SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
3 décembre 2010 3 december 2010
________________
Question écrite n° 5-489 Schriftelijke vraag nr. 5-489

de Cindy Franssen (CD&V)

van Cindy Franssen (CD&V)

au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Sans-abri - Adresse de référence - Chiffres - Autres possibilités Daklozen - Referentieadres - Aantallen - Alternatieve mogelijkheden 
________________
sans-abri
pauvreté
domicile légal
CPAS
statistique officielle
dakloze
armoede
domicilie
OCMW
officiële statistiek
________ ________
3/12/2010Verzending vraag
6/7/2011Antwoord
3/12/2010Verzending vraag
6/7/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-489 du 3 décembre 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-489 d.d. 3 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les sans-abri et les sans domicile fixe n'ont évidemment pas d'adresse officielle. On peut en partie résoudre ce problème en demandant ce qu'on appelle une « adresse de référence ». Sur la base de ce principe, les sans-abri et d'autres personnes qui ne disposent pas d'une adresse permanente peuvent quand même s'inscrire au registre de la population. Le sans-abri peut indiquer comme adresse de référence, l'adresse d'une personne privée ou celle du centre public d'action sociale (CPAS) de l'endroit où il vit réellement.

Cette adresse permet au sans-abri de recevoir de la correspondance et des documents administratifs. En outre, elle élimine aussi un obstacle à l'obtention de certains droits, tels que les allocations de chômage ou le droit de vote, qui nécessitent une inscription au registre de la population.

Dans la pratique, l'obtention d'une adresse de référence n'a jamais été simple.

La problématique de la demande d'une adresse de référence est longuement abordée dans la deuxième partie du rapport bisannuel 2008-2009 du Service de lutte contre la pauvreté et la lutte contre de problème est l'une des mesures figurant dans le Plan fédéral de lutte contre la pauvreté.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

1) Combien de personnes utilisent-elles l'adresse d'un CPAS comme adresse de référence ? Je souhaiterais un relevé par province pour les années 2007, 2008 et 2009 ainsi que les données éventuellement disponibles pour l'année 2010.

2) Combien de nouvelles demandes (hormis les prolongations) d'utilisation de l'adresse d'un CPAS comme adresse de référence ont-elles été introduites ces dernières années ? Je souhaiterais un relevé pour 2007, 2008 et 2009 ainsi que les données éventuellement disponibles pour l'année 2010. Combien de ces demandes ont-elles été acceptées ?

3) Quelles mesures le secrétaire d'État a-t-il déjà prises ou compte-t-il prendre pour résoudre les problèmes rencontrés lors d'une demande d'adresse de référence ?

4) A-t-il prévu un suivi des mesures prises afin d'en évaluer l'efficacité ? Dans l'affirmative, de quelle manière ?

5) Sous quelle forme est organisée la coopération avec la ministre de l'Intérieur qui est prévue dans le Plan fédéral de lutte contre la pauvreté ? Une concertation avec la ministre a-t-elle été organisée ? Dans l'affirmative, le secrétaire d'État peut-il m'en communiquer les comptes rendus ? Dans la négative, pour quelle raison n'y a-t-il pas eu de concertation ?

6) Un sans-abri ou un sans domicile fixe peut aussi demander une adresse de référence à une personne physique plutôt qu'à un CPAS. Bien que le seul engagement de cette personne consiste à procurer le courrier au sans-abri, l'on croit à tort que l'inscription comme adresse de référence pourrait avoir des conséquences négatives pour la personne concernée (par exemple que l'administration considérerait cela comme une forme de cohabitation, ce qui a une incidence sur le versement d'allocations, …).

a) Combien de personnes utilisent-elles l'adresse d'une personne physique comme adresse de référence ? Je souhaite une ventilation par province et pour Bruxelles.

b) Le secrétaire d'État a-t-il entrepris des démarches pour mettre fin à ce malentendu ? Dans l'affirmative, lesquelles ?

