SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4161 Schriftelijke vraag nr. 5-4161

de Liesbeth Homans (N-VA)

van Liesbeth Homans (N-VA)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
La protection de la vie privée et la distribution postale De bescherming van de privacy inzake postbestelling 
________________
service postal
protection de la vie privée
protection des communications
postdienst
eerbiediging van het privé-leven
telefoon- en briefgeheim
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
3/8/2012Rappel
13/11/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
3/8/2012Rappel
13/11/2012Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2655 Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2655
________ ________
Question n° 5-4161 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4161 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Selon la législation sur la distribution postale, il est en Belgique obligatoire de disposer d'une adresse postale, mais pas d'une boîte aux lettres dans laquelle le courrier puisse effectivement être déposé. Pour une fraction importante de la population, cela ne pose pas de problème puisque chacun peut choisir de ne pas recevoir son courrier à son adresse postale. Il doit pourtant être possible de recevoir son courrier, car la distribution postale est un service universel au sens de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques.

C'est ici que le bât blesse. Placer une boîte aux lettres n'est obligatoire ni pour les propriétaires ni pour les locataires. On arrive ainsi à des situations où les occupants d'un immeuble à appartements multiples doivent se partager une boîte aux lettres parce que le propriétaire n'en a pas prévu de séparées. Il n'est pas impensable que certains envois se retrouvent chez la mauvaise personne, ce qui peut mettre en péril la protection de la vie privée.

Je souhaiterais poser les questions suivantes :

1. Pourquoi une telle obligation n'a t elle jamais été instaurée ?

2. Dans une optique de protection de la vie privée, vous semble t il indiqué de compléter la loi sur les baux à loyer ou l'arrêté royal du 8 juillet 1997 par l'obligation de pourvoir chaque unité d'habitation d'une boîte aux lettres ?

3. Les locataires ont ils actuellement une base juridique pour exiger une boîte aux lettres particulière si cela n'a pas été prévu dans le bail ?

 

Volgens de wetgeving met betrekking tot de postbestelling is het in België verplicht om over een postadres te beschikken, maar niet om een brievenbus te hebben waarin de post ook daadwerkelijk besteld kan worden. Dit hoeft voor een aanzienlijk deel van de bevolking geen probleem te zijn aangezien het ieders recht is om ervoor te kiezen om niet beschikbaar te zijn voor briefwisseling op zijn postadres. Logischerwijs zou het echter wel mogelijk moeten zijn om post te ontvangen, aangezien de postbedeling in België universeel is volgens de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Hier wringt echter het schoentje. Het plaatsen van brievenbussen is niet verplicht: niet voor de eigenaars en niet voor de huurders. Dat leidt tot situaties waarbij de bewoners van een gebouw met meerdere wooneenheden een brievenbus moeten delen omdat de eigenaar van het gebouw niet voorziet in aparte brievenbussen. Het is niet ondenkbaar dat bepaalde poststukken zo in verkeerde handen kunnen vallen, waardoor de bescherming van de privacy in het gedrang kan komen.

Graag stelde ik u hierover de volgende vragen:

1. Om welke reden werd een dergelijke verplichting nooit geïmplementeerd?

2. Acht u het opportuun om de huurwet of het koninklijk besluit van 8 juli 1997 in het kader van de bescherming van de privacy uit te breiden met de verplichting om elke wooneenheid te voorzien van een brievenbus?

3. Hebben huurders momenteel een juridisch argument om een aparte brievenbus te eisen indien dit niet in de huurovereenkomst werd opgenomen?

 
Réponse reçue le 13 novembre 2012 : Antwoord ontvangen op 13 november 2012 :

L'article 2 des dispositions du Code civil concernant les règles particulières aux baux relatifs à la résidence principale du preneur pose le principe que le bien loué doit répondre aux exigences élémentaires de sécurité, de salubrité et d'habitabilité.

En exécution de cette disposition, l'arrêté royal du 8 juillet 1997 en fixe les conditions.

Cet arrêté ne comporte effectivement aucune disposition relative au placement de boîtes aux lettres séparées.

