SÉNAT DE BELGIQUE | BELGISCHE SENAAT | ||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
Session 2012-2013 | Zitting 2012-2013 | ||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
3 septembre 2013 | 3 september 2013 | ||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
Question écrite n° 5-9833 | Schriftelijke vraag nr. 5-9833 | ||||||||||||
de Bart De Nijn (N-VA) |
van Bart De Nijn (N-VA) |
||||||||||||
à la ministre de la Justice |
aan de minister van Justitie |
||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
Détenus - Réinsertion - Suivi - Projets - Retard - Mesures | Gedetineerden - Re-integratie - Nazorg - Projecten - Achterstand - Maatregelen | ||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
statistique officielle détenu réinsertion professionnelle réinsertion sociale |
officiële statistiek gedetineerde herintreding reclassering |
||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
|
|
||||||||||||
________ | ________ | ||||||||||||
Question n° 5-9833 du 3 septembre 2013 : (Question posée en néerlandais) | Vraag nr. 5-9833 d.d. 3 september 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||||||||||
Ces propos de la présidente de la prison de Verviers repris dans le rapport annuel du Conseil central de surveillance pénitentiaire (2008-2010) sont éloquents : « L’objectif de la prison telle qu’elle est conçue actuellement n’est pas la réinsertion mais la gestion. La réinsertion ici ne signifie rien surtout pour ceux qui ne travaillent pas : déstructuration du temps, des rapports sociaux, développement de paranoïa, toxicomanie, développement de maladies dues à l’angoisse de l’enfermement et au manque d’exercice (problèmes de dos) ». Des voix continuent à s'élever pour dénoncer les lacunes en matière d'accompagnement psychosocial dans les prisons. Les détenus sont livrés à leur sort après avoir subi un changement raducal, à savoir la perte de leur liberté. L'accompagnement en vue d'une réinsertion est dès lors insuffisant. Pouvoir suivre une formation ou effectuer un travail en prison est un premier pas dans la bonne direction, mais cela ne suffit pas. Les attitudes ne changeront pas pour autant, pas plus que le comportement des détenus. Il faut davantage tenir compte des questions relatives, d'une part, au sens du délit commis et, d'autre part, au souhait de ne plus commettre de méfaits à l'avenir. Si la ministre de la Justice et notre société en général veulent encore donner une seconde chance à ces personnes, il faut approfondir et personnaliser le travail durant la période de détention et le suivi. Celui-ci est en effet crucial pour bien assurer la transition vers le monde extérieur et pour éviter les récidives. De nombreux ex-détenus tombent dès leur libération dans une spirale descendante : ils sont accablés par les dettes, leur réseau social s'est rétréci, ils ont des difficultés à trouver un emploi ainsi qu'un logement abordable et retombent dans la criminalité. Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes : 1) La ministre peut-elle me donner, par prison, un aperçu des divers projets de réinsertion et de leur contenu exact ? 2) Combien de détenus suivent-ils en moyenne les projets de réinsertion ? J'aimerais obtenir les chiffres ventilés par prison. 3) Un tel trajet consiste-t-il en un plan par étapes et est-il fait sur mesure ? Le point de départ est-il donc la personne elle-même ou plutôt un plan par étapes standardisé ? 4) Quel est le suivi organisé par la Justice ? Comment se déroule-t-il pratiquement et en quoi consiste-t-il ? La ministre voit-elle des résultats tangibles ? 5) La ministre prend-elle des mesures pour résorber le retard de Bruxelles et de la Wallonie dans les projets de réinsertion ? Dans l'affirmative, lesquelles ? |
Een citaat van de directeur van de gevangenis van Verviers in het jaarverslag van de centrale toezichtsraad voor het gevangeniswezen (2008-2010) spreekt boekdelen: "Het doel van de gevangenis in haar huidige vorm is niet herintegratie maar wel beheer. Herintegratie betekent hier niets, vooral niet voor wie niet werkt: verlies van structuur in de tijd en in de sociale verhoudingen, ontstaan van paranoia en verslaving, ontwikkeling van ziektes door angst en gebrek aan beweging (rugklachten)." Stemmen gaan nog steeds op dat de psychosociale begeleiding in gevangenissen te wensen overlaat. Gevangenen worden aan hun lot overgelaten na een drastische verandering, namelijk hun verlies aan vrijheid. Er is bijgevolg te weinig begeleiding naar re-integratie toe. Het kunnen volgen van opleidingen of werk verrichten in de gevangenissen is een eerste goede stap in de richting, maar volstaat zeker niet. De attitudes zullen hierdoor niet veranderen, evenmin als het gedrag van gedetineerden. Er moet dan ook meer ingespeeld worden op de zingeving van de misdaad en de zingeving waarom het in de toekomst niet meer te doen. Als de minister van Justitie en onze maatschappij in het algemeen deze mensen nog een tweede kans willen geven, moet er veel meer diepgaand en persoonlijker gewerkt worden tijdens hun detentieperiode en in de nazorg erna. Deze nazorg is immers zeer belangrijk om ook de verandering naar de buitenwereld goed te kunnen verwerken en te vermijden dat ze hervallen. Veel ex-gedetineerden belanden meteen na hun vrijlating in een neerwaartse spiraal: ze torsen een schuldenberg, hun sociaal netwerk is verschrompeld, ze vinden moeilijk een job en een betaalbare woonst en hervallen in de criminaliteit. Graag had ik in dit kader volgende vragen gesteld: 1) Kan de geachte minister per gevangenis een overzicht geven van de verschillende re-integratieprojecten en wat deze precies inhouden? 