7) Diverses associations actives dans l'aide aux sans-abri plaident aussi en faveur de la possibilité pour les personnes morales, particulièrement les associations d'aide aux sans-abri, de servir d'adresse de référence. Quel est l'avis du secrétaire d'État au sujet de cette proposition ? Envisage-t-il une telle extension ?

 

Dak- en thuislozen hebben uiteraard geen officieel adres. Dit probleem kan deels opgevangen worden door de aanvraag van een zogenaamd referentieadres. Volgens dit principe kunnen daklozen en andere personen die niet over een permanent adres beschikken, zich toch inschrijven in het bevolkingsregister. De dakloze kan het adres van een particulier persoon of dat van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) waar de dakloze feitelijk verblijft, opgeven als referentieadres.

Op die manier is het voor de dakloze mogelijk om briefwisseling of administratieve documenten te ontvangen. Bovendien neemt het ook een hindernis weg bij het verkrijgen van een aantal rechten, zoals werkloosheidsvergoedingen of stemrecht, waarvoor een inschrijving in het bevolkingsregister noodzakelijk is.

Het is een oud zeer dat het verkrijgen van een referentieadres in de praktijk niet eenvoudig is.

De problematiek rond het aanvragen van een referentieadres komt uitgebreid aan bod in het tweede deel van het tweejaarlijkse verslag van het Steunpunt Armoedebestrijding 2008-2009 en de aanpak van de problematiek is opgenomen als één van de maatregelen in het Federaal Plan Armoedebestrijding.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel personen gebruiken het adres van een OCMW als referentieadres? Graag kreeg ik een overzicht per provincie, voor de jaren 2007, 2008, 2009 en eventueel beschikbare gegevens voor het jaar 2010.

2) Hoeveel nieuwe aanvragen (geen verlengingen) om het adres van een OCMW als referentieadres te mogen gebruiken, zijn de afgelopen jaren ingediend? Graag kreeg ik een overzicht voor 2007, 2008 en 2009 en eventueel beschikbare gegevens voor het jaar 2010. Hoeveel van die aanvragen zijn goedgekeurd?

3) Welke maatregelen heeft de staatssecretaris al genomen of zal hij nog nemen om de problemen met betrekking tot het verkrijgen van een referentieadres op te lossen?

4) Voorziet hij in een follow-up van de genomen maatregelen om de doeltreffendheid ervan te evalueren? Zo ja, op welke manier zal dit gebeuren?

5) In welke vorm werd de samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken voor de problematiek van het referentieadres, vermeld in het Federaal Plan Armoedebestrijding, georganiseerd? Is er overleg geweest met de minister? Zo ja, kan hij mij de verslagen van de overlegmomenten over dit onderwerp bezorgen? Zo neen, waarom is er geen overleg geweest?

6) Als alternatief voor een referentieadres bij een OCMW kan een dak- of thuisloze ook een referentieadres aanvragen bij een natuurlijke persoon. Hoewel het enige engagement van deze personen erin bestaat de post aan de dakloze te bezorgen, leeft ten onrechte de perceptie dat het zich inschrijven als referentieadres negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor die persoon in kwestie (bijvoorbeeld omdat de overheid dit als een vorm van samenwonen zou beschouwen, wat gevolgen heeft voor uitkeringen, …).

a) Hoeveel personen gebruiken het adres van een natuurlijk persoon als referentieadres? Graag kreeg ik een uitsplitsing per provincie en voor Brussel.

b) Heeft hij stappen ondernomen om dit misverstand uit de wereld te hebben? Zo ja, welke?

7) Verschillende verenigingen die in de thuislozenzorg actief zijn, pleiten ervoor om ook rechtspersonen, in het bijzonder de verenigingen die in de thuislozenzorg zelf actief zijn, de mogelijkheid te geven om als referentieadres te fungeren. Wat is zijn mening over dit voorstel? Overweegt hij een dergelijke uitbreiding?

 
Réponse reçue le 6 juillet 2011 : Antwoord ontvangen op 6 juli 2011 :

En réponse à vos questions, je peux vous communiquer les informations suivantes.

Questions 1 et 2.