Il s'avère en effet que cela ne relève pas des exigences de sécurité, de salubrité et d'habitabilité visées à l'article 2 précité, lequel ne porte que sur « l'état du bien loué »

En outre, il n'apparaît pas clairement si par « protection de la vie privée » l'honorable membre entend l'article 8 de la Convention européenne des Droits de l'Homme, la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel ou l'article 314bis du Code pénal relatif au secret des communications.

En ce qui concerne l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'Homme (CEDH), la mise à disposition d'une boîte aux lettres individuelle n'a jamais été évoquée dans la jurisprudence de la Cour européenne des Droits de l'homme. Aucune obligation positive pour les États de prévoir dans leur législation nationale la mise à disposition d'une boîtes aux lettres individuelle pour les locataires ne peut être déduite de l'article 8 de la CEDH.

La loi du 8 décembre 1992 ne s'applique qu'au traitement de données, ce qui ne concerne donc pas la poste. La Commission de protection de la vie privée n'a, à notre connaissance, émis aucun avis sur cette question.

Sur la base de l'article 314bis du Code pénal, seul le contenu de la communication est protégé, pas le contenant.

La disponibilité d'une boîte aux lettres commune n'est à mon sens pas contraire aux dispositions en matière de protection de la vie privée. Puisque la soustraction ou l'ouverture de courrier par des tiers est déjà sanctionnée pénalement, une disposition spécifique qui imposerait une boîte aux lettres individuelle ne nous semble pas nécessaire.

L'honorable membre est toutefois libre d'interroger à ce propos la Commission de la protection de la vie privée, instituée auprès de la Chambre.

L'article 29, §1er, de la loi du 8 décembre 1992 dispose en effet que la Commission émet soit d'initiative, soit sur demande du Gouvernement, des Chambres législatives, (...) des avis sur toute question relative à l'application des principes fondamentaux de la protection de la vie privée dans le cadre de ladite loi.

Artikel 2 van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder, vestigt het beginsel op grond waarvan het gehuurde goed moet beantwoorden aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid.

Ter uitvoering van die bepaling worden in het koninklijk besluit van 8 juli 1997 de voorwaarden vastgesteld.

In dat besluit is inderdaad niets bepaald over de plaatsing van aparte brievenbussen.

Zulks blijkt immers niet te vallen onder de vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid zoals bedoeld in voornoemd artikel 2, dat enkel betrekking heeft op de “staat van het gehuurde goed”.

Het is voorts niet duidelijk of het geachte lid met “bescherming van de privacy” doelt op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of artikel 314 bis van het Strafwetboek houdende de bescherming van het geheim van de communicatie.

Wat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens EVRM betreft, is de terbeschikkingstelling van een individuele brievenbus nog nooit ter sprake gekomen in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Uit artikel 8 van het EVRM kan geen positieve verplichting worden afgeleid in hoofde van de staten om in hun nationale wetgeving te voorzien in de terbeschikkingstelling van individuele brievenbussen voor de huurders.

De wet van 8 december 1992 is enkel van toepassing op de gegevensverwerking, hetgeen geen betrekking heeft op post. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft, voor zover ons bekend, geen advies over die kwestie verstrekt.

Op grond van artikel 314bis van het Strafwetboek wordt enkel de inhoud van de communicatie beschermd, niet datgene dat de communicatie bevat.

Volgens mij is de beschikking over een gemeenschappelijke brievenbus niet strijdig met de bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aangezien het ontvreemden of openen van post door derden reeds strafrechtelijk wordt bestraft, lijkt het ons niet nodig te voorzien in een specifieke bepaling die een individuele brievenbus vereist.

Het staat het geachte lid evenwel vrij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, geïnstalleerd bij de Kamer, ter zake te ondervragen.

In artikel 29, § 1, van de wet van 8 december 1992 is immers bepaald dat de Commissie van advies dient, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van de Regering, van de Wetgevende Kamers, (...) omtrent iedere aangelegenheid die betrekking heeft op de toepassing van de grondbeginselen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het kader van deze wet.