un bilan à mi-parcours à l’Organisation des Nations unies (ONU) n’est pas une obligation, mais un engagement volontaire, que la Belgique n’a pas pris lors du deuxième cycle.

De Universal Periodic Review (UPR) is inderdaad een uniek proces. Ik had de eer de Belgische delegatie voor te zitten tijdens de tweede universele periodieke evaluatie van België, die op 20 januari 2019 voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties plaatsvond. Het rapport van de door u genoemde werkgroep is een verslag van deze zitting en bevat alle 232 aanbevelingen die derde landen aan ons land hebben gedaan. België heeft een standpunt ingenomen ten aanzien van deze aanbevelingen en is bezig met de uitvoering van de 187 aanbevelingen die het heeft aanvaard.

Het spreekt voor zich dat België in het kader van dit proces officieel heeft gereageerd. De Belgische reactie komt onder meer tot uiting in een addendum bij het rapport van de werkgroep.

In dit document werd de kwestie van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden aangekaart. België heeft de aanbeveling om dit verdrag te ratificeren niet aanvaard en heeft de volgende verklaringen voor deze beslissing gegeven :

« Hoewel minderheden in België van veel nationale of internationale beschermingsmechanismen kunnen genieten, is het Kaderverdrag inzake de bescherming van minderheden nog niet geratificeerd. Bij de ondertekening van het Verdrag maakte België het volgende voorbehoud : « Het Koninkrijk België verklaart dat het Kaderverdrag van toepassing is onverminderd de grondwettelijke bepalingen, waarborgen of beginselen en onverminderd de wettelijke normen die momenteel het gebruik van talen regelen. Het Koninkrijk België verklaart dat het begrip nationale minderheid zal worden gedefinieerd door de Interministeriële Conferentie over het Buitenlands Beleid. » Dit is een zaak voor de federale overheid en de gefedereerde entiteiten. Hoewel er tot nu toe ernstige inspanningen zijn geleverd, kunnen de voorstellen die op tafel liggen niet op de steun van alle partijen rekenen. Niettemin hebben alle autoriteiten zich ertoe verbonden de werkzaamheden actief voort te zetten. Hiertoe is een werkgroep opgericht die verslag uitbrengt aan de Interministeriële Conferentie over het Buitenlands Beleid. »

Tot slot wil ik benadrukken dat er geen verplichting bestaat om een tussentijds verslag op te stellen. Het indienen van een tussentijdse evaluatie bij de Verenigde Naties is geen verplichting, maar een vrijwillige verbintenis, die België in de tweede ronde niet is aangegaan.