SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4216 Schriftelijke vraag nr. 5-4216

de Louis Ide (N-VA)

van Louis Ide (N-VA)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Internement - Commissions de défense sociale - Différences d'appréciation Internering - Commissies tot bescherming van de maatschappij - Verschillen in de beoordeling 
________________
internement psychiatrique
défense sociale
opname in psychiatrische kliniek
sociaal verweer
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
29/3/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
29/3/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-2383 Réintroduction de : question écrite 5-2383
________ ________
Question n° 5-4216 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4216 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans des questions parlementaires antérieures, j'ai abordé à plusieurs reprises le problème de l'internement (demandes d'explication n° 4-1312, Annales n° 4-103 du 17 décembre 2009, page 78, et n° 4-1467, Annales n° 4-112 du 11 février 2010, page 70; question orale n°4-1145, Annales n° 4-115 du 11 mars 2010, page 22). J'ai informé le ministre de la tendance de la Commission de défense sociale d'Anvers d'interner systématiquement à vie.

Ces internements systématiques à vie ont pour conséquence que des personnes malades dépérissent en prison, ne sont pas traitées et ne peuvent finalement jamais être réinsérées dans la société, encore que je sois conscient que certains internés ne pourront jamais être réinsérés dans la société. Il serait également question d'une différence d'appréciation systématique entre, sans entrer dans les détails, la Commission de défense sociale (CDS) de Gand et celle d'Anvers. Inversement, si ces personnes sont mentalement malades, ne sont pas en état de fonctionner normalement et ne peuvent être réinsérées dans la société parce qu'elles représentent un danger pour la société, alors leur place n'est pas en prison. Elles y représenteraient alors aussi un danger pour les codétenus.

J'avais simultanément attiré votre attention sur le fait que les CDS devraient davantage associer le médecin traitant ou le spécialiste à leur appréciation de l'interné et devraient davantage tenir compte de leur connaissance du patient ou interné.

J'ai reçu divers signaux indiquant qu'en dépit du fait que tous les Belges devraient normalement jouir des mêmes droits, ce n'est manifestement toujours pas la cas en cette matière. Il en résulte qu'en fonction de la CDS qui se prononce, la nécessité d'interner une personne n'est pas toujours la même, ce que je trouve inacceptable. La personne du juge ne peut être déterminante pour l'état mental d'un interné.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

1) Le ministre a-t-il déjà examiné la question de manière profonde? Peut-il, d'une manière ou d'une autre, contrôler les « tendances d'appréciation » des différentes CDS afin de vérifier si elles sont correctes et peuvent ou non être appliquées de manière générale ?

2) N'estime-t-il pas nécessaire de prendre contact avec le chef de corps compétent pour la CDS d'Anvers ?

3) Dans l'éventualité ou cela a déjà été fait, quelles démarches ce chef de corps a-t-il déjà entreprises ?

 

In vorige parlementaire vragen kaartte ik de interneringsproblematiek meermaals aan (vragen om uitleg 4-1312, Handelingen nr. 4-103 van 17 december 2009, blz. 78, en 4-1467, Handelingen nr. 4-112 van 11 februari 2010, blz. 70; mondelinge vraag 4-1145, Handelingen nr. 4-115 van 11 maart 2010, blz. 22). Ik bracht de geachte minister op de hoogte van de trend tot systematische levenslange internering door de Commissie ter bescherming van de maatschappij in Antwerpen.

Deze systematische levenslange interneringen hebben tot gevolg hebben dat zieke mensen in de gevangenis wegkwijnen, niet behandeld worden en uiteindelijk nooit gere-integreerd geraken in de maatschappij. Goed beseffende dat sommige mensen-geïnterneerden nooit in de maatschappij kunnen terugkeren. Er zou ook sprake zijn van een systematisch verschil in oordelen tussen pakweg de Commissie tot bescherming van de maatschappij (CBM) van Gent en het CBM van Antwerpen. Omgekeerd, indien ze geestesgestoord zijn en niet in staat zijn normaal te functioneren en ze niet gereïntegreerd kunnen worden in de maatschappij omdat ze een gevaar betekenen voor de maatschappij dan horen ze niet thuis in de gevangenis. Ze zouden hier dan ook een gevaar betekenen voor de medegevangen.

