SÉNAT DE BELGIQUE | BELGISCHE SENAAT | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Session 2010-2011 | Zitting 2010-2011 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
27 janvier 2011 | 27 januari 2011 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question écrite n° 5-926 | Schriftelijke vraag nr. 5-926 | ||||||||
de Bert Anciaux (sp.a) |
van Bert Anciaux (sp.a) |
||||||||
au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile |
aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Cellules stratégiques - Cartes de paiement - Usage | Beleidscellen - Betaalkaarten - Gebruik | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
ministère monnaie électronique indemnité et frais |
ministerie elektronisch betaalmiddel vergoedingen en onkosten |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
|
|
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-927 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-928 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-929 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-930 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-931 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-932 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-933 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-934 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-935 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-936 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-937 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-938 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-939 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-940 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-941 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-942 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-943 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-944 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-945 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-946 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-947 |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-927 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-928 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-929 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-930 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-931 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-932 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-933 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-934 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-935 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-936 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-937 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-938 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-939 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-940 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-941 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-942 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-943 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-944 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-945 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-946 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-947 |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question n° 5-926 du 27 janvier 2011 : (Question posée en néerlandais) | Vraag nr. 5-926 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||||||
Il y a quelques années, l'usage et l'éventuelle utilisation abusive de cartes Visa ou d'autres cartes de paiement par le collège échevinal et l'administration de la Ville d'Anvers a suscité bien des remous. Je me demande dès lors si de ce fait l'utilisation de cartes de paiement dans les administrations publiques a changé ? J'aimerais obtenir davantage de clarté sur les règles d'utilisation et sur les usages en vigueur pour les cartes de paiement par les cellules stratégiques des ministres et des secrétaires d'État. Le ministres ou secrétaire d'État peut-il me faire savoir de combien de cartes de paiement il a disposé en 2007, 2008, 2009 et/ou 2010, pour le compte d'une cellule stratégique ou du secrétariat du ministre ou secrétaire d'État ou au nom d'un service public fédéral, d'un service public de programmation ou d'une cellule ? Pour quels montants a