SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
7 mars 2017 7 maart 2017
________________
Question écrite n° 6-1319 Schriftelijke vraag nr. 6-1319

de Johan Verstreken (CD&V)
van Johan Verstreken (CD&V)

à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au Ministre de la Sécurité et de l'Intérieur
aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken
________________
Personnes disposant de ressources insuffisantes - Indemnité de maladie - Centre public d'action sociale (CPAS) - Adresse de référence - Octroi et perte Personen met gebrek aan bestaansmiddelen - Ziekte-uitkering - Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) - Referentieadres - Toekenning en verlies 
________________
pauvreté
catégorie sociale défavorisée
domicile légal
résidence
CPAS
prestation sociale
assurance maladie
armoede
sociaal achtergestelde groep
domicilie
verblijfplaats
OCMW
sociale uitkering
ziekteverzekering
________ ________
7/3/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/4/2017)
9/12/2018Dossier gesloten
7/3/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/4/2017)
9/12/2018Dossier gesloten
________ ________
Aussi posée à : question écrite 6-1270
Réintroduite comme : question écrite 6-2268		 Aussi posée à : question écrite 6-1270
Réintroduite comme : question écrite 6-2268
________ ________
Question n° 6-1319 du 7 mars 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1319 d.d. 7 maart 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Justification du caractère transversal de la question écrite : le fonctionnement des centres publics d'action sociale (CPAS) est une compétence flamande mais l'indemnité de maladie est une compétence fédérale.

Le CPAS peut, à certaines conditions, octroyer une adresse de référence à des personnes qui n'ont pas de domicile du fait d'un manque de ressources. Il est nécessaire d'avoir une adresse de référence pour pouvoir percevoir certaines allocations. Dans la pratique, il arrive régulièrement que des personne bénéficiant d'une indemnité de maladie de la mutuelle n'obtiennent pas d'adresse de référence du CPAS parce que leur revenu est trop élevé. Étant donné qu'une adresse de référence est nécessaire pour recevoir une allocation, ces personnes risquent, pour la plupart, de perdre leur allocation. Dans la pratique, la mutuelle doit d'abord suspendre le paiement de l'allocation pour que le bénéficiaire ait droit à une adresse de référence, pour ensuite rembourser l'allocation. Dans l'intervalle, le CPAS verse des avances sur l'allocation, que la mutuelle doit alors rembourser. De plus, le paiement d'une allocation à des personnes sans domicile ne peut continuer à se faire qu'exceptionnellement, à condition qu'elles puissent prouver qu'elles résident encore en Belgique.

Cette situation kafkaïenne risque encore d'aggraver les problèmes des personnes vulnérables. En outre, tous les CPAS ne sont pas familiarisés avec la législation relative à l'octroi d'une adresse de référence car tous les dossiers ne sont pas traités de la même manière.

Je souhaiterais poser les questions suivantes à la ministre :

1) Dans quelle mesure quelqu'un peut-il perdre/se voir refuser une adresse de référence s'il reçoit une indemnité (de maladie) ?

2) La réglementation prescrit-elle un montant maximum de ressources qui, s'il était dépassé, conduirait à la perte de l'adresse de référence ? Que prévoit la législation à cet égard ?

3) Dans quelle mesure les CPAS sont-ils au courant de cette législation ? La ministre prendra-t-elle des initiatives pour accélérer l'octroi d'une adresse de référence aux personnes bénéficiant d'une indemnité de maladie ? Prendra-t-elle des mesures pour mieux faire connaître cette législation auprès des CPAS ?

 

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : de werking van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) zijn een Vlaamse bevoegdheid maar de ziekte-uitkering is een federale bevoegdheid.

Het OCMW kan onder bepaalde voorwaarden een referentieadres toekennen aan mensen die bij gebrek aan bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben. Een referentieadres is noodzakelijk om bepaalde uitkeringen te ontvangen. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat mensen die een ziekte-uitkering ontvangen van de mutualiteit geen referentieadres krijgen van het OCMW omdat hun inkomen te hoog is. Aangezien een referentieadres noodzakelijk is om een uitkering te krijgen, dreigen deze mensen veelal hun uitkering te verliezen. In de praktijk moet de mutualiteit de uitkering eerst stopzetten om recht te hebben op een referentie adres, om dan de uitkering te kunnen terugbetalen. In tussentijd betaalt het OCMW voorschotten op de uitkering die de mutualiteit dan moet terugbetalen. Bovendien kan het verder uitbetalen van een uitkering aan mensen zonder een domicilieadres enkel per uitzondering mits ze kunnen aantonen dat ze nog in België verblijven.

Door deze kafkaiaanse toestand dreigen kwetsbare mensen nog meer in de problemen te komen. Bovendien zijn niet alle OCMW's vertrouwd met de wetgeving omtrent de toekenning van een referentieadres want niet alle dossier worden gelijk behandeld.

Ik had graag de volgende vragen gesteld aan de geachte minister :

1) In welke mate kan iemand een referentieadres geweigerd worden / verliezen als men een (ziekte)uitkering ontvangt ?

2) Staat in de regelgeving een maximumbedrag aan bestaansmiddelen voorgeschreven dat, indien dit wordt overschreden, tot verlies van het referentieadres zou leiden ? Wat zegt de wetgeving hierover ?

3) In welke mate zijn de OCMW's op de hoogte van deze wetgeving ? Zal ze initiatieven nemen om de toekenning van een referentieadres voor mensen met een ziekte-uitkering vlotter te laten verlopen ? Zal ze maatregelen nemen om deze wetgeving beter bekend te maken bij de OCMW's ?