L’inscription au Registre de la population est régie par la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population et aux cartes d’identité. Conformément à l’article 1, § 2, alinéa cinq, les personnes qui, par manque de ressources suffisantes n'ont pas ou n'ont plus de résidence et qui, à défaut d'inscription dans les registres de la population, se voient privées du bénéfice de l'aide sociale d'un Centre public d’action sociale (CPAS) ou de tout autre avantage social, sont inscrites à l'adresse du CPAS de la commune où elles sont habituellement présentes.

La loi précitée stipule qu’il y a lieu d’entendre par adresse de référence l’adresse d’une personne physique, mais elle prévoit une dérogation, notamment pour des personnes sans-abri qui peuvent être inscrites à certaines conditions à l’adresse du CPAS.

Étant donné que l’inscription aux registres de la population relève de la compétence de la Ministre de l’Intérieur, Madame Annemie Turtelboom, mon administration ne dispose pas de données chiffrées concernant les adresses de référence.

3. Le problème que pose l’obtention d’une adresse de référence par des sans-abri a déjà été abordé dans le cadre du Plan fédéral de lutte contre la pauvreté 2008. Il a été demandé au Service de lutte contre la pauvreté d’organiser une concertation et de formuler des recommandations aux sans-abri dans son rapport bisannuel de 2009. Outre cette concertation, une étude a été confiée à l’Université d’Anvers et à l’Université de Liège afin de dresser une cartographie de l’aide des CPAS aux sans-abri. Les deux études traitent de l’adresse de référence en tant qu’instrument fédéral dans le cadre de la lutte contre le sans-abrisme. Il est ressorti de ces études que 65 % des CPAS attribuent rarement ou n’attribuent jamais une adresse de référence. Il est manifeste que les CPAS ne savent pas comment interpréter la réglementation relative à l’adresse de référence.

4. L’analyse du Service de lutte contre la pauvreté et les études des Universités d’Anvers et de Liège ont révélé que la nécessité d’initiatives législatives était moindre que celle d’une meilleure information des CPAS et des bénéficiaires. Il s’avère donc indispensable de continuer à diffuser des informations relatives à l’adresse de référence. Ces informations sur l’adresse de référence constituent dès lors une valeur sûre du Guide pour les sans-abri publié par le SPP Intégration sociale. Ce Guide pour les sans-abri a été conçu et est régulièrement mis à jour en collaboration avec le Front commun des SDF, de sorte qu’il réponde exactement aux besoins d’information des sans-abri et d’autres personnes en situation de précarité quant aux droits qu’ils peuvent faire valoir. La concertation avec les organes faîtiers des CPAS concernant l’étude du SPP Intégration sociale a également mis en évidence la nécessité de la communication d’informations claires aux CPAS.

5. Une concertation au niveau administratif aura lieu sous peu entre les administrations du SPF Intérieur et du SPP Intégration sociale à propos de l’adresse de référence et de la diffusion d’informations à ce sujet. Un des experts du vécu recrutés dans le cadre du projet fédéral « Experts du vécu en matière de pauvreté et d’exclusion sociale au sein des services publics fédéraux » a commencé le 16 mars dernier à travailler sur ce thème au SPF Intérieur.

6. L’alternative consistant à avoir pour adresse de référence celle d’une personne privée est également expliquée dans le Guide fédéral pour les sans-abri.

L’analyse réalisée par le Service de lutte contre la pauvreté a mis en lumière la crainte que vous évoquez, par ailleurs infondée, quant aux conséquences négatives d’une telle inscription. Dans le cadre de la concertation avec le SPF Intérieur, la nécessité d’une campagne, mise en avant par le Service de lutte contre la pauvreté, sera débattue.

7. L’extension des dispositions de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population et aux cartes d’identité à la possibilité pour les sans-abri d’avoir pour adresse de référence celle d’une personne morale telle qu’une asbl active dans l’accueil et l’aide aux sans-abri exige une modification de la loi. Il est exclu qu’un gouvernement en affaires courantes prenne une telle initiative dans ce sens.

In antwoord op uw vragen, kan ik u het volgende meedelen.