t-il fait usage de ces cartes ou cette carte de débit ? Le ministre ou le secrétaire d 'État peuvent me faire savoir si des membres de ses cellules stratégiques ou de son secrétariat ont disposé ou disposent d'une carte de débit ou de crédit au nom et pour le compte de la cellule stratégique, du secrétariat ou de l'administration du ministre ? Qui sont ces membres ? Pour quels montants cette ou ces cartes ont-elles été utilisées en 2007, 2008, 2009, 2010 ? Quels ont été les montant payés par d'autres moyens et quels furent ces moyens autres que les cartes de débit et de crédit ? Par rapport à l'ensemble des frais payés, quelle fut la part affectés à : – des frais de restaurant ; – des frais de déplacement et des frais automobiles ; – des nuitées ; – des cadeaux d'affaires ; – des frais d'habillement ? Quels autres paiement ont-ils été effectués et dans quels buts ? Une partie des dépenses du ministre ou secrétaire d 'État et des membres de ses cellules stratégiques ou de son secrétariat ont-elles été payées directement par un service public fédéral (SPF) et par un service public de programmation (SPP) ? Dans l'affirmative, pour quels frais et pour quels montants en 2007, 2008, 2009 et 2010 ? Des frais ont-ils été payés par des tiers, comme d'autres pays ou des organisations nationales ou étrangères ? Si oui, quels frais, par quels pays ou organisations et quels montants en 2007, 2008, 2009 et 2010 ? Comment la distinction était-elle faite entre les dépenses privées et les dépenses publiques, et qui en décidait ? De quel montants de frais de fonctionnement le ministre ou le secrétaire d'État pouvait-il disposer pour le fonctionnement de ses cellules stratégiques et secrétariat durant les années 2007, 2008, 2009 et 2010 ? |
Enkele jaren geleden veroorzaakten het gebruik en mogelijk misbruik van Visa en andere betaalkaarten binnen het schepencollege en de administratie van de stad Antwerpen heel wat deining. Daarbij rijst de vraag of daardoor het gebruik van betaalkaarten binnen de overheid wijzigde. Graag verkreeg ik meer duidelijkheid over de regels en gebruiken rond betaalkaarten binnen de beleidscellen van de geachte ministers en staatssecretarissen. Kunnen de geachte minister of staatssecretaris me meedelen over welke betaalkaarten hij of zij beschikt(e) tijdens de jaren 2007, 2008, 2009 en / of 2010, voor zover voor rekening van een beleidscel of het secretariaat van de geachte minister of op naam van de federale of programmatorische overheidsdienst of cel? Voor welke bedragen werd er gedurende die jaren gebruik gemaakt van deze betaalkaart(en)? Kan de minister of staatssecretaris me meedelen of leden van zijn of haar beleidscellen of secretariaat beschikten of beschikken over betaalkaarten op naam en voor rekening van de beleidscel, het secretariaat of de administratie van de geachte minister? Over wie gaat het hier? Voor welke bedragen werd er in 2007, 2008, 2009 en 2010 gebruik van deze kaarten gebruik gemaakt? Voor welke bedragen en op welke wijze werden er ook kosten op een andere wijze dan via betaalkaarten betaald? Met betrekking tot het geheel van kostenbetalingen: hoe groot was het aandeel besteed aan: - restaurantkosten; - vervoerskosten en autokosten; - overnachtingen; - relatiegeschenken, en - kosten voor kleding? Welke andere betalingen werden er verricht en voor welke doelen? Werd een deel van de kosten van de geachte minister of staatssecretaris en de leden van zijn of haar beleidscellen en secretariaat rechtstreeks betaald door federale overheidsdienst (FOD) en programmatorische federale overheidsdienst (POD)? Zo ja, welke onkosten en voor welke bedragen voor de jaren 2007, 2008 2009 en 2010? Werden er kosten rechtstreeks vergoed door derden, zoals binnenlandse of buitenlandse organisaties of landen? Zo ja welke, door welke organisaties of landen en voor welke bedragen in de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010? Hoe werd geoordeeld of het hier over privé-, dan wel publieke uitgaven ging, en wie maakte dit onderscheid? Over welk bedrag aan werkingskosten kon de geachte minister of staatssecretaris beschikken voor de werking van zijn of haar beleidscellen en secretariaat voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010? |
||||||||
Réponse reçue le 5 juillet 2011 : | Antwoord ontvangen op 5 juli 2011 : | ||||||||
