SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
28 février 2013 28 februari 2013
________________
Question écrite n° 5-8374 Schriftelijke vraag nr. 5-8374

de Yves Buysse (Vlaams Belang)

van Yves Buysse (Vlaams Belang)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________________
Projet Airbus - Avances - Remboursement - Stratégie - Montants Airbusproject - Voorschotten - Terugbetaling - Strategie - Bedragen 
________________
industrie aéronautique
aide à l'industrie
remboursement des aides
aide de l'État
luchtvaartindustrie
steun aan de industrie
terugbetaling van steun
overheidssteun
________ ________
28/2/2013Verzending vraag
21/3/2013Antwoord
28/2/2013Verzending vraag
21/3/2013Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8375 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8375
________ ________
Question n° 5-8374 du 28 février 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-8374 d.d. 28 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Depuis une bonne trentaine d'années, les autorités fédérales contribuent au financement des coûts de recherche et développement des entreprises belges qui participent à la mise au point des différents modèles d'Airbus. Le soutien se matérialise par des avances, que les entreprises ne doivent rembourser que si la commercialisation est un succès. En d'autres termes, la collectivité assume une partie du risque commercial du développement de nouveaux produits. L'appui financier aux activités de recherche et développement est imputé pour une moitié au budget du Service public fédéral Économie, PME, Classes moyennes et Énergie, pour l'autre à celui du Service public de programmation Politique scientifique. Bien entendu, cette ventilation vaut aussi pour les remboursements.

Quelques programmes Airbus se sont soldés par un fiasco, et les avances ne seront jamais totalement remboursées. Ce risque était calculé au départ. Mais le programme A320 a été le plus fructueux des projets d'Airbus, et ici aussi - même ici ! - les remboursements ne s'opèrent pas correctement. Une entreprise qui avait restitué 17,9 millions des 44,7 millions d'euros qui lui avaient été alloués a arrêté ses paiements en mars 2001, à la livraison du millième appareil. Le solde dû s'élevait donc à 26,8 millions. À la suite de l'enquête précédente de la Cour des comptes, en 2004 et 2005, le ministre de l'Économie et de la Politique scientifique avait imputé l'arrêt des remboursements au flou du contrat conclu entre cette entreprise belge et Airbus, qui ne stipulait pas que les paiements d'Airbus continuaient après la vente du millième avion. Cependant, la Cour des comptes estimait que l'État belge ne devait pas supporter les conséquences financières, se référant en outre à l'article 7 de la loi du 17 juillet 1959 instaurant et coordonnant des mesures en vue de favoriser l'expansion économique et la création d'industries nouvelles, qui prévoit la récupération des avances dans l'hypothèse d'une exploitation commerciale ou industrielle rentable, ce qui était assurément le cas ici.

Face aux thèses en présence, le ministre de l'époque a recueilli un avis juridique indépendant. Selon celui-ci, l'interprétation de l'entreprise ne pouvait être suivie et l'État avait des chances raisonnables d'obtenir par la voie juridique la poursuite des remboursements. Le ministre, après avoir mis l'entreprise en demeure en décembre 2006, l'a fait assigner le 30 mars 2007. Bien que la remise des conclusions ait été systématiquement reportée pour donner une chance à la conciliation, aucun accord n'a encore été trouvé. D'ailleurs, l'entreprise a encore formulé une nouvelle proposition de remboursement en juin 2012.

Quelle stratégie les ministres compétents suivent-ils en l'affaire ? Ambitionnent-ils encore un remboursement complet ou essaient-ils d'arriver à un compromis avec la firme en cause ? Selon la proposition, quel serait le montant récupérable ?

 

Sinds meer dan dertig jaar komt de federale overheid voor een deel tussen in de financiering van de onderzoeks- en ontwikkelingskosten van Belgische ondernemingen die deelnemen aan de ontwikkeling van de verschillende Airbusvliegtuigtypes. De steun vindt plaats onder de vorm van voorschotten, die de ondernemingen slechts in geval van succesvolle commercialisering moeten terugbetalen. Dat betekent dat de overheid een deel van het marktrisico van de nieuwe productontwikkeling op zich neemt. De financiële steun aan de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten wordt telkens voor de helft aangerekend op de begroting van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en op de begroting van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid. Deze verdeling geldt uiteraard ook voor de terugbetalingen.

