SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
14 octobre 2016 14 oktober 2016
________________
Question écrite n° 6-1060 Schriftelijke vraag nr. 6-1060

de Christie Morreale (PS)

van Christie Morreale (PS)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Frais de logopédie - Remboursement - Élargissement - Enfants avec troubles du langage ou dysphasie présentant un QI inférieur à 86 - Article 36 de l'annexe de l'arrêté royal du 14 septembre 1984 - Modification éventuelle Logopediekosten - Terugbetaling - Uitbreiding - Kinderen met taalproblemen of dysfasie met een IQ lager dan 86 - Artikel 36 van de bijlage van het koninklijk besluit van 14 september 1984 - Eventuele wijziging 
________________
profession paramédicale
assurance maladie
Institut national d'assurance maladie-invalidité
enfant
paramedisch beroep
ziekteverzekering
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
kind
________ ________
14/10/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 17/11/2016)
17/1/2017Antwoord
14/10/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 17/11/2016)
17/1/2017Antwoord
________ ________
Question n° 6-1060 du 14 octobre 2016 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-1060 d.d. 14 oktober 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

En Belgique, lorsqu'un enfant ou un adulte présente un trouble du langage, des séances de logopédie sont prescrites et remboursées dans le cadre de l'assurance obligatoire soins de santé. Toutefois, pour les troubles du développement du langage et la dysphasie, l'assurance n'interviendra que si le patient justifie d'un quotient intellectuel supérieur à 86. En effet, l'article 36 de l'annexe de l'arrêté royal du 14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations de santé en matière d'assurance obligatoire juge non recevable le remboursement des prestations de logopédie lorsque les enfants présentant des troubles du développement du langage ou atteints de dysphasie ont un quotient intellectuel (QI) inférieur à 86.

Pourtant, d'après les acteurs de terrain, un meilleur accès à la logopédie leur permettrait d'améliorer leurs capacités cognitives et communicationnelles et partant, augmenter leurs résultats au test de QI.

L'objectif avancé par le législateur pour justifier cette mesure est de privilégier une prise en charge multidisciplinaire comportant de la logopédie dans un établissement ayant conclu avec l'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) une convention de rééducation fonctionnelle. Toutefois, cette prise en charge multidisciplinaire au sein des centres de réadaptation ambulatoire est difficilement accessible d'un point de vue géographique (à titre d'exemple, il n'existe aucun centre dans les provinces du Brabant wallon et de Luxembourg) et les délais d'attente atteignent parfois deux années. De plus, les enfants bénéficient, via une convention signée avec l'INAMI, d'un quota d'heures de prise en charge. Une fois ce quota atteint, ils doivent céder leur place.

Par ailleurs, le législateur, à travers cette mesure estime que beaucoup d'enfants avec un QI inférieur à 86 fréquentent l'enseignement spécialisé, où ils peuvent bénéficier d'un accompagnement éducatif de la part de logopèdes. Pourtant, à l'heure où de plus en plus d'enfants s'inscrivent dans des projets d'intégration (en Fédération Wallonie-Bruxelles, pour l'année scolaire 2013-2014, ils étaient plus de 2 000 enfants, dont 890 relevant de l'enseignement de type 8), il est erroné de supposer que tous les enfants bénéficient de cet encadrement au sein de l'établissement scolaire spécialisé. Une telle approche semble contraire au principe d'inclusion énoncée dans la Convention des Nations unies relative aux droits des personnes handicapées. De plus, la période scolaire ne couvre pas l'entièreté de l'année : les enfants ne bénéficient donc pas d'un accompagnement continu. Or, il semble nécessaire, dans le cadre de cette prise en charge, d'assurer une prise en charge régulière.

D'un point de vue des compétences, la nomenclature des prestations de soins de santé en matière d'assurance obligatoire relève de la compétence fédérale. L'enveloppe actuellement destinée aux soins de logopédie via l'INAMI dépend des compétences de Santé publique.

En outre, dans la mesure où les entités fédérées, de par leurs compétences en matière d'enseignement, d'action sociale et d'égalité des chances, ont un lien direct avec les décisions du pouvoir fédéral, le dépôt de cette question au Sénat prend tout son sens.

Ce lundi 5 septembre 2016, le Conseil supérieur national des personnes handicapées a recommandé une nouvelle fois d'élargir le remboursement des frais de logopédie aux enfants présentant un QI inférieur à 86.

Dès lors, et suite à la parution de ce nouvel avis, entendez-vous prendre une décision permettant à ces enfants de bénéficier d'un encadrement adapté ? Envisagez-vous une modification de l'arrêté royal du 14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations de santé en matière d'assurance obligatoire ?