Les dépenses nécessaires à la fonction sont des dépenses auxquelles sont contraints les membres du Gouvernement en raison de leurs fonctions. Ces frais découlent de l’exercice des fonctions ministérielles. Les frais encourus à des fins privées sont exclus. S’agissant des membres du Gouvernement et de leurs collaborateurs, il convient de souligner que le Gouvernement décide en début de législature des moyens budgétaires de chaque membre du Gouvernement. Tous les frais de personnel et de fonctionnement sont supportés par cette enveloppe budgétaire. La ventilation provisoire de ces moyens de fonctionnement par poste de dépenses au sein des secrétariats et cellules stratégiques est soumise au contrôle de l’Inspection des Finances. Outre le contrôle par l’Inspection des finances avant que soient dépensés les moyens budgétaires, plusieurs contrôles sont effectués, à savoir au moment des dépenses, mais aussi après. Chaque dépense doit être prouvée et doit s’inscrire dans l’enveloppe, ce qui est susceptible d’empêcher le paiement (le remboursement). Un autre contrôle est exercé par la Cour des comptes, qui examine ex post si les frais exposés sont suffisamment prouvés et justifiés. Ce contrôle par la Cour des comptes permet une évaluation constante ainsi qu’un éventuel ajustement. Les cahiers d’observations que la Cour des comptes envoie à la Chambre en exécution de l’article 180 de la Constitution font mention de ces contrôles. Vu la fixation claire des moyens budgétaires disponibles et les divers mécanismes de contrôle existants, je pense que ces règles suffisent. Deux cartes de paiement de la société “American Express” (amex) sont utilisées au sein du Service public fédéral Chancellerie du premier ministre. Ces cartes ont été choisies pour les raisons suivantes : - la facture est très claire et permet un contrôle ; - les cartes ne sont pas liées à un compte bancaire : le paiement n’est donc pas automatique ; - le coût annuel (quelque 50 €) est limité. Bien qu’étant des cartes pour entreprises (Chancellerie), les 2 cartes sont également nominatives (responsabilité de la personne) : a) une carte est prévue pour le collaborateur de la cellule stratégique en charge des relations internationales. Comme celle-ci est nominative, une nouvelle carte nominative est demandée dans le cas où ce collaborateur est remplacé. La plupart des dépenses concernent des missions à l’étranger ainsi que l’achat de timbres (en raison du gain de temps et de la livraison à la Chancellerie) ; b) une carte est prévue pour le fonctionnement du Service public fédéral Chancellerie du premier ministre au nom du directeur d’encadrement B&CG. Cette carte est essentiellement utilisée pour des réservations dans le cadre de missions de certains membres du personnel ainsi que pour des achats ICT qui ne peuvent souvent être effectués que via Internet. Dans certains cas, des achats sont effectués à l’aide de cartes de paiement personnelles, ce qui est toutefois déconseillé. Ces achats doivent être suffisamment justifiés pour être remboursés. Les dépenses réalisées par la cellule stratégique au moyen des cartes de paiement sont les suivantes : 2007 (Gouvernement Verhofstadt II) 1. Mission New York : 3 706 euros 2. Mission Portugal : 2 175 euros 3. Mission Inde : 3 538 euros 4. Mission Riga & Liban : 1 715 euros 5. Mission Espagne : 780 euros 6. Mission Moscou : 313 euros 7. Mission Londres : 4 582 euros 8. Mission New York : 3 413 euros 9. Frais de restaurant : 2 000 euros 2008 (Gouvernement Verhofstadt III) 1. Mission Paris : 3 012 euros 2. Frais de restaurant : 3 000 euros 2008 (Gouvernement Leterme I) 1. Mission Chine : 3 161 euros 2. Mission Canada : 944 euros 2009 (Gouvernement Van Rompuy) 1. Mission Australie : 3 058 euros 2. Mission Copenhague : 4 937 euros 3. Achat de timbres : 10 770 euros 4. Divers : 192 euros 2010 (Gouvernement actuel) Les présentes dépenses sont essentiellement liées à la présidence belge de l’Union européenne. 1. Mission Espagne : 3 110 euros 2. Mission Strasbourg – Sarajevo : 2 195 euros 3. Mission Italie : 1 391 euros 4. Mission Italie – Portugal : 2 269 euros 5. Mission New York & Canada : 655 euros 6. Mission Chine : 2 608 euros 7. Mission Macédoine : 959 euros 8. Mission Corée : 3 554 euros 9. Mission Japon : 3 715 euros 10. Mission Washington : 2 140 11. Mission New York : 3 530 euros 12. Mission Slovénie : 580 euros 13. Achat de timbres : 567 euros. |
