SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
22 mai 2012 22 mei 2012
________________
Question écrite n° 5-6282 Schriftelijke vraag nr. 5-6282

de Willy Demeyer (PS)

van Willy Demeyer (PS)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
Les conséquences sur les zones de police locale du Royaume des mesures de sécurisation des transports en commun de la capitale De gevolgen van de maatregelen ter beveiliging van het hoofdstedelijk openbaar vervoer voor de lokale politiezones van het Rijk 
________________
police locale
transport public
Région de Bruxelles-Capitale
police
lutte contre le crime
gemeentepolitie
openbaar vervoer
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
politie
misdaadbestrijding
________ ________
22/5/2012Verzending vraag
16/7/2012Antwoord
22/5/2012Verzending vraag
16/7/2012Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-2289 Requalification de : demande d'explications 5-2289
________ ________
Question n° 5-6282 du 22 mai 2012 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-6282 d.d. 22 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Suite au drame de la Société des transports intercommunaux de Bruxelles (STIB), plusieurs mesures ont été proposées visant à renforcer la sécurité dans les transports en commun de la capitale. L'objectif structurel est de parvenir à un renforcement des effectifs de quatre cents policiers. Personne ne nie que Bruxelles manque cruellement de policiers. Mais en province, votre récente note relative au renforcement de la sécurité dans les transports en commun suscite des inquiétudes. L'impression est celle d'une reprise au profit de Bruxelles des ressources en personnel, destinées à l'origine au renfort de toutes les zones de police (ZP) du Royaume.

En ce qui concerne le Corps d'intervention de la police fédérale (CIK), sa création, en 2004, devait concrétiser le "plus de bleu dans les rues" en apportant une contribution de la police fédérale aux zones de police locale par une décentralisation, en trois tranches, de sept cents policiers. Une première tranche a bien été libérée en 2005, avec trois cents unités. En mai 2007, une seconde tranche de deux cents opérationnels a été dispatchée dans les ZP, bien qu'immédiatement amputée de cinquante-neuf unités conservées pour les transferts nationaux de détenus. La circulaire 44ter, de janvier 2010, entérine une composition du Corps d'intervention limitée à cinq cents unités. En prévision de la présidence de l'Europe, cinquante membres du personnel en sont à nouveau extraits pour être centralisés à Bruxelles au sein de la Réserve d'intervention fédérale. Par ailleurs, la circulaire renverse la priorité des renforts au profit du fédéral.

L'effet concret de ces revirements pour une province comme celle de Liège est la diminution du nombre de CIK disponibles : d'un effectif théorique de cinquante-quatre unités en 2007, on est passé à quarante-huit unités en 2010, dont trois inspecteurs principaux (INPP) disponibles quand ils ne sont pas à Bruxelles. Les dernières décisions laissent entrevoir une nouvelle diminution du personnel à disposition des ZP puisque seize policiers en provenance des zones, sept jours sur sept (ce qui représente en réalité trente-deux unités) vont être réorientés vers Bruxelles pour la sécurisation des transports. Dans ce cadre, ma question porte à la fois sur l'organisation du Corps d'intervention et sur l'effet des mesures annoncées sur les polices locales :

1) Parmi les membres du personnel CIK, combien sont encore décentralisées dans les ZP et les Provinces ? Dans quelle proportion y prestent-ils effectivement leurs missions ?

2) Quelles garanties les zones de police ont-elles que ces mesures ne viendront pas encore appauvrir la réserve décentralisée d'une part, et d'autre part nuire à leur capacité de recrutement ?

 

Ingevolge het drama bij de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) werden verschillende maatregelen getroffen om de veiligheid op het openbaar vervoer van de hoofdstad te verbeteren. Het structurele doel is de personeelsbezetting met vierhonderd politieagenten op te trekken. Niemand loochent dat er in Brussel een groot tekort aan politie is, maar buiten de hoofdstad wekt uw recente nota over de versterking van de veiligheid op het openbaar vervoer ongerustheid. De indruk bestaat dat u ten voordele van Brussel beknibbelt op personeel dat aanvankelijk bestemd was om alle politiezones van het Rijk te versterken.