 

Kinderen of volwassenenen met een taalstoornis krijgen in België logopediesessies voorgeschreven die worden terugbetaald in het kader van de verplichte ziekteverzekering. Voor stoornissen in de taalontwikkeling en dysfasie komt de verzekering evenwel slechts tussen als de patiënt een intelligentiequotiënt heeft dat hoger is dan 86. Immers, volgens artikel 36 van de bijlage van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, worden geen logopedieprestaties terugbetaald voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis of dysfasie die een intelligentiequotiënt hebben dat lager is dan 85.

Volgens de actoren op het terrein zou een betere toegang tot logopedie die kinderen nochtans in staat stellen om hun cognitieve en communicatievaardigheden te verbeteren en zodoende betere resultaten te behalen op de IQ-test.

De wetgever motiveert die maatregel door te stellen dat voorrang wordt gegeven aan multidisciplinaire zorg waarin logopedie zit vervat, in een instelling die een overeenkomst voor revalidatieverstrekkingen met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) heeft gesloten. Die multidisciplinaire zorg in centra voor ambulante revalidatie is vanuit geografisch oogpunt slecht bereikbaar (zo is er geen enkel centrum in de provincies Waals-Brabant en Luxemburg) en de wachtlijsten bedragen soms twee jaar. Bovendien hebben de kinderen op basis van een overeenkomst met het RIZIV recht op een quotum aan zorguren. Eens dat quotum is bereikt, moeten ze hun plaats afstaan.

Bovendien meent de wetgever in verband met die maatregel dat veel kinderen met een IQ lager dan 86 naar het bijzonder onderwijs gaan, waar ze begeleiding kunnen krijgen van logopedisten. Nu steeds meer kinderen zich in integratieprojecten inschrijven (in de Franse Gemeenschap waren er voor het schooljaar 2013-2014 meer dan 2000 kinderen, waarvan 890 onder onderwijs type 8 vallen), is het echter fout te veronderstellen dat alle kinderen van die ondersteuning in het bijzonder onderwijs genieten. Een dergelijke benadering lijkt in tegenspraak met het inclusieprincipe vermeld in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Bovendien loopt een schooljaar niet over het volledige kalenderjaar: de kinderen krijgen dus geen ononderbroken begeleiding. In het kader van die zorg lijkt een regelmatige zorg nochtans nodig.

Op het vlak van de bevoegdheden is de nomenclatuur van de prestaties van de gezondheidszorg in het kader van de verplichte verzekering een federale bevoegdheid. Het huidige budget voor logopedie via het RIZIV valt onder de bevoegdheid van Volksgezondheid.

Aangezien de deelstaten, door hun bevoegdheden op het vlak van onderwijs, bijstand aan personen en gelijke kansen rechtstreeks te maken hebben met de beslissingen van de federale overheid, past deze vraag volledig in de opdrachten van de Senaat.

Op maandag 5 september 2016 heeft de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap opnieuw aanbevolen om de terugbetaling van logopedie-uitgaven uit te breiden tot kinderen met een IQ lager dan 86.

Bent u bijgevolg, mede naar aanleiding van dat nieuwe advies, van plan een belissing te nemen waardoor die kinderen een aangepaste ondersteuning kunnen krijgen? Overweegt u een wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen?

 
Réponse reçue le 17 janvier 2017 : Antwoord ontvangen op 17 januari 2017 :

L’honorable membre trouvera ci-après la réponse à sa question.

Cette limite (quotient intellectuel (QI) de 86 ou plus) est fixée pour la prise en charge de la logopédie « monodisciplinaire », dans le cadre de la nomenclature des prestations de logopédie, et ne concerne, comme vous le mentionnez d’ailleurs, que la prise en charge des troubles du développement du langage oral et de la dysphasie.

La raison en est que, pour ces enfants, un traitement « multidisciplinaire » est mieux adapté et présente plus de chances de succès qu’un traitement « monodisciplinaire » ; par conséquent, l’intention est d’orienter l’enfant vers la meilleure solution pour lui en utilisant au mieux les budgets disponibles.

Concrètement, ces traitements « multidisciplinaires » ont lieu dans le cadre de centres de rééducation ambulatoire (en abrégé CRA, jadis appelés « centres ORL-PSY »), où les patients sont répartis en « groupes-cibles » en fonction, notamment, de leur QI.

Par ailleurs, certains de ces enfants fréquentent l’enseignement spécialisé où il existe également une prise en charge paramédicale (notamment logopédique) adaptée.