Enkele Airbusprogramma's zijn op een fiasco geëindigd, en die voorschotten zullen dus nooit volledig terugbetaald worden. Dat risico was vooraf ingecalculeerd. Maar het A320-programma was het meest succesvolle Airbusproject, en ook daar - zelfs daar! - loopt het mis met de terugbetalingen. Nadat een onderneming 17,9 miljoen euro van de 44,7 miljoen toegekende voorschotten had terugbetaald, heeft zij haar terugbetalingen in maart 2001 stopgezet, na de levering van het duizendste vliegtuig. Er was toen dus een openstaand saldo van 26,8 miljoen euro. Naar aanleiding van het vorige onderzoek van het Rekenhof, in 2004 en 2005, schreef de minister van Economie en Wetenschapsbeleid de stopzetting van de terugbetalingen toe aan de onduidelijkheid van de overeenkomst die de Belgische onderneming met Airbus had gesloten. Daarin was niet bepaald dat de betalingen door Airbus verder liepen na de verkoop van het duizendste vliegtuig. Het Rekenhof was echter niet van oordeel dat de Belgische Staat daarvan de financiële gevolgen moest dragen. Bovendien verwees het Rekenhof naar artikel 7 van de wet van 17 juli 1959 tot invoering en ordening van maatregelen ter bevordering van de economische expansie en de oprichting van nieuwe industrieën dat uitgaat van de terugvorderbaarheid van het voorschot in geval er sprake is van een rendabele handels- of nijverheidsexploitatie. Dat was in dit geval zeker van toepassing.

De destijds bevoegde minister won over deze verschillende standpunten een onafhankelijk juridisch advies in. Dat advies stelde dat de interpretatie van de onderneming niet kon worden gevolgd en dat er voor de Staat een redelijke kans op succes was om de voortzetting van de terugbetaling langs juridische weg af te dwingen. Nadat de minister de onderneming in december 2006 in gebreke had gesteld, liet hij de onderneming op 30 maart 2007 dagvaarden. De conclusietermijnen voor de rechtszaak werden stelselmatig verlengd om het overleg nog een kans te geven. Maar er is nog steeds geen akkoord bereikt. In juni 2012 heeft de onderneming overigens nog een nieuw terugbetalingsvoorstel geformuleerd.

Welke strategie volgen de bevoegde ministers in deze zaak? Streven zij nog naar een volledige terugbetaling of trachten zij een compromis te bereiken met de betrokken firma? Welk bedrag zou volgens het voorliggende terugbetalingsvoorstel gerecupereerd kunnen worden?

 
Réponse reçue le 21 mars 2013 : Antwoord ontvangen op 21 maart 2013 :

En ce qui concerne le soutien sous la forme d’avances, j’invite l’honorable membre à poser sa question à mon collègue vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord, qui est en charge de cette matière.

Afin d’optimiser le suivi et le traitement des dossiers, une plate-forme aéronautique fédérale a été créée par le Service public fédéral (SPF) Économie et le Service public de programmation (SPP) Politique scientifique. Je renvoie dès lors l’honorable membre à la réponse de mon collègue, le secrétaire d'État à la Politique scientifique, à qui la question a également été posée et qui est en charge de cette matière.

Voor wat betreft steun in de vorm van voorschotten, nodig ik het geachte lid uit zijn vraag te stellen aan mijn collega, de vice-eerste minister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, die bevoegd is voor deze materie.

Teneinde de opvolging en de afhandeling van dossiers te optimaliseren, werd er door de Fedrale Overheidsdienst (FOD) Economie en de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid een federaal luchtvaartplatform opgericht. Hiervoor verwijs ik het geachte lid naar het antwoord van mijn collega, de Staatsecretaris voor Wetenschapsbeleid, aan wie de vraag eveneens werd gesteld en die bevoegd is voor deze materie.