De uitgaven die nodig zijn voor de functie betreffen uitgaven waartoe de Regeringsleden wegens hun ambt verplicht zijn. Deze kosten vloeien voort uit de uitoefening van het ministerieel ambt. Kosten voor privé-aangelegenheden worden uitgesloten. Voor wat de Regeringsleden en hun medewerkers betreft, dient er op gewezen te worden dat de Regering bij het begin van de legislatuur beslist over de budgettaire middelen van elk Regeringslid. Alle personeels- en werkingskosten worden door deze budgettaire enveloppe gedragen. De voorlopige verdeling van deze werkingsmiddelen per uitgavenpost binnen de secretariaten en beleidscellen is onderworpen aan het toezicht van de Inspectie van Financiën. Naast de controle door Inspectie van Financiën vóór de uitgaven van de budgettaire middelen, hebben er nog verschillende controles plaats, namelijk op het ogenblik van de uitgaven en tevens achteraf. Elke uitgave dient gestaafd te worden en binnen de enveloppe te passen, wat de (terug)betaling eventueel kan verhinderen. Een verdere controle wordt uitgeoefend door het Rekenhof dat ex post nagaat of de gedane kosten wel degelijk voldoende gestaafd worden en verantwoord zijn. Deze controle door het Rekenhof maakt een voortdurende evaluatie en eventuele bijsturing mogelijk. Een weerslag van deze controles kan worden teruggevonden in de boeken van opmerkingen die het Rekenhof zendt aan de Kamer, ter uitvoering van artikel 180 van de Grondwet. Gelet op de duidelijke vaststelling van de beschikbare budgettaire middelen en de verschillende controlemechanismen die bestaan, meen ik dat deze regels voldoende zijn. Binnen de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de eerste minister worden twee betaalkaarten gebruikt van de firma “American Express” (amex). Deze kaarten zijn gekozen om volgende redenen: - er wordt gewerkt met een zeer overzichtelijke factuur waarop controle kan uitgevoerd worden; - de kaarten zijn niet verbonden aan een bankrekening : er wordt dus niet automatisch betaald; - de jaarlijkse kost (ongeveer 50 euro) is beperkt. De 2 kaarten zijn firmakaarten (Kanselarij) maar ook op naam (verantwoordelijkheid van de persoon): a) er is een kaart voor de medewerker op de beleidscel bevoegd voor de internationale betrekkingen. Aangezien deze op naam is, wordt bij eventuele vervanging een nieuwe kaart op naam aangevraagd. De meeste uitgaven hebben betrekking op buitenlandse zendingen en eveneens op de aankopen van postzegels (omwille van tijdswinst en aflevering bij de Kanselarij); b) er is een kaart voor de werking van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister op naam van de stafdirecteur B&B. Deze kaart wordt voornamelijk gebruikt voor reserveringen in het kader van zendingen van personeelsleden en voor ICT-aankopen die vaak alleen via het internet kunnen plaatsvinden. In sommige gevallen worden aankopen verricht met persoonlijke betaalkaarten, wat evenwel afgeraden wordt. Deze aankopen dienen voldoende verantwoord te worden om te worden terugbetaald. De uitgaven voor de beleidscel via de betaalkaarten: 2007 (Regering Verhofstadt II) 1. Zending New York: 3 706 euro 2. Zending Portugal: 2 175 euro 3. Zending India: 3 538 euro 4. Zending Riga & Libanon: 1 715 euro 5. Zending Spanje: 780 euro 6. Zending Moskou: 313 euro 7. Zending Londen: 4 582 euro 8. Zending New York: 3 413 euro 9. Restaurantkosten: 2 000 euro 2008 (Regering Verhofstadt III) 1. Zending Parijs: 3 012 euro 2. Restaurantkosten: 3 000 euro 2008 (Regering Leterme I) 1. Zending China: 3 161 euro 2. Zending Canada: 944 euro 2009 (Regering Van Rompuy) 1. Zending Australië: 3 058 euro 2. Zending Kopenhagen: 4 937 euro 3. Aankoop postzegels: 10 770 euro 4. Diverse: 192 euro 2010 (huidige Regering) De uitgaven hier zijn hoofdzakelijk gelinkt aan het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie. 1. Zending Spanje: 3 110 euro 2. Zending Straatsburg – Sarajevo: 2 195 euro 3. Zending Italië: 1 391 euro 4. Zending Italië – Portugal: 2 269 euro 5. Zending New York & Canada: 655 euro 6. Zending China: 2 608 euro 7. Zending Macedonië: 959 euro 8. Zending Korea: 3 554 euro 9. Zending Japan: 3 715 euro 10. Zending Washington: 2 140 11. Zending New York: 3 530 euro 12. Zending Slovenië: 580 euro 13. Aankoop postzegels: 567 euro. |