2) Hoeveel gedetineerden volgen deze re-integratieprojecten gemiddeld? Graag cijfers per gevangenis. 3) Is dit traject een stappenplan en op maat gemaakt? Vertrekt men dus vanuit de persoon zelf of eerder vanuit een gestandaardiseerd stappenplan? 4) Welke nazorg wordt er vanuit Justitie georganiseerd? Hoe verloopt dit praktisch en inhoudelijk en ziet de minister duidelijke resultaten? 5) Neemt de geachte minister maatregelen om de achterstand in re-integratieprojecten, die Brussel en Wallonië heeft, weg te werken? Zo ja, welke? |
||||||||||||
Réponse reçue le 29 janvier 2014 : | Antwoord ontvangen op 29 januari 2014 : | ||||||||||||
Je voudrais tout d'abord souligner que la réinsertion est une compétence des Communautés (offre, activités et financement). Ceci n'empêche pas le déroulement dans différentes prisons de projets et de formations qui favorisent la réinsertion. Ainsi, il existe un projet d'enseignement pour détenus dans l'établissement pénitentiaire d’Audenarde, le projet Believe pour les détenus ayant un problème de consommation abusive de substances au Centre pénitentiaire agricole de Ruisele de, différentes formations du VDAB au Centre pénitentiaire école de Hoogstraten, etc. Dans les années 90, l’autorité fédérale a conclu différents accords de coopération avec les entités fédérées en matière d'aide sociale aux détenus :
Des accords de coopération généraux existent donc entre l'autorité fédérale et les Communautés. La coopération est basée sur la confiance mutuelle et le respect de la compétence de chacun. A cet égard, la direction générale des Établissements pénitentiaires joue un rôle de facilitateur, dans le cadre duquel elle « ouvre » les portes des prisons aux services des Communautés (et dans certains cas aux services régionaux comme le Service public wallon de l'emploi et de la formation (Forem) ou le Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)). Il existe en revanche des accords de coopération formels dans un certain nombre de domaines. Ils n'ont pas nécessairement de lien direct avec la réinsertion, bien qu'ils puissent bien entendu y contribuer indirectement. Ces liens sont de toute nature. En Flandre, c'est structuré par le biais du plan stratégique ; côté francophone, c'est fragmenté entre toutes sortes d'organisations et des ASBL qui sont souvent actives au niveau local uniquement. C’est pourquoi il est impossible de vous fournir un aperçu complet à ce sujet. |
Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat re-integratie een bevoegdheid is van de Gemeenschappen (aanbod, activiteiten en financiering). Dit houdt niet weg dat er in diverse gevangenissen projecten en vormingen lopen die re-integratie bevorderend zijn. Zo is er in de strafinrichting in Oudenaarde een onderwijsproject voor gedetineerden, is er in het Penitentiair Landbouwcentrum in Ruiselede het Believeproject voor gedetineerden met een problematiek van middelenmisbruik, in het Penitentiair Schoolcentrum in Hoogstraten worden diverse VDAB-opleidingen gegeven, etc. De federale overheid heeft met de deelstaten in de jaren ’90 diverse samenwerkingsakkoorden afgesloten inzake de sociale hulpverlening aan gedetineerden:
Algemene samenwerkingsakkoorden tussen de federale overheid en de Gemeenschappen bestaan dus. De samenwerking is gebouwd op wederzijds vertrouwen en respect voor ieders bevoegdheid. Het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen heeft hierin een faciliterende rol, waarbij ze de deuren van de gevangenissen voor de Gemeenschapsdiensten (en in bepaalde gevallen de Gewestelijke diensten, zoals Service public wallon de l'emploi et de la formation (Forem) of Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)) “openzetten”. Er bestaan wel formele samenwerkingsverbanden in een aantal domeinen. Deze hebben niet noodzakelijk een rechtstreeks verband met re-integratie, al kunnen ze er onrechtstreeks uiteraard wel toe bijdragen. Die verbanden zijn van allerlei aard. In Vlaanderen is dit gestructureerd via het Strategisch Plan, langs Franstalige kant is dit gefragmenteerd tussen velerlei organisaties, en VZW’s die vaak enkel lokaal actief zijn. Het is daarom niet mogelijk om u hierover een compleet overzicht van te bezorgen. |