Met de oprichting van het Interventiekorps van de federale politie (CIK) in 2004 zou concreet vorm worden gegeven aan het “meer blauw op straat” dankzij een bijdrage van de federale politie aan de lokale politiezones van zevenhonderd politieagenten in drie schijven. Een eerste schijf van driehonderd agenten is wel degelijk vrijgemaakt in 2005. In mei 2007 werd een tweede schijf van tweehonderd operationele manschappen verdeeld over de politiezones, maar er werden onmiddellijk negenenvijftig man teruggetrokken voor het nationaal vervoer van gevangenen. Rondzendbrief 44ter van januari 2010 bekrachtigt dat het Interventiekorps tot vijfhonderd eenheden beperkt blijft. In het vooruitzicht van het Europees Voorzitterschap werden daarvan weer vijftig personeelsleden voorbehouden voor de federale interventiereserve. De rondzendbrief verlegt de klemtoon van de versterking overigens op het federale niveau.

Die wijzigingen hebben als concrete weerslag op een provincie als Luik dat het aantal beschikbare CIK-personeelsleden vermindert van een theoretische personeelsbezetting van vierenvijftig eenheden in 2007 tot achtenveertig eenheden in 2010, van wie drie hoofdinspecteurs die beschikbaar zijn, voor zover ze niet in Brussel zijn. De jongste beslissingen laten vermoeden dat het personeel voor de politiezones weer zal verminderen, aangezien zeven politieagenten uit de zones zeven dagen op zeven (wat in werkelijkheid neerkomt op 32 eenheden) worden geheroriënteerd naar Brussel voor de veiligheid op het openbaar vervoer. Mijn vraag heeft zowel betrekking op de organisatie van het Interventiekorps als op de gevolgen van de aangekondigde maatregelen voor de lokale politie.

1) Hoeveel personeelsleden van het CIK zijn nog gedeconcentreerd ingezet in de politiezones en de provincies? In welke mate vervullen ze daar metterdaad hun opdrachten?

2) Welke waarborgen hebben de politiezones dat die maatregelen, enerzijds, niet nogmaals de gedeconcentreerde reserve verzwakken, en, anderzijds, hun recruteringscapaciteit schaden?

 
Réponse reçue le 16 juillet 2012 : Antwoord ontvangen op 16 juli 2012 :
  1. Le corps d’intervention des provinces du Brabant-Flamand, d’Anvers, du Brabant-Wallon et du Luxembourg était confronté (en date du 15 mai 2012) à un déficit en personnel de respectivement 30 %, 24 %, 45 % et 32 %.

    Le corps d’intervention des autres provinces accuse un déficit de moins de 10%, hormis celui de la province de Liège et de l’arrondissement administratif Bruxelles-Capitale, qui disposent d’un effectif complet conformément à la répartition imposée par la circulaire ministérielle GPI 44ter.

  2. Tous les membres du Corps d’intervention fédéral (répartis dans les provinces, auprès des DirCos) participeront les mois qui viennent à la sécurisation des transports en commun.

    La police fédérale veillera à une répartition juste de la charge de travail entre les CIK des différentes provinces, en tenant compte des déficits, de façon à ce que les priorités provinciales ne soient point mises en péril.

  1. Het interventiekorps van de provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen, Waals-Brabant en Luxemburg was (op datum van 15 mei 2012) geconfronteerd met een personeelsdeficit van respectievelijk (30 %), (24 %), (45 %) en (32 %).

    Het interventiekorps van de overige provincies telt een deficit van minder dan tien procent (10 %). De provincie Luik en het administratief arrondissement Brussel Hoofdstad beschikken over een voltallig effectief, conform de verdeling vastgelegd in de ministeriële omzendbrief GPI 44ter.

  2. Alle leden van het federale Interventiekorps (verdeeld over de provincies, bij de DirCo’s) zullen de komende maanden aan de beveiliging van het openbaar vervoer deelnemen.

    De federale politie zal toezien op een rechtvaardige verdeling van de werkdruk tussen de CIK’s van de verschillende provincies, rekening houdend met hun deficit, zodat de provinciale prioriteiten niet in het gedrang komen.