L’avis 2016/13 du Conseil supérieur national des personnes handicapées auquel vous vous référez, reprend certes tout ce qui précède, et notamment l’opportunité du traitement multidisciplinaire, mais cet avis déplore que les structures concernées ne soient pas assez nombreuses, soient très dispersées géographiquement, affichent des listes d’attente très longues, ou encore n’offrent qu’une prise en charge moins intensive que souhaité (en tout cas, moins intensive que la logopédie « monodisciplinaire » de la « nomenclature »).

En outre, l’avis rappelle les exigences et recommandations faites à notre pays par diverses instances et conventions internationales, et je peux vous assurer qu’elles ne me sont pas non plus étrangères.

Par rapport aux constatations de cet avis, je ne possède pas de compétence dans les domaines concernés, notamment les centres de rééducation ambulatoire, qui sont désormais de la compétence des entités fédérées depuis la sixième réforme de l’État, l’enseignement spécialisé (et l’enseignement en général), ou encore, l’accompagnement des personnes handicapées, qui sont, depuis plus longtemps encore, de la compétence de ces entités fédérées (Régions et / ou Communautés).

Le raisonnement tenu en substance dans l’avis est que l’assurance obligatoire soins de santé comble les lacunes au niveau de l’organisation des centres de rééducation ambulatoire, notamment en modifiant l’article 36 de la nomenclature des prestations de santé afin que les patients concernés puissent être pris en compte.

Bien que très sensible au sort des enfants concernés, je suis dans l’obligation d’objecter au Conseil national que la logopédie monodisciplinaire n’offre aucune solution pour ces enfants.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vraag.

Die grens (intelligentiequotiënt (IQ) van 86 of hoger) is vastgelegd voor de tenlasteneming in de « monodisciplinaire » logopedie, in het kader van de nomenclatuur van de logopedische verstrekkingen en betreft, zoals u overigens vermeldt, enkel de behandeling van de stoornissen in de mondelinge taalontwikkeling en van dysfasie.

De reden daarvoor is dat voor die kinderen een « multidisciplinaire » behandeling beter is aangepast en grotere slaagkansen heeft dan een « monodisciplinaire » behandeling ; bijgevolg is het de bedoeling om het kind naar de voor hem beste oplossing te verwijzen door de beschikbare budgetten zo goed mogelijk te gebruiken.

Concreet vinden die « multidisciplinaire » behandelingen plaats in het kader van de centra voor ambulante revalidatie (afgekort CAR's, vroeger « NOK-PSY-centra » genoemd), waar de patiënten met name op basis van hun IQ in « doelgroepen » worden ingedeeld.

Sommige van die kinderen volgen trouwens gespecialiseerd onderwijs waar ook een aangepaste paramedische verzorging bestaat (in het bijzonder een logopedische verzorging).

Het advies 2016/13 van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap waarnaar u verwijst, bevat inderdaad al het voorgaande en in het bijzonder de opportuniteit van de multidisciplinaire behandeling, maar in het advies wordt aangeklaagd dat er te weinig betrokken structuren zijn of dat ze geografisch erg zijn versnipperd of dat er heel lange wachtlijsten zijn of dat de behandeling minder intensief is dan gewenst (in elk geval minder intensief dan de « monodisciplinaire » logopedie in de « nomenclatuur »).

Bovendien wordt in het advies herinnerd aan de eisen en aanbevelingen die verschillende instanties en internationale overeenkomsten tot ons land hebben gericht; ik kan u verzekeren dat ze mij ook niet vreemd zijn.

Met betrekking tot deze vaststellingen uit het advies, heb ik geen bevoegdheid in de betrokken domeinen, namelijk de centra voor ambulante revalidatie die sinds de zesde Staatshervorming voortaan tot de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten behoren, alsook het gespecialiseerd onderwijs (en het onderwijs in het algemeen) en de begeleiding van personen met een handicap, die al langer tot de bevoegdheden van de voormelde gefedereerde entiteiten (Gewesten en / of Gemeenschappen) behoren.

In de redenering van het advies wordt in hoofdzaak besloten dat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging de lacunes in de organisatie van de centra voor ambulante revalidatie zou moeten opvullen, met name door artikel 36 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen te wijzigen zodat de betrokken patiënten kunnen worden opgevangen.

Hoewel ik erg begaan ben met het lot van de betrokken kinderen, ben ik verplicht om tegen de Nationale Raad in te brengen dat de monodisciplinaire logopedie geen oplossing biedt voor de betrokken kinderen.