Vragen 1 en 2

De inschrijving in het Bevolkingsregister wordt geregeld door de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten. Overeenkomstig artikel 1. § 2, vijfde lid kunnen personen die bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben en die bij gebrek aan inschrijving in de bevolkingsregisters geen maatschappelijke dienstverlening kunnen genieten van een Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) of om het even welk ander sociaal voordeel, ingeschreven worden op het adres van het OCMW waar zij gewoonlijk verblijven.

Bovenvermelde wet stelt het referentieadres bij een natuurlijke persoon als principe, maar voorziet een afwijking ondermeer voor dakloze personen die onder bepaalde voorwaarden kunnen ingeschreven worden op het adres van het OCMW.

Aangezien de inschrijving in de bevolkingsregisters ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse zaken, mevrouw Annemie Turtelboom. Mijn administratie beschikt niet over cijfergegevens in verband met referentieadressen.

3. Het probleem van het verkrijgen van een referentieadres door daklozen is een probleem dat reeds aangekaart werd in het federaal plan armoedebestrijding van 2008. Aan het Steunpunt Armoedebestrijding werd gevraagd om een overleg te organiseren en aanbevelingen voor daklozen te formuleren in zijn tweejaarlijks verslag van 2009. Aanvullend aan deze dialoog, werd er een studie uitbesteed aan de Universiteit van Antwerpen en de Universiteit van Luik om de hulpverlening van de OCMW’s aan daklozen in kaart te brengen. Het referentieadres, als federaal instrument in de strijd tegen de dakloosheid, wordt in beide studies behandeld. Er bleek dat 65 % van de OCMW’s zelden of nooit een referentieadres toekennen. Klaarblijkelijk weten OCMW’s niet hoe ze de regelgeving rond het referentieadres moeten interpreteren.

4.. Uit de analyse van het Steunpunt Armoedebestrijding en het onderzoek door de Universiteiten van Antwerpen en Luik, blijkt dat er zich niet zozeer wetgevende initiatieven opdringen, als wel de nood aan een betere informatieverstrekking naar de OCMW’s en de rechthebbenden. Het blijven verspreiden van de informatie over het referentieadres is dus noodzakelijk. De informatie over het referentieadres vormt dan ook een vaste waarde in de Daklozengids die de POD Maatschappelijke Integratie verspreidt. Deze Daklozengids kwam tot stand en wordt regelmatig geactualiseerd in samenwerking met het Gemeenschappelijke Daklozenfront zodat hij nauw aansluit op de nood van daklozen, en andere personen in bestaansonzekerheid, aan informatie over de rechten die zij kunnen laten gelden. Uit het overleg met de koepels van de OCMW’s met betrekking tot de studie van de POD Maatschappelijke Integratie, werd eveneens de nood aan een duidelijke informatieverstrekking aan de OCMW’s eveneens gesteld.

5. Eerstdaags zal er op administratief niveau een overleg plaatsvinden tussen de administraties van FOD Binnenlandse Zaken en de POD Maatschappelijke Integratie met betrekking tot het referentieadres en de informatieverspreiding hierover. Eén van de ervaringsdeskundigen, tewerkgesteld in het kader van het federaal project “Inschakeling van Ervaringsdeskundigen in de Armoede en Sociale Uitsluiting bij de federale overheidsdiensten” ging op 16 maart laatstleden aan de slag met betrekking tot dit thema bij de FOD Binnenlandse Zaken.

6. Het alternatief van een referentieadres bij een privé-persoon wordt eveneens toegelicht in de federale Daklozengids.

Uit de analyse van het Steunpunt Armoedebestrijding blijkt de door u genoemde, maar onterechte, vrees voor de negatieve gevolgen hiervan. In het overleg met de FOD Binnenlandse Zaken, zal de door het Steunpunt gestelde nood aan een campagne, ter sprake gebracht worden.

7. De uitbreiding van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten met de mogelijkheid dat daklozen een referentieadres zouden kunnen nemen bij een rechtspersoon zoals een vzw actief in het onthaal en de opvang van daklozen vraagt een wetswijziging. Het is uitgesloten dat een regering in lopende zaken hierin het voortouw neemt.