Tegelijk vestigde ik uw aandacht er toen op dat CBM's in hun beoordeling van de geïnterneerde de behandelende huisarts of specialist meer dienden te betrekken en meer rekening moest houden met zijn kennis van de patiënt of geïnterneerde.

Ik krijg ook verschillende signalen dat ondanks het feit dat recht normaliter gelijk zou moeten gelden voor alle Belgen dit blijkbaar in deze materie nog steeds niet het geval is. Gevolg hiervan is dat het, afhankelijk van welke CBM zich over u uitspreekt, u meer of minder noodzaak vertoont om geïnterneerd te worden en dit kan mijns inziens niet. Deze of gene rechter kan niet bepalend zijn voor de geestestoestand van een geïnterneerde.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is dit al ten gronde onderzocht door de geachte minister? Kan hij op een of andere manier de " oordeeltrends " van de verschillende CBM's toetsen op hun correctheid en algemeen geldendheid?

2) Is het volgens hem niet noodzakelijk contact op te nemen met de korpschef die bevoegd is voor de CBM Antwerpen?

3) Zo dit al gebeurd is, wat heeft de korpschef ondertussen al ondernomen?

 
Réponse reçue le 29 mars 2012 : Antwoord ontvangen op 29 maart 2012 :

Voyez la réponse donnée par mon prédécesseur aux questions orales de Bert Anciauxdu 23 février 2011, dans laquelle il était référé à une enquête réalisée à l'époque auprès des sept CDS - http://www.senate.be/crv/5-43COM.html)

La Cour de cassation a déjà confirmé à plusieurs reprises que lorsque la CDS statue sur un litige en matière de liberté individuelle, elle agit comme une véritable juridiction. La commission pluridisciplinaire examine les demandes de mise en liberté de manière autonome et discrétionnaire, comme n'importe quelle autre juridiction. En tant que membre du pouvoir exécutif, je ne suis pas habilité à intervenir à ce niveau en raison du principe de la séparation des pouvoirs. Quand bien même je disposerais de chiffres révélant une tendance d'appréciation manifeste de la part des CDS respectives (il s'agirait en l'occurrence de la proportion de mises en liberté octroyées par rapport au nombre de demandes de mise en liberté), il ne serait pas possible d'interpréter une telle tendance de manière à déterminer si ces décisions sont "correctes et peuvent ou non être appliquées de manière générale". En effet, comme indiqué ci-avant, il s'agit de décisions prises de manière discrétionnaire par des juridictions sur la base de critères fixés par la loi.

Ik verwijs naar het antwoord gegeven door mijn voorganger op de mondelinge vragen van Bert Anciaux van 23 februari 2011 waarin verwezen werd naar een enquête die toen liep bij de zeven CBM’s - http://www.senate.be/crv/5-43COM.html)

Het Hof van Cassatie heeft al verschillende keren bevestigd dat wanneer de CBM uitspraak doet over een geschil betreffende de individuele vrijheid, zij dan optreedt als een eigenlijk gerecht. De multidisciplinair samengestelde commissie beoordeelt de verzoeken tot een invrijheidstelling autonoom en op discretionaire wijze, zoals ieder ander rechtscollege. Gelet op het beginsel van de scheiding der machten, kan ik daar als lid van de uitvoerende macht niet in tussenkomen. Zelfs als ik zou beschikken over cijfers die wijzen op een duidelijke oordeeltrend van de respectieve CBM’s (waarbij het dan zou gaan om de verhouding van toegekende invrijheidstellingen ten opzichte van de verzoeken daartoe), dan nog is het niet mogelijk dergelijke trends te interpreteren in termen van “correctheid en algemeen geldendheid” van de beslissingen. Deze beslissingen zijn immers, zoals gezegd, discretionaire beslissingen van rechtscolleges op basis van in de wet vastgestelde criteria.